29 231
Verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte (Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 28 oktober 2003

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

1. Inleiding en kader

2. Voorgeschiedenis

3. Verlenging van de periode van loondoorbetaling bij ziekte

4. Verantwoordelijkheidsverdeling: rechten en plichten werkgever en werknemer

5. Aanvullende aanpassingen

6. Financiele gevolgen, gevolgen voor de rechterlijke macht en administratieve lasten voor de werkgever

7. Ontvangen commentaren

8. Monitoring en evaluatie

1. Inleiding en kader

De leden van CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel dat primair ingrijpt op de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering. De leden van deze fractie onderschrijven de doelstelling om het ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid terug te dringen. Het voorliggende wetsvoorstel strekt tot de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting voor werkgevers bij ziekte van één tot twee jaar. Deze termijn wordt met dit wetsvoorstel gelijkgetrokken met het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel ter verlenging van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte. Zij constateren dat dit onderdeel deel uitmaakt van het SER-advies uit 2002, en ook al door de Commissie Donner was voorgesteld. Zij constateren tegelijkertijd dat het SER-advies niet integraal door het kabinet Balkenende is overgenomen. Deze leden blijven bezwaren houden tegen het behandelen van een element uit een integrale aanpak van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) waarbij onvoldoende recht gedaan wordt aan de balans van maatregelen. Zo hoort bij de verlenging van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (hierna: Wulbz)-periode van 1 naar 2 jaar met een maximaal inkomen van 70% van het loon in het tweede jaar, een flexibel keuringsmoment voor diegene waarvoor werken geen optie meer is. Zowel de SER als de Commissie Donner adviseerden deze flexibele keuring. Verder zijn als gevolg van de afspraken in het najaarsakkoord op 14 oktober jl. weliswaar enige scherpe kantjes van de kabinetsvoorstellen afgesloten, onder andere als het gaat om de partnertoets en tijdstip van mogelijke verhoging van uitkeringen en afschaffing van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (hierna: pemba), maar dat neemt niet weg dat op belangrijke onderdelen ook wordt afgeweken van het SER-advies, bijvoorbeeld als het gaat om het schattingsbesluit, hoogte van de uitkering in het tweede ziektejaar en behandeling van bestaande gevallen. Een en ander maakt het voor de leden van de PvdA-fractie buitengewoon ingewikkeld om nu al een eindoordeel te vormen over het voorliggende wetsontwerp. Dat hangt immers zeer direct samen met de overige voorstellen ten aanzien van de herziening van de WAO. Zo hangt de beperking van de uitkering in het tweede ziektejaar voor hen direct samen met de mogelijkheid om de uitkering te verhogen voor mensen die op de lange duur geen zicht hebben op arbeidsgeschiktheid.

De leden van de PvdA-fractie vinden de wijzigingen die de regering heeft aangebracht ten opzichte van het eerdere voorstel tot verlenging van de loondoorbetalingsverplichting een verslechtering. Zij snappen niet waarom een kabinet, dat zegt zo sterk te hechten aan reïntegratie en het vergroten van kansen op werk, de instrumenten voor een dergelijke reïntegratie afschaft. Ook hebben zij kritiek op het niet-verlengen van de wettelijke minimumloon-garantie in het tweede ziektejaar De leden van de PvdA-fractie willen in algemene zin ook graag weten welke kosten gemoeid zullen zijn met een algehele herziening van de WAO. Zij wijzen er op dat recentelijk van verschillende kanten is gewezen op de dalende instroom in de WAO en op de vele verbeteringen die ook in het huidige stelsel nog mogelijk zijn. Zij wijzen erop dat het SER-advies van begin 2002 was, en sindsdien juist een forse daling van de WAO-instroom is te zien. Kan de regering het precieze verloop sinds het SER-advies nog eens schetsen? Zij wijzen in dit verband ook op uitspraken van directieleden van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV), de directeur van het onderzoeksbureau De Jong dat adviseerde over het nieuwe WAO-stelsel, en de recente promovendus Barend Barentsen. De leden van de PvdA-fractie willen graag een concrete reactie op deze uitlatingen. Zij willen ook graag weten wat de financiële en organisatorische gevolgen zullen zijn van een totale stelselherziening.

Zij willen tevens graag weten op welke feiten de regering de uitspraak baseert dat bij ongewijzigd beleid het WAO-volume op de lange termijn weer zal stijgen.

De leden van de PvdA-fractie delen de opvatting dat de sleutel voor succes en de primaire verantwoordelijkheid ten aanzien van preventie en reïntegratie bij werkgevers en werknemers dient te liggen. Zij constateren daarbij echter dat de overheid daarbij wel ondersteunend kan zijn. Zij moeten ten aanzien daarvan echter helaas constateren dat de regering nauwelijks een actief preventiebeleid voert. Deze leden vinden dat een gemiste kans en vrezen dat zonder actief preventiebeleid niet het gewenste resultaat ten aanzien van de WAO-instroom zal ontstaan. Zij wijzen er nog maar eens nadrukkelijk op dat vermindering van de instroom in de WAO niet per definitie minder ziekteverzuim betekent; vermindering van WAO-instroom kan ook het gevolg zijn van strengere toelatingsnormen waardoor mensen in de Werkloosheidswet (hierna: WW) of bijstand terecht komen.

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat de precieze gevolgen zijn van het najaarsakkoord ten aanzien van de limitering op 70% van het loon in het tweede ziektejaar. Hebben deze leden het goed begrepen dat de regering de maximering tot 70% niet meer vast willen leggen in de wet, maar vertrouwen op de afspraken die in de Stichting van de Arbeid gemaakt zullen worden? Betekent dat ook dat de regering afziet van een wettelijke regeling om alleen die werknemers die 70% betaald kregen, na afloop van het tweede ziektejaar in aanmerking voor een keuring voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering komen?

De leden van de PvdA-fractie zijn het niet oneens met de instrumenten en stimulansen die werkgever en werknemers verder hebben om te werken aan herstel, maar zij constateren wel dat de regering de verhouding tussen werkgever en werknemer bijzonder democratisch doet voorkomen door te spreken over «van werkgever en werkneer wordt verwacht dat zij elkaar aanspreken op nakoming van hun wederzijdse verplichtingen en verantwoordelijkheden», daarbij verwijzend naar de wet poortwachter. Deze leden zijn overtuigd van de goede werking van de wet verbetering poortwachter, maar constateren tegelijkertijd dat er nog wel eens klachten zijn waarin werknemers aangeven dat de arbo-dienst vooral de belangen van de werkgever verdedigt, of de werkgever niet op zijn verantwoordelijkheid durft aan te spreken omdat ze bang zijn voor sancties. Hoe denkt de regering gelijkwaardigheid in bedrijfsverhoudingen en bij ziekte in het bijzonder te bevorderen?

Het is naar het idee van de leden van de PvdA-fractie inderdaad zo dat het eerst aangewezen niveau om een geschil te regelen de onderneming dan wel de bedrijfstak is. Zij wijzen in dit verband nog maar eens op de initiatiefwet van de leden Bussemaker, Schimmel en Van Gent over invoering van een wettelijk klachtrecht, die in behandeling is bij de Tweede Kamer. Deelt de regering de mening van deze leden dat een dergelijk recht kan helpen klachten serieus bespreekbaar te maken, en zowel ziekteverzuim kan voorkomen, als een bijdrage kan leveren in geval van een geschil tijdens de ziekteperiode?

De leden van de fractie van de PvdA willen graag weten op welke gronden het UWV het reïntegratieverslag na twee jaar toetst. Op grond van welke criteria gebeurt dit? Hoe wordt verzekerd dat de toetsing op grond van dezelfde maatstaven plaats vindt en bij gelijkwaardige gevallen op dezelfde wijze geoordeeld zal worden?

Deze leden willen ook graag weten welk beleid ontwikkeld zal worden indien blijkt dat na twee jaar voldoende inspanningen zijn verricht, maar de werknemer nog niet hervat heeft. Wat bedoelt men precies met «alles» in het werk stellen.

Deze leden willen ook graag weten op grond van welke criteria wordt vastgesteld of iemand «echt» niet meer in staat is tot arbeid? Wordt hierbij gewerkt met ziektelijsten, zo ja op grond waarvan worden deze lijsten ingevuld? Heeft de regering er nota van genomen dat vele deskundigen aangeven dat dergelijke lijsten niet te maken zijn?

