29 230
Wijziging van diverse wetten op het terrein van VWS, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen of andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (Technische aanpassingen van VWS-wetgeving 2003)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 7 juli 2003 en het nader rapport d.d. 25 september 2003, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 11 april 2003, no. 03.001672, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van diverse wetten op het terrein van VWS, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen of andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (Technische aanpassingen VWS-wetgeving 2003).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 11 april 2003, no. 03.001672, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 7 juli 2003, nr. W13.03.0137/III, bied ik U hierbij aan.

Het wetsvoorstel strekt tot het herstel van fouten en het aanbrengen van enkele technische wijzigingen in een aantal wetten op het werkterrein van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot het opschrift, wijziging in de delegatiebevoegdheid en betrokkenheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst een aantal kanttekeningen waarop hieronder puntsgewijs zal worden ingegaan.

1. Wijziging in delegatiebevoegdheid

Het wetsvoorstel voorziet in artikel VIII, onderdeel A, met betrekking tot het Besluit verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in de mogelijkheid van subdelegatie aan de minister.

Het voorstel om in artikel 7, derde lid, van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen de mogelijkheid te openen voor subdelegatie aan de minister is naar de mening van de Raad onvoldoende gemotiveerd. Delegatie aan de minister van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften dient beperkt te blijven tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan is te voorzien dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. Niet duidelijk is gemaakt dat daarvan sprake is. Wel is in de toelichting als voorbeeld genoemd de vaststelling van geldbedragen. De Raad adviseert subdelegatie daartoe te beperken en het voorstel in die zin aan te passen.

1. Overeenkomstig de strekking van het advies van de Raad is de mogelijkheid van subdelegatie tot het stellen van regels bij ministeriële regeling beperkt tot de in de algemene maatregel opgenomen geldbedragen die naar hun aard met regelmaat wijziging behoeven.

2. Overeenstemming Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

In Artikel IX, onderdeel D, is geregeld dat voortaan de voordracht voor alle maatregelen van bestuur op grond van artikel 8 van de Ziekenfondswet (betreffende de aanspraken op verstrekkingen) – en niet slechts die op grond van artikel 8, tweede lid – alleen nog geschieden in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voorzover die maatregelen gevolgen hebben voor de (hoogte van de) procentuele premie.

De Raad vraagt zich af of hiermee aan de betrokkenheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet tekort wordt gedaan. Ook als niet direct een premieverhoging is voorzien, zou dat op termijn toch het resultaat kunnen zijn. Daarnaast rijst de vraag naar de congruentie met de overeenkomstige bepaling in artikel 76a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De Raad adviseert deze aspecten nader toe te lichten en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.1

2. Overeenkomstig het advies van de Raad is de medebetrokkenheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de voordracht van algemene maatregelen van bestuur op grond van artikel 76a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) beperkt tot die maatregelen die gevolgen hebben voor de hoogte van de AWBZ-premie. Een en ander is de pendant van de overeenkomstige wijziging van artikel 93a van de Ziekenfondswet.

3. Overige opmerkingen

a. Volgens het opschrift van de regeling en het algemene gedeelte van de toelichting gaat het in het voorstel om het herstel van fouten en wijzigingen van ondergeschikte aard.

Mede gelet op de voorgaande paragrafen is de strekking van het wetsvoorstel ruimer dan het opschrift van de regeling en het algemene deel van de toelichting doen vermoeden.

De Raad adviseert het opschrift en het algemene deel van de toelichting in verband hiermee aan te passen.

b. In artikel I, onderdeel A, wordt voorgesteld het woord «Nederlandse» in artikel 8, zesde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) te laten vervallen.

De zinsnede waarin het woord «Nederlandse» voorkomt, is reeds vervallen ingevolge hoofdstuk 5, paragraaf K, artikel 13, onderdeel C, van de Aanpassingswet Awb III.

De Raad adviseert artikel I, onderdeel A, te laten vervallen.

c. In artikel I, onderdeel B, wordt voorgesteld artikel 36, achtste lid, Wet BIG meer in overeenstemming te brengen met de andere leden van dat artikel door de zinsnede «bij hoofdstuk III» te vervangen door: bij of krachtens hoofdstuk III.

Dit voorstel is niet opportuun, aangezien de in het achtste lid van artikel 36 bedoelde verwijzing – anders dan de verwijzingen in het eerste tot en met het zesde lid – geen betrekking heeft op gedelegeerde wetgeving. Het ligt eerder voor de hand het zevende lid aan te passen.

De Raad adviseert het voorstel aan te passen.

d. In artikel II, onderdeel B, wordt voorgesteld in artikel 7 van de Opiumwet de zinsnede «ten genoegen» telkens te vervangen door: ten genoege.

Artikel 7 van de Opiumwet is bij de wet van 13 juli 2002 tot wijziging van de Opiumwet, Stb.2002, 520, met ingang van 17 maart 2003 vervangen. De bedoelde zinsnede komt daarin thans niet meer voor. Bovendien houdt de voorgestelde wijziging geenszins een verbetering in.

De Raad adviseert artikel II, onderdeel B, te laten vervallen.

3.a. Anders dan de Raad ben ik van mening dat de onder 1 en 2 bedoelde wijzigingen nog steeds als wijzigingen van ondergeschikte aard gekenschetst kunnen worden, zodat aanpassing van het opschrift en het algemene deel van de toelichting niet nodig is.

b. tot en met d. Voor wat betreft deze punten is aan het advies van de Raad steeds gevolg gegeven.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is aandacht geschonken.

Los van het advies van de Raad is nog een tweetal aanvullingen in het voorstel aangebracht. De eerste betreft het herstel van een wetstechnische misslag in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, de tweede een aantal technische correcties in de AWBZ, buiten de hierboven onder 2 reeds genoemde.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 7 juli 2003, no. W13.03.0137/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Voorstel van wet

– In Artikel VI, onderdeel D, na «artikel 44» toevoegen: , eerste lid,.

– Aan Artikel IX, onderdeel C, toevoegen: Voorts wordt een komma geplaatst na «15, eerste en zesde lid».

Memorie van toelichting

– [B]ij het aanhalen van regelingen de aanwijzingen 86 en 87 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen.

– De toelichting bij de Artikelen VII en VIII aanpassen aangezien er slechts sprake is van een commissie en niet van meerdere commissies.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Zie ook aanwijzing 107 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven