nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2003
Van uw brief van 30 september 2003, kenmerk 203-094, met een gedeelte
van het stenografisch verslag van het ordedebat van 30 september (Handelingen
der Kamer II, vergaderjaar 2003–2004, nr. 7, blz. 263–264), en
van de schriftelijke vragen van de heer Eerdmans (ingezonden 1 oktober 2003)
waar het verslag ook naar verwijst, heb ik kennisgenomen.
U hebt verzocht de beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer
Eerdmans te betrekken bij de beantwoording van de vragen van mevrouw Kalsbeek.
Ten aanzien van de vragen van mevrouw Kalsbeek heeft de Kamer besloten
geen tijdslimiet te verbinden aan de beantwoording daarvan. Ik deel haar standpunt
dat zorgvuldigheid hier belangrijker is dan snelheid, ten behoeve van een
goede beantwoording.
Het Reglement van Orde van uw Kamer verbindt een termijn van drie weken
aan beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Eerdmans.
Met het oog op uw verzoek de beantwoording van zijn vragen te kunnen betrekken
bij de beantwoording van de vragen van mevrouw Kalsbeek, vraag ik u ten aanzien
van de beantwoording van de vragen van de heer Eerdmans het uitstel dat nodig
kan zijn om de beantwoording van beide vragen bij elkaar te kunnen betrekken.
Het streven is erop gericht om met inachtneming van de vereiste zorgvuldigheid
beide vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
J. P. Balkenende