De leden van de PvdA-fractie zijn het er mee eens dat het proces van claimbeoordeling gericht moet zijn op bevorderen van arbeidsgeschiktheid. Daarmee moet de Poortwachterstoets meer een onderdeel van het proces van claimbeoordeling worden. Zij delen deze opvatting van de regering maar vinden de opvattingen van de regering hier onvoldoende helder. Zij stellen zelf voor dat de claimbeoordeling deels een beoordeling moet zijn van de logistieke kant (is er snel genoeg gehandeld), deels ook een inhoudelijke beoordeling moet zijn (is bij de gegeven aandoening precies gedaan wat gegeven de stand van de wetenschap ook gedaan had kunnen en moeten worden). Een dergelijke benadering vraagt wel dat bedrijfsartsen en keuringsartsen met protocollen moeten werken die tevens met elkaar moeten sporen. Immers, keuringsartsen moeten door die protocollen een inhoudelijke referentiekader kunnen hanteren. Deze leden erkennen dat deze protocollen voor een deel beschikbaar zijn, maar voor een deel ook nog toepasbaar gemaakt moeten worden voor de keuringspraktijk. Deze leden vragen in dit verband of de regering bekend is met de ervaringen die in de Verenigde Staten zijn opgedaan met disease- en disability management? Kunnen deze ervaringen ook voor Nederland bruikbaar zijn, zo vragen zij.

Deze leden willen ook graag weten hoe de regering bij de claimbeoordeling wil omgaan met het zoeken naar wat iemand wel kan. Op zich delen zij dit uitgangspunt, maar zij horen graag welke criteria de regering hierbij hanteert. Als werk simpelweg niet voorhanden is, bijvoorbeeld door de economische situatie, speelt dat dan mee bij de erkenning dat de mogelijkheid te gaan werken simpelweg niet aanwezig is? Of denkt de regering hierbij simpel en alleen aan de (theoretische) mogelijkheden dat een individu arbeid kan verrichten? Hoe verhoudt dit zich tot de aangekondigde aanpassing van het schattingsbesluit? Welke effecten zal aanpassing van de claimbeoordeling binnen het huidige systeem op de werking van het stelsel hebben? Op welke onderdelen is het stelsel dan precies activerend en niet-activerend?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel verlenging loondoorbetalingsplicht bij ziekte.

Zij hebben vragen en opmerkingen welke zij door de regering beantwoord wensen te zien. Overigens waarderen deze leden het dat, nadat zij hier jaren lang op hebben aangedrongen, thans eindelijk stappen worden gezet om het hoge ziekteverzuim en de hoge WAO-aantallen drastisch te verminderen.

De leden van de VVD-fractie hechten eraan dat dit wetsvoorstel in samenhang wordt gezien met de overige WAO-voorstellen. Deze leden vragen de regering aan te geven wanneer alle voornoemde voorstellen de Kamer zullen bereiken en per wanneer precies in werking zullen treden.

De leden van de VVD-fractie constateren dat met de verlenging van de loondoorbetalingsplicht voor werkgevers met een jaar tot twee jaar de financiële prikkel en verantwoordelijkheid aan werkgeverskant om het verzuim te beperken verder wordt vergroot. Anderzijds willen deze leden dat tijdens de periode van het ziekteverzuim de financiële prikkel aan werknemerskant ook vergroot wordt.

Zo vinden zij het noodzakelijk dat de beperking van de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar tot 70% tegelijk in gaat met dit wetsvoorstel en bovendien doorgang zal vinden, onafhankelijk van wat sociale partners hier van vinden.

De leden van de VVD-fractie zijn dan ook zeer teleurgesteld dat de regering – naar aanleiding van het Najaarsoverleg – er vanaf ziet om de beperking van de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar niet wettelijk te regelen, maar aan de sociale partners over te laten. Welke garantie hebben deze leden dat de beperking van de loondoorbetaling dan ook gerealiseerd wordt? Hoe gaat de regering controleren dat de beperking van de loondoorbetaling in elke CAO opgenomen wordt? Wat doet de regering wanneer dit niet het geval blijkt? Wat is de concrete mijlpaal van de regering om uiteindelijk te evalueren of de beperking van de loondoorbetaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden?

Kan de regering in dit verband ook nader ingaan op het commentaar van de Raad van State bij het ingetrokken wetsvoorstel 28 629 waarin het risico wordt aangeven dat het doel van het wetsvoorstel niet bereikt zal worden als in het tweede ziektejaar toch de mogelijkheid bestaat om voor 100% het loon – via particuliere verzekeraars – te verkrijgen?

De regering geeft aan dat het risico van door werkgevers afgesloten particuliere verzekeringen niet aanwezig is. De regering geeft echter ook aan dat het niet mogelijk is om het afsluiten van particuliere verzekeringen door individuele werknemers te verbieden. Hoe vaak wordt op dit moment door individuele werknemers gebruik gemaakt van het afsluiten van verzekeringen om de 100% loondoorbetaling te garanderen? Kan de regering een indicatie van de gedragseffecten geven wanneer individuele werknemers massaal zouden besluiten om zich te verzekeren en zo de 100% loondoorbetaling ook in het tweede jaar zouden krijgen? En kan de regering ingaan op de mogelijkheid dat werkgevers de werknemers financieel compenseren voor het individueel door de werknemer afsluiten van een particuliere verzekering om de 100% loondoorbetaling in het tweede ziektejaar te realiseren?

In dat verband vragen de leden van de VVD-fractie ook van de regering een actueel overzicht van de positieve en negatieve prikkels welke thans op grond van de wet en CAO kunnen worden toegepast en tevens in hoeverre deze ook daadwerkelijk worden toegepast. Deelt de regering de mening dat de (financiële) prikkels eenzijdig aan de kant van de werkgever liggen en ontbreken aan werknemerszijde? Acht ook de regering het wenselijk dat financiële prikkels aan werknemerszijde worden ingebouwd en waar denkt de regering dan aan? Kan een uitputtend overzicht worden gegeven van financiële prikkels aan werknemerszijde bij ziekte en arbeidsongeschiktheid die bestaan bij andere EU-landen, met name België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk? Kan ook ten aanzien van deze landen worden aangegeven waar de financiële verantwoordelijkheden voor ziekte en arbeidsongeschiktheid liggen, bij overheid, werkgevers en/of werknemers?

Specifiek denken de leden van de VVD-fractie bij meer financiële prikkels voor werknemers aan prikkels in het eerste ziektejaar. Kan de regering aangeven welke mogelijkheden er zijn om hier prikkels in aan te brengen? Zij vragen in dit kader ook de regering aan te geven in hoeveel van de gevallen thans geen 100% loondoorbetaling in het eerste ziektejaar plaatsheeft, zowel in absolute aantallen als in percentage van het totale aantal CAO's. Waar de regering zoals blijkt uit het strategisch akkoord het wenselijk vindt dat in het tweede ziektejaar niet meer dan 70% van het loon wordt uitbetaald, kan zij dit niet anders dan motiveren vanuit het algemeen belang. In dat kader vragen deze leden de regering aan te geven waarom CAO's met loondoorbetalingen boven de 70% in het eerste ziektejaar algemeen verbindend worden verklaard.

Per 1 april van dit jaar is de Wet verbetering poortwachter van kracht geworden. Met deze wet is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het publieke en private domein verhelderd. De eerste resultaten van de wet lijken positief te zijn. De leden van de VVD-fractie vrezen echter dat met de uitbreiding van de loondoorbetaling de effectiviteit van de Wet verbetering poortwachter onder druk komt te staan. Hoe beoordeelt de regering dit? Is zijn van mening dat de Wet verbetering poortwachter daarom aangepast dient te worden? En welke aanpassingen zouden dan plaats moeten vinden?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering aangeeft dat de positie van kleine bedrijven bijzondere aandacht verdient. Doet zich in het midden- en kleinbedrijf een ziektegeval voor dan gaat het om een (relatief) groot deel van de totale loonsom. Zij verzoeken de regering hier concrete cijfermatig onderbouwde voorbeelden van te geven. Het overgrote gedeelte van de kleine bedrijven, zo wordt door de regering gesteld, verzekert zich tegen de kosten van zieke werknemers, zodat zij niet in de problemen raken in geval van ziekte van werknemers. Kunnen ook hier concrete cijfers over worden gegeven zo vragen deze leden. De regering geeft aan dat bij verlenging van de loondoorbetalingsverplichting naar twee jaar kleine bedrijven ook hun verzekering met een jaar kunnen verlengen. Kan de regering echter meer concreet (cijfermatig) proberen aan te geven wat de financiële gevolgen voor kleine werkgevers zullen zijn? Zullen zij als gevolg van dit wetsvoorstel – ten opzichte van grotere bedrijven – meer kans hebben nadelige gevolgen te ondervinden? Hoe is dit te voorkomen?

Kan dit zowel kwalitatief als kwantitatief worden aangegeven en onderbouwd met concrete voorbeelden?

