29 241
Voorgenomen huwelijk Z.K.H. prins Johan Friso

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2003

Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, toekomen de antwoorden op de vragen van de leden van uw Kamer de heer Herben (LPF) en mevrouw Vos (GL), zoals deze zijn gesteld tijdens het ordedebat van 7 oktober jl. waarvan u mij een stenografisch verslag zond bij uw brief van 7 oktober (uw kenmerk: 203-099).

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Voor het antwoord op de vragen van de heer Herben verwijs ik naar de brief hierover die heden aan de Tweede Kamer is gezonden (kamerstuk 29 241, nr. 2). Mevrouw Wisse Smit wordt niet van adel door haar huwelijk met Z.K.H. prins Johan Friso. De Wet op de adeldom laat dit niet toe.

Op de vragen van mevrouw Vos inzake de ministeriële verantwoordelijkheid, die zijn gesteld naar aanleiding van de persconferentie op 3 oktober jl. na de ministerraad, luidt mijn antwoord als volgt.

Voor de Koningin alsmede voor de leden van het Koninklijk Huis voor zover hun handelen (of nalaten) het openbaar belang raakt, draag ik ministeriële verantwoordelijkheid. De ministeriële verantwoordelijkheid geldt eveneens voor de Rijksvoorlichtingsdienst.

Voor de persoon van mevrouw Wisse Smit zou in staatsrechtelijke zin de ministeriële verantwoordelijkheid pas gelden vanaf het moment dat zij lid zou zijn geworden van het Koninklijk Huis. Met de indiening van een dergelijk wetsvoorstel neemt de regering de verantwoordelijkheid om toestemming aan de Staten-Generaal te vragen en te verkrijgen voor een huwelijk. Voorafgaande aan de indiening van het wetsvoorstel bestaat er vanzelfsprekendheid ministeriële verantwoordelijkheid voor het proces ter voorbereiding daarvan zoals de ministeriële verantwoordelijkheid ook geldt gedurende het proces van wetgeving na de indiening van het wetsvoorstel.

Met mijn uitlatingen op 3 oktober jl. heb ik dus geenszins de indruk willen wekken dat er geen ministeriële verantwoordelijkheid geldt. Wel heb ik willen benadrukken dat er voor de (inhoud van de uitlatingen van de) persoon van de verloofde als zodanig in staatsrechtelijke zin geen ministeriële verantwoordelijkheid geldt.

Naar boven