Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29237 nr. 99 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29237 nr. 99 |
Vastgesteld 2 juni 2009
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 19 februari 2009 inzake het Onafhankelijk Panel inzake het gebruik van evaluaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 29 237, nr. 85).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 mei 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Op welk moment worden de adviezen van het expertpanel openbaar? Vóór of nadat de minister, DGIS of IOB ervan kennis hebben genomen? Worden de adviezen van het panel, aangezien het panel niet rechtstreeks maar via de minister aan de directeur IOB en de DGIS leiding adviseert, pas openbaar na ontvangst door de minister? Of zijn de adviezen openbaar zodra het panel het advies aan de minister heeft verzonden? Krijgt de Kamer eerder inzicht in de adviezen dan de pers?
Het panel adviseert de minister. Deze neemt kennis van het advies en stuurt het door naar de Tweede Kamer. Daarmee wordt het ook voor andere geïnteresseerden, waaronder de pers, openbaar.
Is het de bedoeling dat het panel uitsluitend alle IOB evaluaties gaat onderzoeken of kan zijn taak breder opgevat worden?
Het panel heeft tot taak te adviseren over de bruikbaarheid en het gebruik van evaluaties op het terrein van OS. Ook ten aanzien van evaluaties die niet door IOB zijn uitgevoerd kan het panel advies uitbrengen.
Kan de Kamer een concept kandidatenlijst ontvangen?
Het zoeken van kandidaten dient naar mijn mening een vertrouwelijke karakter te hebben. Uiteraard zal ik de kamer over de uiteindelijke samenstelling van het panel informeren.
Is het in theorie mogelijk dat een ambtenaar van een ministerie wordt vrijgesteld om aan het panel deel te nemen? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Nee. Het panel bestaat uit externe deskundigen.
Is het in theorie mogelijk dat een lid of medewerker van de Algemene Rekenkamer of bijvoorbeeld het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in het panel plaats zal nemen? Vindt u dit wenselijk? Zo neen, waarom niet?
In theorie is dit mogelijk. In het panel dienen ervaring en deskundigheid op het gebied van evaluatie en kennis van ontwikkelingssamenwerking op een evenwichtige manier vertegenwoordigd te zijn. Ik zou leden of medewerkers van de Algemene Rekenkamer of bijvoorbeeld het Sociaal Cultureel Planbureau daarbij niet op voorhand willen uitsluiten.
Zal het panel alleen adviseren op het beleidsterrein van Ontwikkelingssamenwerking of ook op de beleidsterreinen Buitenlandse Zaken en Europese Zaken?
Het panel adviseert de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en houdt zich niet bezig met andere onderdelen van het buitenlands beleid.
Wat is de status van de adviezen van het panel? Zijn de adviezen bindend, of zijn minister en/of directeur IOB vrij om adviezen over te nemen dan wel naast zich neer te leggen?
Adviezen van het panel zullen voor de minister, en daarmee ook voor zijn ambtelijke staf, zwaar wegen. De minister maakt in alle gevallen een eigen afweging.
Zijn verantwoording over doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en de beleidsuitvoering en de leerfunctie niet precies hetzelfde? Met andere woorden zijn verantwoorden en leren niet identiek?
Hoewel de meeste evaluaties zowel kunnen dienen ter verantwoording als om van te leren, gaat het om verschillende functies. Bij het afleggen van verantwoording over gevoerd beleid wordt teruggekeken op relevantie, doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Nadat dit is gebeurd, en als inzicht is verkregen in welke factoren bepalen of we het beoogde doel ook daadwerkelijk bereiken, kunnen er lessen worden getrokken die in nieuw of aangepast beleid kunnen worden toegepast.
Dreigt niet het gevaar dat adviezen van het expertpanel over de bruikbaarheid van adviezen de positie van IOB ondermijnen?
Integendeel. Naarmate de bruikbaarheid van IOB-evaluaties verder toeneemt, zal de positie van IOB als onafhankelijke evaluatiedienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken verder worden versterkt.
Wat gebeurt er als het expertpanel de bruikbaarheid van een IOB-advies laag acht? Neemt de minister dan het IOB-advies niet over?
De minister maakt in alle gevallen een eigen afweging. Bij die afweging weegt het oordeel van het in te stellen panel uiteraard zwaar mee.
Dreigt niet het gevaar dat adviezen van het expertpanel gericht aan de DGIS leiding (via de minister) met betrekking tot het gebruik van evaluaties de invloed van IOB ondermijnen?