De leden van de SP-fractie zijn van oordeel dat het verkeerd is het verplicht indienen van een reïntegratieverslag op te schorten van het eerste naar het tweede ziektejaar. Diverse keuringsartsen hebben contact opgenomen met onze fractie en meegedeeld dat met name voor de vangnetgevallen Ziektewet dit ertoe zal leiden, dan hierdoor onnodige instroom in de WAO zal plaatsvinden. Dit heeft vooral ook te maken met nog steeds bestaande achterstanden in herkeuringen bij het UWV, maar een nevenverschijnsel hiervan is dat goede begeleiding en pogingen tot reïntegratie voor deze «vangnet»gevallen te lang vooruit zullen worden geschoven. Overigens is het niet alleen voor deze gevallen nadelig, maar voor iedereen die langdurig ziek wordt. Het is de leden van de SP-fractie ook niet duidelijk waarom de toets en de verplichting in week 39 van het eerste ziektejaar, die duidelijk blijkt een positieve invloed te hebben op de beperking van de WAO-instroom, niet gehandhaafd blijft en daarom vragen zij daaromtrent opheldering aan de regering. Een tweede toets in het tweede ziektejaar is natuurlijk mogelijk, maar dat is nog geen reden de thans geldende verplichtingen tijdens het eerste ziektejaar op te schorten.

Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie tegenstander van het niet verlengen van de wettelijke minimumloongarantie. Zelfs al zou het niet verlengen van deze garantie geen negatief effect hebben op een eventueel volgend recht op WAO- of WW-uitkering, zijn zij toch van oordeel dat deze gehandhaafd dient te blijven.

De leden van de SP-fractie vinden het voorts inconsequent dat de mogelijkheid tot bovenwettelijke aanvulling tot het laatstverdiende loon in dit geval onmogelijk wordt gemaakt, althans als consequentie zal hebben dat de werkgever ook het derde ziektejaar zal moeten aanvullen. Dit lijkt op een sanctie op ziekteverzuim, waar die niet op zijn plaats is. Daarnaast bestaat wel de mogelijkheid tot bovenwettelijke aanvulling tot het laatstverdiende loon wanneer mensen onverhoopt aanspraak moeten maken op een WAO-uitkering, zodat op deze wijze een ongewenst jojo-effect ontstaat.

De leden van de LPF-fractie wijzen het wetsvoorstel met betrekking tot de verlenging van de loondoorbetalingsverlichting voor werkgevers aan zieke werknemers van 1 naar 2 jaar nadrukkelijk af. De regering heeft zeer veel woorden nodig om de ratio van het voorstel uit te leggen. Hieronder schetsen zij in een beperkte omvang waarom de leden van de LPF-fractie tegenstander van het voorstel zijn en doen ze tevens een suggestie ter verbetering van het voorstel.

Door de LPF en met name Pim Fortuyn zijn in het verleden reeds duidelijke voorstellen gedaan om de WAO te moderniseren en in lijn te brengen met de in de rest van de westerse wereld gangbare ideeën over private en arbeidsrechtelijke verantwoordelijkheden rondom ziekte. Met de ideeën omtrent de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor alle vormen van arbeidsongeschiktheid is Nederland inmiddels de Gekke Henkie van Europa geworden. Dit filterloze systeem is er de oorzaak van dat Nederland als meest zieke natie van de westerse wereld te boek staat. Maar liefst 10% van de Nederlandse bevolking is te ziek om te werken als de cijfers van de WAO in ogenschouw worden genomen. Alle maatregelen die de diverse regeringen de afgelopen 20 jaar hebben genomen hebben in het kader gestaan van handhaving van de principiële uitgangspunten van het arbeidsongeschiktheidsstelsel. Tot op heden is er buiten de «wet poortwachter» geen enkele maatregel die ervoor zorgt dat de WAO-instroom significant begint te dalen.

In dat licht bezien zijn de leden van de LPF-fractie dan ook van mening dat de nieuwe maatregel om werkgevers een jaar langer verantwoordelijk te maken voor de loondoorbetaling van zieke werknemers een slechte financiële prikkel is. Het effect van de maatregel zal zijn dat de instroom marginaal zal dalen, terwijl de kosten voor het bedrijfsleven explosief zullen toenemen. Het doorbetalen van ernstig zieke medewerkers verhoogt de loonkosten direct, terwijl de verhoging van de premie voor het afkopen van de loondoorbetaling via een verzekeringsmaatschappij vooral het midden- en kleinbedrijf via een indirecte loonkostenverhoging treft.

De regering heeft als een van haar primaire doelstellingen om het bedrijfsleven weer internationaal concurrerend te maken. Centraal daarbij staat dat de loonkosten voor het bedrijfsleven moeten worden gedrukt. De regering heeft tijdens het najaarsoverleg een belangrijke overwinning geboekt door de sociale partners er van te overtuigen dat de lonen de komende twee jaar niet kunnen groeien. Het aanhouden van de nullijn met betrekking tot de loonontwikkeling kan ervoor zorgen dat de loonkosten inderdaad relatief kunnen dalen. In dat licht bezien bevreemd het de leden van de LPF-fractie dat deze maatregel wordt voorgesteld, omdat deze er voor zorgt dat de loonkosten weer gaan stijgen.

De regering hanteert de veronderstelling dat werkgevers meer hun best gaan doen om zieke werknemers weer beter te «praten», als ze een financiële prikkel hebben. Dit argument zal in de marge best werken, maar er zijn een aantal factoren die sterk afbreuk doen aan deze veronderstelling. Ten eerste gaat de regering hiermee uit van het slechte in de mens, namelijk dat zieke werknemers ziek zijn omdat dat hun goed uitkomt. Ziekte is meestal geen echte ziekte, maar meer arbeidsmoeheid of ruzie met de baas of dat soort zaken. Impliciet erkent de regering daarmee overigens dat de WAO vol zit met simulanten, omdat tot op heden deze mensen gewoon doorstromen naar de WAO. Om dit tegen te gaan pleiten de leden van de LPF-fractie dan ook voor een betere filter voor de WAO. Oftewel de keuringsarts staat voor de deur van de WAO en laat alleen de echt zieke mensen toe. Zij die in de ziektewet zitten omdat ze een arbeidsconflict hebben komen niet in de WAO, maar blijven in principe voor rekening van de werkgever. Een officiële scheidsrechter moet dan maar uitmaken of het conflict bemiddelbaar is en zo nee wie er verantwoordelijk is voor het conflict. Het is wat de leden van de LPF-fractie betreft onacceptabel dat de regering de werkgever nog een jaar extra verantwoordelijk maakt voor ziektegevallen die buiten de invloedsfeer van de werkgever vallen. Als iemand een dwarslaesie krijgt door een auto-ongeluk, of longkanker krijgt van het roken, dan is het ten enen male onmogelijk voor de werkgever om door middel van «gesprekken» deze mensen weer aan het werk te krijgen.

Concluderend, de leden van de LPF-fractie zijn geen voorstander van het huidige voorstel om de Wulbz uit te breiden tot twee jaar, zoals dat nu voorligt. Zij zien het als een bezuinigingsmaatregel door eenzijdig de verantwoordelijkheid naar het bedrijfsleven af te schuiven.

De leden van de LPF-fractie zouden de regering een tegenvoorstel willen doen waarbij de voordelen van dit voorstel, te weten meer inspanning van de werkgever om mensen die weer aan het werk kunnen ook daadwerkelijk aan het werk te krijgen, worden behouden. Indien de regering aan dit voorstel de mogelijkheid koppelt om objectieve WAO-gevallen al in een vroeg stadium via herkeuring naar de WAO te loodsen, dan onderschrijven de leden van de LPF-fractie de voordelen van het voorstel en kan het op haar instemming rekenen. Dus, indien een automonteur bij een ongeluk zijn benen verliest en derhalve niet meer als monteur inzetbaar is, dient er direct een afkeuringsprocedure in gang gezet te worden, zodat de werkgever niet langer voor deze werknemer verantwoordelijk is. Op die manier worden lusten en lasten op een eerlijke manier tussen werkgever, werknemer en maatschappij verdeelt. De «Wet Poortwachter» in combinatie met bovenstaand voorstel is wat de leden van de LPF-fractie betreft de maximale uitdaging aan werkgever en werknemer om de niet-ziekte gevallen te scheiden van de echte en door de werkgever werkelijk te beïnvloeden ziektegevallen. Werkt dit niet dan moet er wat de leden van de LPF-fractie betreft serieus nagedacht gaan worden over een rigoureuze aanpassing van het stelsel van arbeidsongeschiktheid. Er valt dan niet langer te ontkomen aan de invoering van een systeem van Risque Professionel.

De leden van de D66-fractie steunen in beginsel de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever naar het tweede ziektejaar, in de verwachting dat de reïntegratie-inspanningen van werkgevers en werknemers hierdoor gestimuleerd zullen worden. Wel heeft de fractie nog een aantal vragen die in dit verslag zijn opgenomen.

De leden van de D66-fractie willen weten wat naar de inschatting van de regering de gevolgen zijn van de uitkomsten van het najaarsoverleg van 14 oktober jl. voor de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting en de daarvoor in de memorie van toelichting genoemde verwachte effecten. Kan hierbij met name worden ingegaan op de afspraak de Pemba met terugwerkende kracht vanaf 1-1-2006 af te schaffen en de afspraak geen regelgeving te introduceren die zeker zou moeten stellen dat er in het tweede ziektejaar geen loondoorbetaling boven de 70% plaats vindt? Hoe zal de naleving van deze afspraak worden gecontroleerd en gesanctioneerd?

