29 237 Afrika-beleid

Nr. 143 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2012

Tijdens het AO RBZ van 10 oktober jl., heeft de minister toegezegd om u, in overleg met de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, nader te informeren over de verhouding in toepassing van conditionaliteit op partnerlanden Rwanda en Ghana. Naar aanleiding van dit overleg berichten wij u het volgende.

Voor de toepassing van conditionaliteit bij de verlening van hulp aan Ghana en Rwanda geldt dat beide gevallen niet goed met elkaar te vergelijken zijn, maar op hun eigen merites moeten worden beoordeeld. Ghana werkt al jaren onvoldoende mee aan de terugkeer van zijn eigen onderdanen. Deze terugkeerproblematiek is meermalen met de Ghanese autoriteiten besproken. Omdat verbeteringen uitbleven, heeft Nederland besloten de hulp aan Ghana te korten. Hierover is de Tweede kamer op 28 september jl. (Kamerstuk 29 344, nr. 90) geïnformeerd. In het geval van Rwanda heeft Nederland, naar aanleiding van aanwijzingen voor Rwandese steun aan Congolese rebellen in een VN-rapport, besloten betaling van sectorale begrotingssteun aan te houden totdat hierover meer duidelijkheid is.  De Kamer is hiervan op 8 oktober jl. op de hoogte gesteld in de antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Ferrier en Voordewind inzake deze kwestie (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nrs. 119 en 220).

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Naar boven