De invloed van IOB wordt met name bepaald door de kwaliteit van de uitgevoerde evaluaties. Bruikbaarheid is daarbij een belangrijk kwaliteitskenmerk (zie ook vraag 9). De verantwoordelijkheid voor het gebruik van evaluaties ligt niet bij IOB. De onafhankelijkheid van IOB vraagt op dit punt juist om het in acht nemen van een zekere afstand. Waar door middel van adviezen van het panel het gebruik van evaluaties kan worden bevorderd, zal de invloed van IOB eerder toenemen dan dat deze wordt ondermijnd.
Wat is de reden dat het panel zich uitsluitend via de minister tot IOB kan richten? Waarom kunnen de leden van het panel zich niet rechtstreeks tot de directeur IOB of DGIS richten?
De minister is verantwoordelijk voor de mate waarin er van IOB-evaluaties wordt geleerd. Bruikbaarheid en gebruik van evaluaties zijn daarvoor bepalend. Juist omdat de minister zijn verantwoordelijkheid moet kunnen nemen voor het leerproces en zich daarover aan de Kamer moet verantwoorden, ligt het niet voor de hand dat het panel, buiten de minister om, rechtstreeks aan IOB of DGIS advies uitbrengt
Hoe bindend zijn de adviezen van het panel over de uitgangspunten van de evaluatieprogrammering? Als men het niet eens wordt, panel enerzijds en IOB anderzijds, wie bepaalt dan wat de strategie wordt?
In overleg met de Kamer is op 29 mei 2008 afgesproken dat directeur IOB verantwoordelijk is voor de vaststelling van de programmering van alle evaluaties op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking. De opstelling van die programmering is een interactief proces, waarbij, zoals ik aan de Kamer toezegde, meerdere partijen – de politieke en ambtelijke leiding van het ministerie, maar ook de Kamer zelf – hun wensen kenbaar kunnen maken. Het panel adviseert over te hanteren uitgangspunten die kunnen helpen uit dit interactieve proces een evenwichtige programmering tot stand te laten komen. De afspraak van mei vorig jaar – directeur IOB stelt programmering vast – blijft daarbij van kracht.
Kunt u aangeven in welk opzicht de leden van het panel onafhankelijk zullen zijn? Betekent onafhankelijkheid dat zij niet op een directe of indirecte manier andere financiering/subsidiëring van het ministerie mogen ontvangen, dus dat mensen uit bijvoorbeeld MFS-organisaties zijn uitgesloten? Mogen panelleden een (betaalde of onbetaalde) functie bekleden in een politieke partij? Moet er gedacht worden aan bijvoorbeeld wetenschappers met een methodologische achtergrond of juist een OS-achtergrond?
Lidmaatschap van het panel sluit de mogelijkheid uit opdrachten uit te voeren ten behoeve van IOB-evaluaties. Omgekeerd vormt eerdere betrokkenheid van panelleden bij formulering of uitvoering van door IOB te evalueren programma’s ook een grond voor uitsluiting van deelname in het panel. Vervulling van welke andere functie dan ook kan geen reden zijn om niet in het panel zitting te mogen nemen.
Kennis van evaluatie-methodologie en van Ontwikkelingssamenwerking zullen in ongeveer gelijke mate in het panel aanwezig moeten zijn.
Kan de Kamer het panel ook om een mondelinge toelichting vragen?
Het staat de Kamer uiteraard vrij zijn eigen werkzaamheden te organiseren.
Waarom wordt er voor gekozen het secretariaat van het expertpanel uit te laten voeren door IOB?
Om praktische redenen. Gezien zijn verantwoordelijkheid voor de programmering en uitvoering van evaluaties lijkt IOB het beste gepositioneerd om het panel van de benodigde informatie te voorzien.
Hoeveel uur per week of per maand verwacht u dat de leden van dit panel aan deze taak kwijt zullen zijn?
Ik heb er om principiële redenen voor gekozen het panel zelf zijn werkzaamheden en frequentie van vergaderen te laten regelen. Ik kan deze vraag dan ook niet beantwoorden.
Kunt u een nadere toelichting geven op wat u een «passende» vergoeding acht voor de leden van het expertpanel? Uit welk budget wordt dit betaald?
De vergoeding is conform de voorschriften uit de Wet vergoedingen en commissies zoals gepubliceerd in het Staatsblad van 4 december 2008. De vastgestelde vergoeding zal conform deze wet in de Staatscourant worden gepubliceerd.