Het is de leden van de D66-fractie opgevallen dat de FNV afgelopen zomer een rapport heeft uitgebracht over de ervaringen met de Wet Poortwachter. Ten behoeve van de behandeling van het wetsvoorstel over verlenging van de loondoorbetalingsverplichting zou het prettig zijn als de regering kon ingaan op de belangrijkste conclusies en de aanbevelingen uit het genoemde rapport.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij constateren dat het voorstel in grote lijnen dezelfde inhoud heeft als het wetsvoorstel tot verlenging van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte dat de vorige regering in 2002 heeft ingediend en in 2003 heeft ingetrokken. De vraag dringt zich op waarom laatstgenoemd voorstel is ingetrokken, nu blijkt dat ook had kunnen worden volstaan met een nota van wijziging. Kunnen de indieners ingaan op de vraag waarom destijds is besloten tot intrekking over te gaan? In de brief houdende de intrekking van dat wetsvoorstel wordt verwezen naar de uitkomsten van het najaarsoverleg. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben echter de indruk dat die resultaten vooral gevolgen hadden voor de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Schrappen van de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting is toch niet overwogen?

In het verslag bij het oorspronkelijke wetsvoorstel hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie gepleit voor een evenwichtige, integrale aanpak van het WAO-pakket. Zij gaan ervan uit dat dit punt de aandacht van de regering heeft. In het kader van dit wetsvoorstel is vooral van belang dat de afspraken tussen de sociale partners over de beperking van de loondoorbetaling tot de wettelijk verplichte 70% van het loon tijdens het tweede ziektejaar worden nagekomen. Nu dat tijdens het najaarsoverleg nog eens is herbevestigd, lijkt een en ander wel te zijn gegarandeerd. De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering in te gaan op de vraag om welke redenen ervan is afgezien dit in de wet vast te leggen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie informeren hoe ons omringende landen de private verantwoordelijkheid voor het ziekteverzuim hebben vormgegeven. Hoe is de termijn van loondoorbetaling daar geregeld?

De keuze om in de toekomst uit te gaan van wat een werknemer wel kan in plaats van wat hij of zij niet kan spreekt de leden van de fractie van de ChristenUnie zeer aan. In dit verband herinneren zij aan hun herhaalde pleidooi voor de invoering van een «arbopas». Zij verwijzen naar informatie die hierover beschikbaar is op www.arbopas.nl. In het recente verleden hebben anderen ook gepleit voor het toepassen van belastbaarheidsprofielen. Deze leden verzoeken de indieners hun visie te geven op dit instrument, in het licht van de gewijzigde benadering van het WAO-vraagstuk.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting. De aan het woord zijnde leden zien de voorgestelde wetswijziging als een logisch vervolg op de Wet verbetering poortwachter en bezien dit wetsontwerp als een onderdeel van het totaalpakket aan maatregelen die de WAO betreffen.

De leden van de SGP-fractie onderschrijven het doel om werkgevers en werknemers sterker te prikkelen om het ziekteverzuim aan te pakken. De aan het woord zijnde leden merken op dat bij het ingetrokken wetsvoorstel 28 629 reeds uitvoerig op het wetsvoorstel is ingegaan.

2. Voorgeschiedenis

De leden van de CDA-fractie constateren dat de hoofdlijnen van de gedachtewisseling met de regering over het vorig jaar ingetrokken wetsvoorstel tot verlening van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte zijn opgenomen in de Memorie van Toelichting van het huidige wetsvoorstel. Kortheidshalve zullen deze leden een aantal eerdere antwoorden van de regering op meer algemene vragen bij dit wetsvoorstel betrekken, en zich nu concentreren op de wijzigingen ten opzichte van dat eerdere voorstel.

De leden van de CDA-fractie vinden het van belang om dit wetsvoorstel in zijn samenhang met andere bestaande en toekomstige wet en regelgeving op het gebied van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid te zien. Als het gaat om bestaande regelgeving dan vindt dit wetsvoorstel aansluiting bij de Wulbz en de Wet Verbetering Poortwachter. De leden van de CDA-fractie hebben bij de behandeling van de Wet Verbetering Poortwachter in lijn met het in 1999 door haar voorgestelde «Herstelplan» gepleit voor de uitbreiding van de loondoorbetalingsverplichting tot 2 jaar. De commissie Donner II en de SER hebben dat standpunt in hun adviezen overgenomen. Het belangrijkste argument is voor het CDA altijd geweest dat de loondoorbetalingsverplichting daarmee aansluit op de termijn van 2 jaar ontslagbescherming binnen het arbeidsrecht.

Uit de voorlopige cijfers van het UWV1 lijkt zich, waarschijnlijk mede ten gevolge van wet verbetering Poortwachter, een trendbreuk voor te doen. De leden van de CDA-fractie vragen om een prognose van de ontwikkeling van het ziekteverzuim en de loondoorbetaling, mede in het licht van de doelstelling de instroom in de categorie «geheel ao» terug te brengen naar 25 000 per jaar. Op welk structureel niveau zal naar verwachting de categorie met de diagnose «psyche» uitkomen ten gevolge van de invoering van het verplichte reïntegratieplan?

Als het gaat om toekomstige regelgeving, zoals aangegeven in het strategisch akkoord en overgenomen in het hoofdlijnenakkoord, dan is het SER advies voor de leden van de CDA-fractie het uitgangspunt. In de brief van 17 oktober 2003 heeft de regering aangegeven dat na ommekomst van het nader advies van de SER de regering een nieuwe brief over de hoofdlijnen van het WAO-stelsel aan het parlement zal voorleggen, waarin de in het najaarsoverleg 2003 gemaakte afspraken nader worden uitgewerkt. Het voorliggende wetsvoorstel tot uitbreiding van de loondoorbetalingsverplichting sorteert voor op dat bredere pakket aan maatregelen voor een houdbaar en rechtvaardig stelsel.

De leden van de CDA-fractie beseffen dat een fundamentele herziening van het huidige arbeidsongeschiktheidsstelsel noodzakelijk blijft.

De leden van de PvdA-fractie vinden het onbegrijpelijk dat de regering de suggestie van een flexibele keuring, zoals eerder voorgesteld door de commissie Donner én de SER, nu niet wil overnemen. Waarom wil de regering het de groep waarvan duidelijk is dat ze geen arbeid meer zullen kunnen verrichten, bijvoorbeeld omdat ze terminaal ziek zijn of een dwars-leasie hebben, nog eens bezwaren met bureaucratische keurings-procedures? Deze leden vinden dit van weinig compassie getuigen. Daarbij vinden de leden van de fractie van de PvdA het ook ongepast om het inkomen van deze mensen het tweede ziektejaar te maximeren op 70% van het inkomen, doordat er geen flexibele keuring mogelijk is. Voor deze mensen is arbeid geen optie meer en zijn dergelijke prikkels dus niet op hun plaats. Deze leden horen graag hoe groot de «zeer beperkte groep» naar verwachting is, waarvan direct al duidelijk is dat zij niet duurzaam in staat zullen zijn tot verrichten van arbeid, waar de regering het over heeft. Zij horen ook graag welke nadelen volgens de regering nu precies verbonden zijn aan een flexibele keuring. En waarom wordt de beslissing voer de flexibele keuring uitgesteld naar de uitwerking van de regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten? Deze leden vinden de argumentatie van de regering hiervoor onvoldoende.

De leden van de PvdA-fractie willen graag een empirische onderbouwing van de stelling van de Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid (commissie Donner) dat de WAO een fuikwerking kent, en reïntegratie-inspanningen negatief beïnvloedt worden. In hoeverre kan dat met empirische gegevens onderbouwd worden? Is er wetenschappelijk bewijs voor de stelling dat de oriëntatie op het verkrijgen van een WAO-uitkering de reïntegratie-inspanningen negatief beïnvloedt? Of is hierbij eerder sprake van een vermoeden op basis van de inrichting van de huidige wetgeving, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat de regering hoofdlijnen en details vindt in het SER-akkoord, nu zij schrijft dat de regering de hoofdlijnen van de SER-voorstellen heeft overgenomen. Is zij van mening dat zij dit ook al deed voordat het najaarsoverleg plaatsvindt, en de partnertoets nog in de voorstellen zat? Deze vraag klemt des te meer omdat sociale partners aan de afspraak de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar te beperken tot 70 % van het loon, als voorwaarde overname van het SER-advies hebben verbonden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat, in navolging van de SER en de Commissie Donner, de Raad van State adviseerde bij het oorspronkelijke moment het keuringsmoment te flexibiliseren. Dit advies werd door de regering niet overgenomen, «omdat de werkgever geen activiteiten hoeft te verrichten als er voor de werknemer geen mogelijkheden zijn het werk te hervatten». De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben er op gewezen dat de werkgevers niet alleen worden geconfronteerd met loondoorbetaling, maar ook met (kosten voor) werving, selectie en vervanging van de zieke werknemer. Zij vragen wanneer meer duidelijkheid kan worden verstrekt over de eventuele introductie van een flexibel keuringsmoment.

3. Verlenging van de periode van loondoorbetaling bij ziekte

De verlenging van de loondoorbetalingsverplichting tot het 2e ziektejaar zien de leden van de CDA-fractie als afronding van de Wet Verbetering Poortwachter en een belangrijke eerste stap naar een nieuw en houdbaar WAO stelsel. Een stelsel waarin preventie, herstel en arbeidsgeschiktheid centraal staan. Daarmee moet de WAO onderdeel gaan uitmaken van een activerend stelsel van sociale zekerheid dat sterker de nadruk legt op participatie en de eigen verantwoordelijkheid voor het levensonderhoud. Het effect van prikkels op gedragseffecten moet niet overschat worden, maar het brengt de feitelijke beinvloedingssfeer binnen de arbeidsrelatie meer in overeenstemming met de verantwoordelijkheden, de rechten en plichten, van werkgever en werknemer.

De Stichting van de Arbeid heeft bij het najaarsoverleg uitgesproken de intentie te hebben geen aanvullingen op de loondoorbetaling van 70% in het tweede ziektejaar overeen te komen. Het wetsvoorstel trekt in lijn daarmee de garantie dat de loondoorbetaling bij ziekte aan een werknemer ten minste het wettelijke minimumloon bedraagt niet door naar het tweede jaar. In plaats daarvan ontstaat er de mogelijkheid van aanvulling van het inkomen middels de toeslagenwet. De leden van de CDA-fractie vragen of de samenloop van loondoorbetaling door de werkgever en uitkering in gevolge de toeslagenwet door het UWV, de uitvoering niet ingewikkeld maakt? Kan de regering hier nader op ingaan?

Ten aanzien van de duur van de ziektewet c.q. loondoorbetaling vragen de leden van de CDA-fractie om een toelichting op de wachttijd van 104 weken in relatie tot de toegang tot de WAO. Kan er zoals na de 104 (in plaats van de huidige 52) weken een aanspraak gemaakt worden op de WAO-uitkering? En wordt na 104 weken toch niet automatisch arbeidsongeschiktheid verondersteld?

Heeft de verdere inrichting van het arbeidsongeschiktheidsstelsel nog mogelijke gevolgen voor de prikkel die verzekeraars ervaren om tot reïntegratie over te gaan?

Kunnen werkgevers die alleen een verzekering voor het tweede jaar afsluiten eenzelfde inzet van de verzekeraars verwachten als werkgevers die in het eerste jaar of beide jaren hebben verzekerd?

Bestaat er bij het UWV, ten aanzien van de vangnetwerknemers, tussen de uitvoering van de procesgang eerste ziektejaar en de controle daarop een soort van Chinese muur?

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten hoe vaak het voorkomt dat werkgevers niet op de hoogte blijken te zijn van het feit dat zij in de meeste gevallen ook thans al in het tweede jaar verantwoordelijk zijn voor de reïntegratie. Deze leden erkennen de onevenwichtigheid in de huidige systematiek maar verbazen zich er over dat hier blijkbaar weinig aan gedaan is. Op welke wijze is geprobeerd deze misvatting bij werkgevers weg te nemen?

De leden van de PvdA-fractie willen weten wat de maximering op 70% van het loon precies inhoudt. Betekent dit dat de som van het inkomen dat iemand heeft voor dat deel dat hij wel kan werken en dat deel dat hij niet kan werken, gemaximeerd is op 70% van het loon? Of geldt de 70% alleen voor het arbeidsongeschikte deel, waardoor de som ook boven de 70% kan uitkomen?

De regering stelt dat alleen werknemers die in het tweede ziektejaar 70% loon uitbetaald krijgen in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Wat gebeurt er als dit niet het geval is? Blijven de werknemers dan in dienst van de werkgever? Welke gevolgen heeft het voor de ontslagmogelijkheid na twee jaar ziekte, vragen de leden van de PvdA-fractie?

Deze leden willen graag een andere toelichting op de argumentatie om de garantie dat de werknemer bij ziekte tenminste het minimumloon behoudt niet te verlengen. Zij willen graag inzichtelijk gemaakt zien, bij voorkeur met cijfers, wat de verschillen met de huidige situatie zijn, nu gesteld wordt dat behoud van een minimumloongarantie in het tweede ziektejaar in feite een verbetering in inkomensaanspraken zou zijn, ten opzichte van de huidige situatie.

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in het laten vervallen van de maximering van de vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling. Zij zijn net als de SER en de commissie Donner de mening toegedaan dat ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid zoveel mogelijk voorkomen en aangepakt dient te worden binnen het kader van het dienstverband. Wel willen zij graag meer inzicht in de achtergrond van aanvragen voor vrijwillige verlenging. Om welke sectoren gaat dit? Om welk soort verzuim gaat het?

De regering toont zich naar de mening van de leden van de PvdA-fractie nogal optimistisch over de te bereiken resultaten bij de populatie uit de vangnet-Ziektewet. Het UWV zou hier goede resultaten bereiken in de huidige situatie. Los van de indirecte indicatie uit het dalende ziekteverzuim onder deze populatie wordt echter geen inzicht gegeven in de praktijk van dit moment, met name als het gaat om werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Kan de regering de Kamer gericht informeren over de manier waarop het UWV de «arborol» nu invult en de «toetsingsrol», hoe het gaat met de toetsing op reïntegratieinspanningen bij toetreding tot de WAO, hoe omgegaan wordt met conflictsituaties en andere kwesties die bijvoorbeeld tot de behoefte aan en een second opinion kunnen leiden?

Ten aanzien van uitzendkrachten en tijdelijke krachten willen de leden van de PvdA-fractie graag weten wanneer de SER met een advies zal komen. Begrijpen zij goed dat de regering, in afwachting van dit advies, kiest voor een voorlopige oplossing, die te zijner tijd wellicht wordt aangepast?

Deze leden willen ook graag weten hoeveel werkgever er voor kiezen eigenrisicodrager in de Ziektewet (hierna: ZW) te worden, in het bijzonder in de uitzendsector.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regering staat tegenover het herverzekeren van het tweede ziektejaar en in verband daarmee de vergrote rol van verzekeraars? Zijn er objectieve gegevens die uitwijzen dat verzekeraars de verwachtingen waarmaken dat zij druk uitoefenen op werkgevers om te investeren in een verzuimbeleid en in preventieve maatregelen? Of zijn er eerder indicaties voor ander gedrag van de kant van verzekeraars, zoals het alleen maar aanpassen van de premies aan de risico's of het bedrijven van koppelverkoop van diensten uit het concern waar zij deel van uitmaken? Zijn er ook indicaties voor het zetten van een (te grote) druk op werknemers vanuit verzekeraars? Zijn de waarborgen voor privacybescherming in dat verband voldoende?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de loondoorbetalingsplicht bij ziekte wordt verlengd tot in beginsel twee jaar. Een langere periode kan mogelijk zijn als vorm van sanctie gedurende een extra jaar en indien werkgever en werknemer hier zelf om vragen. Deze leden vragen de regering aan te geven of zij het goed zien dat het in ieder geval niet mogelijk is de loondoorbetalingsperiode korter dan twee jaar te laten zijn omdat niet wordt toegestaan dat eerder dan na twee jaar arbeidsongeschiktheidskeuringen plaatsvinden die tot WAO-toekenning kunnen leiden.

De leden van de VVD-fractie constateren dat, in lijn met de gewenste afbouw van bovenwettelijke aanvullingen, in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de garantie dat de werknemer bij ziekte tenminste het minimumloon behoudt niet te verlengen naar het tweede ziektejaar. De leden van de VVD-fractie kunnen hiermee instemmen. Deze leden vinden het echter vreemd dat toch een beroep gedaan kan worden op de zogenaamde Toeslagenwet, aangezien er geen gebruik gemaakt wordt van het vangnet ZW. Kan de regering nogmaals motiveren waarom zij het gebruik van een dergelijke regeling toch (juridisch) te rechtvaardigen vindt? De regering geeft verder aan dat in bepaalde situaties ook een aanvulling vanuit de bijstandswet aan de orde kan zijn, vooral omdat de Toeslagenwet in het kader van de zgn. 1990-maatregel het recht op toeslag ontzegt aan degene wiens partner geboren is na 31 december 1971. Wat zijn de extra uitkeringslasten die een dergelijk beroep op de bijstand met zich meebrengen? En hoe verhoudt dit zich tot de financiële verantwoordelijkheid van gemeenten die met de nieuwe Wet Werk en Bijstand gerealiseerd wordt?

