29 237
Afrika-beleid

nr. 76
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 september 2008

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken bij brief van 16 juli 2008 (08-BUZA-B-106) inzake de aanklacht van het ICC tegen president Bashir.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 september 2008. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Ormel

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Toor

Inleiding

De Nederlandse regering heeft kennis genomen van de reactie van de International Crisis Group (ICG) «New ICC Prosecution: Opportunities and Risks for Peace in Sudan» op de aanklachten van de openbare aanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) tegen president Bashir. De ICG stelt terecht dat de aanklacht tegen Bashir zowel kansen biedt als mogelijke risico’s met zich meebrengt op het gebied van vrede en veiligheid in Soedan. Voor de Nederlandse regering blijft voorop staan dat Soedan mee moet werken met het Internationaal Strafhof. Ik ben het eens met de analyse van de ICG dat de periode totdat de rechters van het Hof uitspraak doen, moet worden gebruikt om de Soedanese regering te dwingen concrete stappen te nemen om de situatie in Darfur te verbeteren. Hiertoe hebben Nederland en de EU na de bekendmaking van de aanklacht de betrokken partijen opgeroepen om alle medewerking te verlenen aan de ontplooiing van UNAMID en volledig samen te werken met de nieuwe hoofdonderhandelaar voor Darfur, Djibrill Bassole. Ook is expliciet het belang van voorgezette implementatie van het Noord-Zuid vredesakkoord onderstreept.

In onderstaande antwoorden wordt ingegaan op uw specifieke vragen.

1

Hoe luidt de beschuldiging van het ICC tegen president Bashir precies?

De Aanklager van het Internationaal Strafhof heeft om een arrestatiebevel tegen president Bashir gevraagd wegens de drie misdrijven die momenteel in het Statuut van Rome zijn opgenomen, te weten genocide, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. De Aanklager meent dat sprake is van genocide vanwege de moord op leden van de Fur-, Masalit- en Zaghawa-minderheden, misdaden tegen de menselijkheid vanwege moord, uitroeiing, gedwongen verplaatsingen, marteling en verkrachting, en ten slotte oorlogsmisdaden vanwege directe aanvallen op burgerbevolking en plundering.

2

Is de aanklacht definitief goedgekeurd en in behandeling genomen of is er nog een tussenstap nodig? Zo ja, welke? Kan bijvoorbeeld China in de VN Veiligheidsraad nog een veto uitspreken tegen de aanklacht?

De Aanklager van het Hof heeft aan de Kamer van Vooronderzoek van het Strafhof gevraagd om een arrestatiebevel uit te vaardigen tegen president Bashir. De Kamer van Vooronderzoek zal minstens enkele maanden nodig hebben om hierover een besluit te nemen. China kan in de VN Veiligheidsraad geen veto uitspreken tegen deze aanklacht. Wel kan de VN Veiligheidsraad ingevolge Artikel 16 van het Statuut van Rome een resolutie aannemen waarmee het Strafhof kan worden opgelegd gedurende een periode van 12 maanden een onderzoek of vervolging te staken. Een dergelijke resolutie moet worden gebaseerd op Hoofdstuk VII van het VN-Handvest, waardoor andere permanente leden van de VN Veiligheidsraad zulk een resolutie kunnen tegenhouden met hun veto.

3

Soedan heeft het Statuut van Rome niet getekend, welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat zowel president Bashir alsook de twee eerder aangeklaagde personen (Ahmad Harun en Ali Kushayb) voor het tribunaal verschijnen?

De VN-Veiligheidsraad (VNVR) heeft in maart 2005 de situatie in Darfur verwezen naar het Strafhof (VNVR resolutie 1593). Dit betekent dat Soedan verplicht is om medewerking te verlenen aan de arrestatie van de verdachten. Het Strafhof beschikt echter zelf niet over de mogelijkheden om arrestatiebevelen tot uitvoering te brengen en is daarbij afhankelijk van de samenwerking met staten. Zoals ook uiteengezet in de brief aan de Kamer, na het bezoek van de heer Koenders en mijzelf aan Soedan in februari jl. (Kamerstuk 2007–2008, 29 237, nr. 68, 3 maart 2008) weigeren de Soedanese autoriteiten hun medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van de arrestatiebevelen tegen Ahmad Harun en Ali Kushayb.

4

Welke invloed heeft de aanklacht van President Bashir op het North-South Comprehensive peace Agreement (CPA)?

Het is nog te vroeg om vast te stellen wat de invloed is van de aanklacht van Openbaar Aanklager Moreno-Ocampo op het CPA. Voortgang in CPA-implementatie zal grotendeels afhankelijk zijn van de mate waarin de National Congress Party (NCP) en de Sudanese People’s Liberation Movement (SPLM) met elkaar blijven samenwerken. Vooralsnog zijn de twee regeringspartijen met elkaar in gesprek over de te volgen koers naar aanleiding van de aanklacht van de Openbaar Aanklager.

5

Ziet u voor Zuid-Soedan nog mogelijkheden mee te werken aan het CPA, terwijl de leider van de partner in dit CPA is gedaagd voor het Internationaal Strafhof? Zo ja, op welke wijze?

Behoud van het CPA is volgens de SPLM een voorwaarde om verdere destabilisatie van het land te voorkomen. De SPLM verschilt weliswaar van mening met de NCP over de noodzaak van samenwerking met het Internationaal Strafhof, maar kiest voorlopig de weg van dialoog met de NCP om te komen tot een oplossing. Naast voortgezette CPA-implementatie zet de SPLM daarbij vooral in op het naderbij brengen van een politieke oplossing voor Darfur en het bewerkstelligen van een acceptabele vorm van samenwerking van de regering van Nationale Eenheid met het Internationaal Strafhof.

6

Middels het MDTF van Noord-Soedan tracht de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, met de Soedanese overheid samen wederopbouw te bewerkstelligen. Acht u het na de aanklacht nog legitiem om deze samenwerking in het MDTF via de Noord-Soedanese overheid voort te zetten?

Het Multi Donor Trust Fund (MDTF)-Nationaal richt zich enerzijds op eenheidsbevorderende elementen van het CPA en anderzijds op de wederopbouw van de gebieden die decennialang zijn achtergesteld als gevolg van de Noord-Zuid burgeroorlog en het conflict in Oost-Soedan. Een belangrijke doelstelling daarbij is om de lokale gemeenschappen in deze gebieden te versterken en hen meer zeggenschap te geven over de ontwikkelingsagenda. Tegelijkertijd dwingt de opzet van het MDTF de Soedanese overheid om via eigen bijdragen meer geld te investeren in armoedebestrijding in deze gebieden. Stopzetting van de Nederlandse steun aan het nationale MDTF zou dan ook vooral de burgerbevolking treffen. Gegeven het armoedeniveau en de reële kans op het uitbreken van hernieuwd conflict in de achtergestelde gebieden, acht ik het van belang om te blijven bijdragen aan CPA-implementatie en wederopbouw via het nationale MDTF. Ik benadruk daarbij dat de Nederlandse bijdrage aan het MDTF wordt beheerd door de Wereldbank en niet door de Soedanese overheid.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), Voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Diks (GL).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GL).

Naar boven