Zijn de adviezen van het expertpanel bindend? Of kunnen de minister, IOB of de DGIS leiding hiervan afwijken. Zo ja onder welke voorwaarden?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Betekent de advisering van het expertpanel over de institutionele verankering van de evaluatiefunctie in de beleidscyclus dat u de huidige situatie onbevredigend acht?
Ik streef naar goed gebruik van evaluatie ofwel het leren van evaluatieresultaten voor beleidsontwikkeling en uitvoering. In jaarverslagen wordt bijvoorbeeld al aangegeven hoe evaluaties het beleid op hoofdlijnen hebben beïnvloed. Met de instelling van het panel hoop ik bij te dragen aan een verdere verbetering van het gebruik van evaluaties.
Meent u met deze voorstellen recht te hebben gedaan aan de uitvoering van de motie Boekestijn/Gillard (31 031-V, nr. 9) over de noodzaak van een onafhankelijke beleidsevaluatie?
Ja. IOB is een departementale onderzoeksinstelling met een onafhankelijke status. Onafhankelijkheid is onder meer gewaarborgd door de bevoegdheid van IOB om evaluaties zelfstandig te programmeren, om Terms of Reference zelfstandig vast te stellen en om voor de inhoud van de rapporten de volledige verantwoordelijkheid te nemen. Ook zijn IOB-rapporten openbaar en krijgt de Kamer ze, in de regel voorzien van een beleidsreactie, binnen drie maanden na vaststelling toegezonden. De motie Boekestijn/Gilliard is hiermee uitgevoerd.
Stel dat IOB een andere opvatting koestert over de validiteit en betrouwbaarheid van zijn evaluatierapporten dan de leden van het expertpanel, welke opvatting neemt u dan over?
Dat valt in zijn algemeenheid niet te zeggen. De minister maakt ook als hij zich laat adviseren, zijn eigen afweging.
Kunt U precies omschrijven wanneer aandachtspunten en/of aanbevelingen uit evaluaties niet uitvoerbaar zijn?
In de beleidsreactie die in de regel samen met het IOB-rapport naar de Kamer gaat, staat per rapport helder beschreven wat de minister van de conclusies van een evaluatie en eventuele aanbevelingen vindt. Als de minister een specifieke aanbeveling niet uitvoerbaar acht, zal hij dat in dat specifieke geval moeten beargumenteren. Meer algemene uitspraken vallen daar niet over te doen.
Stel dat het expertpanel tijdens de monitoring van de follow-up van aanbevelingen en/of aandachtspunten uit evaluatierapporten constateert dat het ministerie in gebreke blijkt, bent u dan gedwongen alsnog het beleid aan te passen?
Een dergelijke constatering zal uiteraard zwaar wegen in de door de minister te nemen besluiten. Van dwang kan echter geen sprake zijn. De minister houdt zijn verantwoordelijkheid, de Kamer controleert.
Waarom is kennis van het functioneren van overheidsorganisaties en in het bijzonder de betekenis van de evaluatiefunctie binnen de overheid eigenlijk een noodzakelijke expertise voor een lid van het expertpanel? Is wetenschappelijke kennis van methoden en technieken van toetsend onderzoek die zich vooral niets aantrekt van bureaucratische weerstand tegen controle niet het enige dat telt?
Het debat over gebruik en bruikbaarheid van evaluaties vindt niet in een vacuüm, maar in een beleidsspecifieke context plaats. Kennis van die context, in dit geval de rijksoverheid, cq. het ministerie van Buitenlandse Zaken, wordt van belang geacht om middels advisering maximaal te kunnen bijdragen aan de gewenste grotere rol van evaluatie in de beleidscyclus.
Is een (academisch) methodologische opleiding een vereiste voor de kandidaten? Zo neen, waarom niet?
Het is van groot belang dat wetenschappelijke kennis over methoden en technieken van toetsend onderzoek in het panel ruim voorhanden is.
Hoe moeten we de monitoring duiden? Als adviezen niet goed in praktijk gebracht worden, naar het oordeel van het panel, welke mogelijkheden hebben zij dan om in te grijpen?
Het panel kan de minister adviseren specifieke adviezen beter in de praktijk te brengen. In het algemeen zou het panel, als het van mening zou zijn dat het hier om een meer structureel probleem gaat, ook aanbevelingen kunnen doen voor een verbeterde organisatie van de monitoring van de opvolging die er aan adviezen worden gegeven.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GL).
Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), de Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29237-99.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.