De leden van de D66-fractie constateren dat, om te voorkomen dat werknemers onder het sociaal minimum belanden, inkomensreparatie via de Toeslagenwet mogelijk wordt gemaakt. Zij hebben hierover een aantal vragen. Wat zijn precies de argumenten om te kiezen voor deze manier van inkomensreparatie in plaats van via de bijstand? Wat is het verschil in rechten en plichten voor de werknemer bij reparatie met toeslagen respectievelijk via de bijstand? Kunnen de uitvoeringskosten van uitvoering via de Toeslagenwet vergeleken worden met die via de bijstand? Was de lijn van de afgelopen jaren niet juist om toeslagen af te bouwen, en hoe verhoudt één en ander zich tot de 1990-maatregel?

Daarbij is er naar de mening van de regering steeds meer sprake van vrijwillige verlenging van de loondoorbetalingsperiode. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd wat de meest voorkomende redenen zijn van werkgevers en werknemers om hiertoe over te gaan, en of hierin ook een bepaalde lijn te ontdekken valt.

Daarnaast willen de leden van de D66-fractie weten wat de mogelijke consequenties zijn van het niet non-select accepteren van het nog niet verzekerde eerstejaarsrisico door verzekeraars bij verlenging van de loondoorbetalingsplicht.

Daarnaast zien zij graag enige kwantitatieve informatie over het aantal en de aard van de verwachte «vangnetgevallen» in het tweede ziektejaar.

In het commentaar op het oorspronkelijke wetsvoorstel hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie de vraag opgeworpen of de Wet verbetering poortwachter in haar huidige vorm wel voldoende kans heeft gekregen zich te bewijzen. Ten tijde van de totstandkoming van de Wet verbetering poortwachter werd ervan uitgegaan dat kon worden volstaan met één jaar loondoorbetaling van de werkgever bij ziekte, terwijl de mogelijkheid werd ingebouwd dat deze periode met een jaar kan worden verlengd, indien de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen voor de reïntegratie van zijn zieke werknemer of indien werkgever en werknemer daartoe op vrijwillige basis besluiten. Op basis van welk onderzoek of welke informatie wordt deze systematiek nu aangepast? Is nu al duidelijk dat in de Wet verbetering poortwachter is gekozen voor een foute systematiek, omdat de meeste werkgevers – ook degenen die niets viel te verwijten voor zover het de reïntegratie betreft – te weinig toekomen aan een adequate reïntegratie? Het is deze leden nog niet duidelijk waarom individuele partijen onder het regime van de huidige wet hun verantwoordelijkheid niet zouden nemen en onder het regime van de nieuwe wet wel. Wat zeggen de actuele, meevallende, instroomcijfers de regering in dit kader?

In de toelichting schrijft de regering dat in het jaar 2004 voor de betrokkenen weinig verandert. De leden van de fractie van de ChristenUnie informeren in hoeverre rekening wordt gehouden met het gegeven dat werkgevers, werknemers en verzekeraars vooral in verzekeringstechnisch opzicht zullen anticiperen op de gewijzigde omstandigheden. Welke termijnen staan daarvoor?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het voorstel betreffende het niet-verlengen van de wettelijke minimumloongarantie in het tweede ziektejaar. Zij menen dat dit een logische consequentie is van het uitgangspunt dat de loondoorbetalingsplicht in het tweede ziektejaar beperkt blijft tot de wettelijk verplichte 70% van het loon. Vinden de indieners dat het oorspronkelijke wetsvoorstel in dit opzicht niet consistent was? Indien een werknemer onder het voor hem geldende sociaal minimum zou belanden, kan hij in aanmerking komen voor een toeslag onder de voorwaarden van de Toeslagenwet. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of hiermee een partnertoets in het tweede ziektejaar wordt geïntroduceerd. Kan in het verlengde hiervan worden gereageerd op de opvatting van VNO/NCW dat een sociale minimumloongarantie tijdens het éérste ziektejaar evenmin een verantwoordelijkheid is van de werkgever? (Zie brief VNO/NCW d.d. 17 oktober 2003, pag. 2). De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke garanties er zijn dat werknemers die van baan veranderen kunnen worden meeverzekerd.

Op grond van het voorliggende wetsvoorstel wordt ook de (vangnet)-ziektewetuitkering verlengd van 1 naar 2 jaar. De regering heeft in de toelichting aandacht besteed aan de positie van flexwerkers en uitzendondernemers. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de indieners nader uiteen te zetten hoe zwaar eventuele aansluitingsproblemen wegen, als wordt afgezien van de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting in de uitzendbranche. Zij hebben bij hun reactie op het oorspronkelijke wetsvoorstel met instemming de commissie Donner geciteerd, die in dit verband spreekt van «een extreem voorbeeld van onevenredige prikkelwerking». Van werkgeverszijde werd er vorig jaar ook op gewezen dat dit kan leiden tot een toename van risicoselectie. De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het jammer dat er kennelijk vooralsnog geen adequaat alternatief voorhanden is voor deze branche. Zij zouden wel graag nader geïnformeerd worden over de bezwaren die kleven aan invoering van een referte-eis, vooral voor wat betreft verdragrechtelijke verplichtingen. Is het de regering overigens bekend of er al ondernemers uit de uitzendsector zijn die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid eigenrisicodrager voor de ZW te worden?

Kan in het algemeen nog worden ingegaan op de vraag in hoeverre zich risicoselectie heeft voorgedaan na invoering van de Wulbz en het Pemba-complex?

Bij het ingetrokken wetsvoorstel 28 629 hebben de leden van de SGP-fractie de problematiek van de flexwerkers aangevoerd. De aan het woord zijnde leden vragen wat de regering ervan vindt om de verlenging van de loondoorbetaling voor flexwerkers en uitzendkrachten niet te effectueren totdat het advies van de SER ontvangen en beoordeeld is.

4. Verantwoordelijkheidsverdeling: rechten en plichten werkgever en werknemer

De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat de verplichtingen van werkgever en werknemer tijdens de eerste twee jaar van ziekte binnen het arbeidsrecht worden gebracht. Werkgevers en werknemers krijgen dan de eindverantwoordelijkheid zodat alles in de eerste twee jaar gericht is op wat mensen wel kunnen.

Juist vanuit het christen-democratische uitgangspunt van gespreide verantwoordelijkheid hoort de verantwoordelijkheid voor het behoud van arbeidsgeschiktheid in eerste plaats thuis binnen de arbeidsrelatie tussen werkgevers en werknemers. De leden van de CDA-fractie willen in dit kader met de regering wijzen op de preventieve werking die uitgaat van goede arbeidsomstandigheden, aandacht voor (bij)scholing en goede arbeidsverhoudingen. Het is van belang dat zowel werknemer als werkgever zich bewust zijn van hun verplichtingen op grond van goed werknemer- en goed werkgeverschap. Het is dan ook belangrijk dat door de ziekmelding nieuwe stijl werkgever en werknemer zelf nog een keer op hun wederzijdse verantwoordelijkheid gewezen worden. Vanuit dit uitgangspunt van wederzijdse verantwoordelijkheid vragen de leden van de CDA-fractie waarom de verplichtingen voor werkgevers en werknemers niet zijn opgenomen binnen het arbeidsrecht, maar in afzonderlijke nadere regelgeving, zoals bijvoorbeeld het UWV beoordelingskader?

De leden van de PvdA-fractie verbazen zich over de uitspraak dat de regering met dit voorstel «niet een geheel andere koers» wil gaan varen dan is ingezet met de wet verbetering poortwachter. Wil de regering dan deels wel een andere koers varen? Of wil ze de – positieve – werking van de wet poortwachter versterken?

Deze leden constateren dat het UWV in de eerste twee jaar van de loondoorbetaling een faciliterende rol heeft, en op verzoek van de werkgever/werknemer om advies kan worden gevraagd. Deze leden willen graag weten of de regering het met hen eens is dat er tussen een verplichte tussentijdse keuring, en de keuring achteraf, nog andere mogelijkheden liggen. Zij denken dat een nauwere betrokkenheid van het UWV in de twee jaar loondoorbetaling zou kunnen voorkomen dat achteraf een onnodige negatieve toetsing plaatsvindt. Dreigt hier niet het gevaar dat enerzijds de uitwisseling van informatie rond 13 weken weer het zinloze bureaucratische karakter krijgt uit de oorspronkelijke poortwachterswetgeving, terwijl anderzijds het UWV bij de echte toetsing na 21 maanden alleen nog achteraf kan praten? Heeft de regering niet overwogen het UWV een soortgelijke toets te laten uitvoeren als nu gebeurt bij het inleveren van het reïntegratieverslag na negen maanden, vanuit de gedachte dat dit een geschikt moment is gebleken om de balans op te maken? Relatief veel hersteldmeldingen vinden nu plaats na die 9 maanden in de perioden tussen de WAO-aanvraag en de keuring. Dit is ook een kans om gebruik te maken van de expertise van verzekeringsarts en arbeidsdeskundige en een balans op te maken van de inzet van werkgever, werknemer en arbodienst. Hoe kijkt de regering hier tegenaan?

De leden van de PvdA-fractie hechten sterk aan afstemming van werkzaamheden van de bedrijfsarts en de keuringarts. In het ideale geval werken zij met dezelfde criteria en protocollen. Deze leden constateren dat het voor de hand ligt dat als tussen werkgever en werknemer verschil van inzicht of onduidelijkheid bestaat over de reïntegratie-inspanningen, ze dit allereerst met de bedrijfsarts zullen bespreken. Vervolgens kan een onafhankelijk deskundigenoordeel van het UWV worden gevraagd.

De leden van de fractie van de PvdA-fractie denken dat er nog veel te verbeteren is aan de kwaliteit van de Nederlandse bedrijfsgezondheidszorg. Zij wijzen er op dat Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en bedrijfsgeneeskunde (hierna: NVAB) heeft voorgesteld om te komen tot een kwaliteitsbureau. Een dergelijk bureau zou kunnen bijdragen, zo lijkt ook uit het advies van de Raad voor Gezondheidsonderzoek, tot professionalisering van het beroep van bedrijfsarts, en uniformering van de beoordeling. Deze leden willen graag weten wat het gesprek dat in oktober 2003 tussen de departementen van SZW en VWS en de NVAB gevoerd zou worden, heeft opgeleverd. Deelt de regering de mening van deze leden dat, indien de regering nu echt werk wil maken van voorkomen van ziekteverzuim en bevorderen van reïntegratie, de professionalisering van de taken van de bedrijfsarts van groot belang is? Waarom is de regering dan niet bereid het verzoek van de NVAB met ingang van 1 januari 2004 te ondersteunen?

De regering stelt de second opinion door het UWV op één lijn met een second opinion door een bij CAO ingestelde deskundige, bijvoorbeeld in de mate waarin een dergelijk deskundigenoordeel meeweegt bij de rechter. Dat een second opinion van het UWV veel gewicht in de schaal legt is logisch, gezien de toetsende rol die deze instantie in het hele poortwachtersproces speelt. Het ontbreekt echter nog aan inzicht in de mate waarin er bij CAO dergelijke deskundigen worden aangewezen en de rol die deze in de praktijk spelen. Kan dit inzicht verschaft worden? Is het niet logischer de echte second opinionrol zoveel mogelijk over te laten aan het UWV en op CAO-niveau invulling te geven aan vormen van bemiddeling bij conflicten (mediation)?

De leden van de PvdA-fractie willen graag inzicht in de ervaringen met de second opninion door het UWV als gevolg van de invoering van de wet verbetering Poortwachter. Wordt er veel gebruik gemaakt van deze mogelijkheid? Wat zijn de ervaringen van werkgevers en werknemers? En in hoeverre is er sprake van een wettelijk recht op een second opinion?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de invulling van het begrip «passende arbeid» bij reïntegratie in de memorie van toelichting bij dit wetsontwerp nagenoeg gelijk is aan die bij de wet verbetering poortwachter. Betekent dit dat er na ruim anderhalf jaar ervaring met de nieuwe poortwachterswet nog geen enkele nadere invulling te geven valt op basis van jurisprudentie en/of toetsing door het UWV? Zo nee, op welke termijn kan de Kamer dat dan wel tegemoet zien?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen de mogelijkheid van een persoonsgebonden reïntegratiebudget voor de werknemer, gefinancierd door de werkgever, als na twee jaar ziekteverzuim blijkt dat de werkgever niet voldoende aan reïntegratie heeft gedaan en de werknemer de regie over zijn reïntegratie zelf in handen wil nemen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een reactie.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering stelt dat meer arbeid als passend kan worden aangemerkt indien de duur van de arbeidsongeschiktheid langer is. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hier nader op in te gaan en concrete voorbeelden te noemen aan de hand van een tijdstabel die de duur van de arbeidsongeschiktheid aangeeft.

De leden van de D66-fractie zien graag toegelicht wat de consequenties zijn voor werknemers (tijdelijk dan wel permanent) als zij ander werk tegen een lager loon aanvaarden. Hoe vaak zal hiervan sprake zijn? Ook wil de fractie weten wat er gebeurt met mensen die een dermate ernstige aandoening hebben dat al in een tamelijk vroegtijdig stadium onomstotelijk vaststaat dat zij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Geldt voor deze groep ook een loondoorbetalingsverplichting gedurende de eerste twee ziektejaren

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het recht van de werknemer om in de eerste twee jaar van ziekte altijd te kunnen terugvallen op de arbeidsovereenkomst bij de eerste werkgever naar verwachting een slechte prikkel zou kunnen betekenen om serieus werk te maken van de reïntegratie bij de andere werkgever.

In de schriftelijke behandeling bij het oorspronkelijke wetsvoorstel hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie aandacht gevraagd voor mediation in geval van arbeidsconflicten. De vorige regering heeft geantwoord dat regelingen in dat kader wellicht kunnen worden gefaciliteerd. Waaraan moet dan concreet worden gedacht? Deze leden vragen wat zich er nu tegen zou verzetten hiervoor een wettelijke regeling te treffen, zodat vaststaat in welke situaties mediation is voorgeschreven, uiteraard met het oogmerk de instroom in de WAO te beperken?

5. Aanvullende aanpassingen

De leden van de PvdA-fractie moeten helaas constateren dat de regering sterk bezuinigt op verschillende maatregelen om reïntegratie te bevorderen, zoals rea-subsidies, fiscale loonkostenregelingen en gesubsidieerde arbeid. Kan inzicht gegeven worden in de gevolgen hiervan op de reïntegratie?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de subsidieregeling voor werkgevers die een werknemer bij een andere werkgever reïntegreert worden afgeschaft, vanwege de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers voor reïntegratie in het tweede ziektejaar en de financiële prikkels daarvoor. Tegelijkertijd blijft het wel mogelijk om een beroep te doen op de premiekorting voor herplaatsing in het eigen bedrijf en blijft de subsidie voor extra kosten van werkplekaanpassing bestaan. De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat deze maatregelen vanuit dezelfde redenering niet ook afgeschaft worden. Maar zijn teleurgesteld dat dit wel gebeurt voor de andere regelingen gericht op reïntegratie. Zij vragen de regering hoe deze maatregelen zich tot elkaar verhouden en waarom de regering niet ook wil investeren in reïntegratie bij een andere werkgever als dat bij de eigen werkgever niet mogelijk is. Dezelfde vraag geldt voor de afschaffing van de subsidie voor scholing, training en begeleiding. Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van de stimuleringsregelingen die nu afgeschaft worden? Deze leden willen graag inzicht in het gebruik, de resultaten en de waardering voor deze instrumenten.

Ten aanzien van de zogenaamde ziekmelding nieuwe stijl hebben de leden van de VVD-fractie vragen. Zo begrijpen zij in eerste aanleg niet waarom thans – in navolging van alle verplichtingen voortvloeiende uit de Regeling procesgang eerste ziektejaar – opnieuw nieuwe verplichtingen in het leven worden geroepen door de ziekmeldingen uit te breiden. Zij vragen zich ook af hoe logisch en consistent dit is. Immers, waar met de verlenging van de periode van loondoorbetaling bij ziekte de verantwoordelijkheidsverdeling publiek/privaat zoals de regering zelf ook aangeeft wordt versterkt, past het minder in de periode als overheid weer extra bureaucratische eisen te stellen. Deze leden verzoeken de regering hierop te reageren. Kan de regering daarbij ook aangeven of en zo ja, wat de administratieve lasten zijn die de extra verplichtingen met zich meebrengen?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering concreet aan te geven wat zij verstaat onder «geen duurzame benutbare mogelijkheden» en «geen dreigend langdurig ziekteverzuim». Zij achten het antwoord op deze vraag zeer relevant daar zij constateren dat het wel of niet vereist zijn van een plan van aanpak mede afhankelijk is van deze twee criteria. Graag een uitvoerige reactie. Hoe wordt bijvoorbeeld gemonitord dat iemand die geschaard wordt onder de categorie «geen dreigend langdurig ziekteverzuim» ook daadwerkelijk weer snel aan het werk is en niet alsnog zonder plan van aanpak voor zijn reïntegratie thuiszit?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het wetsvoorstel ook in een geschillenregeling voorziet. Partijen (werkgevers en werknemers) die zich tot de rechter wenden worden verplicht om een deskundigenoordeel te overleggen en dat de rechter dit meeweegt in zijn oordeel. Thans geldt al dat als een beroep wordt gedaan op de rechter bij een conflict over het al dan niet ziek zijn, het overleggen van een deskundigenoordeel van het UWV, dan wel een deskundigenoordeel op grond van een CAO, reeds verplicht is. Kan de regering meer concreet aangeven hoe zij zich deze geschillenregeling voor zich ziet? Brengt deze geschillenregeling nog extra administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich mee? Hoe vaak wordt nu door werkgevers en werknemers gebruik gemaakt van een deskundigenoordeel? Hoe vaak leggen partijen zich bij een deskundigenoordeel neer?

De leden van de VVD-fractie constateren dat, om werkgevers en werknemers nog eens nadrukkelijk op het belang van reïntegratie-inspanningen in een vroeg stadium te wijzen, de ziekmelding aan het UWV uiterlijk in de 13de week van ziekte met een aantal vragen wordt uitgebreid. Deze uitbreiding zal worden geregeld in een ministeriële regeling. Wanneer komt deze ministeriële regeling tot stand? En kan de Kamer over de definitieve inhoud van de regeling geïnformeerd worden als deze tot stand is gekomen?

De leden van de D66-fractie vragen de garantie dat het afschaffen van reïntegratiesubsidies nergens zal leiden tot gaten in de (ondersteuning van) reïntegratie. Zij verzoeken tevens een overzicht van het thans bestaande reïntegratie-instrumentarium en het bij uitvoering van de kabinetsplannen resterende instrumentarium, inclusief cijfers over de doelstellingen en bereikte/verwachte resultaten. Hoe moet trouwens de inpassing van deze korting op reïntegratiesubsidies gezien worden in relatie tot de afspraken in het hoofdlijnenakkoord daarover?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het voorstel de subsidie bij reïntegratie bij een andere werkgever en de subsidie voor training, scholing en begeleiding bij de eigen werkgever af te schaffen. Zij vragen om een nadere motivering. In de toelichting staat dat het onwenselijk is om een private verantwoordelijkheid van werkgevers met publieke middelen te financieren. Welke gevolgen heeft dit uitgangspunt voor het huidige beschikbare instrumentarium uit de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten ( REA)?

De leden van de SGP-fractie constateren dat in het wetsvoorstel de reïntegratiesubsidies worden afgeschaft. De leden van de SGP-fractie vragen of de rekening en de verantwoordelijkheid hier niet te eenzijdig bij de werkgevers worden gelegd. Worden niet met name de kleinere bedrijven benadeeld, zo vragen deze leden.

6. Financiële gevolgen, gevolgen voor de rechterlijke macht en administratieve lasten voor de werkgever

De leden van de CDA-fractie hebben zich altijd uitgesproken voor de kostendekkendheid van premies. Deze leden vragen opnieuw welke gevolgen deze risicoverschuiving van collectieve fondsen naar de individuele werkgever heeft voor de WAO-premie. Concreet, met welk percentage daalt de WAO-premie in 2005 als de effecten van de uitbreiding van loondoorbetaling merkbaar worden en hoe staat dat in verhouding met de extra Wulbz-premie die werkgevers aan zijn verzekeraar zal moeten gaan betalen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering cijfermatig kan aangeven wat het effect van dit wetsvoorstel op de omvang van het WAO-bestand zou zijn als de Wulbz wel uitgebreid wordt met een jaar, maar het loondoorbetalingsniveau in dat jaar op 100% zou mogen blijven. Wat is dan nog de prikkel voor werkgevers en werknemers om uitstroom uit de WAO te bevorderen danwel uit te stromen? Wat zouden de financiële consequenties van een dergelijk systeem zijn (uitkeringslasten)? Zou de regering bij beantwoording van de bovenstaande drie vragen de vergelijking willen trekken met het systeem – zoals door de leden van de VVD-fractie wordt ondersteund – waar een tweede Wulbz-jaar wordt ingevoerd en de loondoorbetalingsbeperking tot 70% in het tweede ziektejaar direct wordt meegenomen? En kan zij deze vergelijking ook maken voor wanneer in alle twee de ziektejaren 70% zou worden uitbetaald, dus zonder bovenwettelijke aanvullingen? Kan zij deze exercitie ook uitvoeren wanneer 90% uitbetaald zou worden in het eerste ziektejaar en 70% in het tweede ziektejaar c.q. de eerste twee dagen per ziekmelding niet worden uitbetaald in het eerste ziektejaar en 70% bij ziekte wordt uitbetaald in het tweede ziektejaar?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering aan te geven of – waar thans in de laatste drie ziektemaanden maar liefst 20% van de zieken alsnog herstelt – zij niet bevreesd is dat dit herstel fors zal verschuiven van de laatste drie maanden van het eerste ziektejaar naar de laatste drie maanden van het tweede ziektejaar. Deze leden vragen de regering dit kwantitatief te onderbouwen en concrete cijfers te noemen. Om deze negatieve gevolgen te voorkomen is het wel, zo vragen deze leden de regering te bevestigen, eens te meer van belang een financiële prikkel na het eerste ziektejaar in te bouwen door in het tweede ziektejaar de loondoorbetaling zeventig procent te laten zijn. Ook vragen deze leden de regering het effect van het ruimere arbeidsongeschiktheidscriterium in de loondoorbetalingsperiode concreet te becijferen. Is het niet mogelijk, zo vragen deze leden, dit te ondervangen door in het tweede ziektejaar weliswaar de loondoorbetaling te verlengen met een jaar maar niettemin het arbeidsongeschiktheidscriterium aan te scherpen? Zij verzoeken de regering hier een aantal modaliteiten voor aan te reiken en uit te werken.

De leden van de VVD-fractie constateren dat naar de mening van de regering vanwege de opwaartse en neerwaartse effecten die onderhavig wetsvoorstel met zich meebrengt een lichte besparing op de kosten van de eerste twee ziektejaren wordt verwacht van circa 300 miljoen euro. De regering geeft een aantal oorzaken van deze besparing aan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Kan per oorzaak worden aangegeven of deze besparingen of kosten met zich meebrengt en welke omvang deze zullen hebben?

Kan de regering ook cijfermatig onderbouwen wat de gevolgen voor de rechterlijke macht zullen zijn van het wetsvoorstel?

Als het gaat om de effecten van dit wetsvoorstel voor de administratieve lasten voor werkgevers vragen de leden van de VVD-fractie de regering hen een overzicht te verstrekken van de gevolgen van de verschillende maatregelen van dit wetsvoorstel apart en in het totaal.

De leden van de D66-fractie constateren dat de besparing op de uitvoeringskosten van het UWV niet doorgaat omdat er in het tweede ziektejaar substantiële werkzaamheden voor het UWV bijkomen. Zij zien graag een nadere specificatie en kwantificering van de besparing die komt te vervallen, met een onderbouwing van de benodigde extra middelen voor het UWV.

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de regering verwacht dat in 2005 en 2006 aanzienlijke incidentele besparingen zullen optreden door het wegvallen van de einde wachttijdbeoordelingen en de eerste herbeoordelingen. Zij informeren wanneer naar verwachting kan worden meegedeeld op welke wijze de vrijvallende capaciteit bij het UWV zal worden ingezet.

7. Ontvangen commentaren

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering elders aangeeft dat de Stuurgroep Poortwachter, waar een brede groep instanties en organisaties uit «het veld» in vertegenwoordigd is, betrokken zal worden bij de implementatie en monitoring van dit wetsvoorstel. Ware het niet beter en logischer deze stuurgroep al in het stadium van wetsvoorbereiding te betrekken, zodat de Kamer het oordeel van deze parttijen nadrukkelijk kan meewegen?

Het UWV adviseert in het beleidsmatige gedeelte van haar advies het wetsvoorstel niet in te voeren. Het UWV vreest contraproductieve effecten op de reïntegratie-inspanningen van werkgever en werknemer, negatieve gevolgen voor de WAO-instroom en hogere uitvoeringskosten en adviseert in elk geval een tussentijdse verplichte beoordeling van de reïntegratie-inspanningen in te voeren. De leden van de PvdA-fractie willen graag inzicht in de argumenten die aan beide zijden zijn gehanteerd en in de mate waarin de verschillende argumenten bij de besluitvorming hebben meegewogen.

Het is de leden van de fractie van de ChristenUnie opgevallen dat het UWV een negatief commentaar heeft gegeven op het voorliggende wetsvoorstel. Het UWV verwacht dat het effect van de voorgestelde wijzigingen beperkt blijft tot een verschuiving van publieke naar private lasten. In de memorie van toelichting wordt gesproken over een antwoordbrief van de regering aan het UWV. Deze leden beschikken slechts over de brief van het UWV en niet over de antwoordbrief. Zij zouden daarvan graag een afschrift ontvangen. Op grond waarvan meent de regering dat het effect zich niet zal beperken tot bovengenoemde verschuiving, zoals het UWV stelt?

8. Monitoring en evaluatie

De regering geeft aan de evaluatie van onderhavig wetsvoorstel zoveel mogelijk te willen doen samenlopen met de evaluatie van het totaal aan maatregelen in het kader van de WAO-herziening. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat inderdaad één en ander niet los van elkaar bezien kan worden. Zou de regering echter toch bij het indienen van de andere WAO-plannen willen ingaan op de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van onderhavig wetsvoorstel?

De voorzitter van de commissie,

Hamer

Waarnemend griffier,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Van Loon-Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (SP), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA),Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD).

XNoot
1

Maandoverzicht arbeidsongeschiktheidsuitkeringen UWV januari t/m juli 2003 (voorlopige cijfers, september 2003).

Naar boven