Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29221 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29221 nr. 6 |
Vastgesteld 25 oktober 2006
De commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 4 oktober 2006 inzake de resultaten van de verwervingsvoorbereidingsfase (DMP-D fase) van deel 1, fase 2 (BMC4I-FOC) en deel 2 (SSC) (Kamerstuk 29 221, nr. 5.)
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 oktober 2006. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Hoe beoordeelt het kabinet de dreiging van onbemande vliegtuigen, en de proliferatie van deze systemen, nu bijvoorbeeld Hezbollah erover lijkt te beschikken? Wordt hier rekening mee gehouden in het FGBADS-project?
De regering neemt de dreiging van onbemande vliegtuigen, zoals ingezet door Hezbollah, zeer serieus. Deze systemen bieden een tegenstander de mogelijkheid doelen waar te nemen en aan te vallen met verhoudingsgewijs eenvoudige en goedkope systemen. De techniek voor onbemande systemen is voor velen beschikbaar en de kennis omtrent hun inzet is wijdverbreid, zodat ook voor de veiligheid en bescherming van Nederlandse eenheden rekening moet worden gehouden met deze dreiging.
Het FGBADS-project is, zoals in de brief van 4 oktober jl. is uiteengezet, een onmisbare schakel in de Nederlandse luchtverdediging en biedt onder de juiste omstandigheden bescherming tegen kruisvluchtwapens, vliegtuigen, helikopters en grotere onbemande systemen. Navo-landen waaronder Nederland bezien in het verlengde van de huidige inspanningen voor luchtverdediging en zelfbescherming, hoe locaties en eenheden beter beschermd kunnen worden tegen inkomende projectielen, mortieren en kleine onbemande vliegtuigen.
Waarom moet nu al overgegaan worden op fase 2, terwijl de BMC4I-IOC uit fase 1 nog niet eens geleverd, laat staan operationeel en beproefd is?
In de projectplanning van FGBADS is vanaf de B/C-fase altijd sprake geweest van een gefaseerde realisatie van de BMC4I-component. Het BMC4I-IOC (fase1) omvat de voornaamste basisfunctionaliteiten van één systeem. Om volledig te kunnen opereren met een «Shorad shooter component» (SSC) is het noodzakelijk fase 2 van het BMC4I eveneens uit te voeren. Het BMC4I-IOC, waarvoor het contract in oktober 2004 is gesloten, bevindt zich thans in de eindfase van oplevering. Op dit moment heeft de operationele eindtest van het systeem plaats. Naar verwachting zal het BMC4I-IOC aan het eind van dit jaar kunnen worden overgedragen aan de operationele eenheid.
Is het doel van fase 2 nog steeds om een volledige «joint» en «combined» samenwerking op brigadegrootte door te voeren en gelijktijdig op twee gescheiden geografische locaties op te kunnen treden? Waarom acht het kabinet bescherming van twee bataljons of het High Readiness Force Headquarters niet afdoende? Acht het kabinet de dreiging van luchtaanvallen op Nederlandse eenheden dermate groot, dat het grondgebonden luchtverdediging op brigadeniveau noodzakelijk acht, terwijl de NAVO in vrijwel alle scenario’s met het eigen luchtwapen over superioriteit in het luchtruim zal beschikken?
Met het project FGBADS wordt het mogelijk samen te werken met andere luchtverdedigingseenheden van Defensie («joint») en met eenheden van andere landen («combined»). Het totale project FGBADS voorziet in een eigen capaciteit om op twee gescheiden locaties, eenheden van bataljonsgrootte te kunnen beschermen. Wanneer alle FGBADS-capaciteiten worden geconcentreerd op één locatie kan een eenheid van brigadegrootte worden beschermd.
De luchtverdediging kan in bepaalde omstandigheden deel uitmaken van de zelfbescherming van uitgezonden eenheden. Hoewel de Navo in veel gevallen over luchtoverwicht beschikt, kan daarmee niet permanent in het hele operatiegebied bescherming worden geboden. Tegenstanders of andere, eerder niet bij het conflict betrokken, partijen kunnen onverwachts een aanval uitvoeren. Om eenheden, indien deze dreiging relevant is, permanent daartegen te beschermen zijn grondgebonden luchtverdedigingseenheden noodzakelijk.
Aangegeven wordt dat het met een beperkte verhoging van het bestaande budget mogelijk was via de industrie een SSC-basiscapaciteit van zes lanceersystemen te verwerven. Kan het kabinet nader ingaan op wat bedoeld wordt met basiscapaciteit? Moet hieruit worden afgeleid dat deze capaciteit slechts voldoende is voor fase 1, dus voor de bescherming van hooguit twee bataljons? Indien dit zo is, waarom is deel 2 van het project (brigadeniveau) dan nog nodig?
Onder de Initiële Operationele Capaciteit van FGBADS (BMC4I-IOC, deel 1, fase 1) wordt verstaan de minimale hoeveelheid materieel die nodig is voor het benutten van de voornaamste basisfunctionaliteiten van FGBADS. De SSC maakt echter geen deel uit van deel 1, noch fase 1 noch fase 2. Pas met het uitvoeren van deel 1, fase 2 (BMC4I-FOC), alsmede deel 2, de verwerving van SSC, krijgt FGBADS de capaciteit om op twee gescheiden locaties een eenheid van bataljonsgrootte te beschermen. De term SSC-basiscapaciteit is gebruikt om aan te geven dat met minder lanceerinrichtingen het beschermen van twee eenheden van bataljonsgrootte op gescheiden locaties niet mogelijk is. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 3, kan een eenheid van brigadegrootte worden beschermd indien alle FGBADS-capaciteiten op één locatie wordt ingezet.
Worden naast de NASAM II-lanceerinrichtingen ook luchtdoelraketten verworven die geschikt zijn om vanaf deze inrichtingen gelanceerd te worden? Zo ja, om hoeveel raketten gaat het en wat zijn de kosten daarvan?
Er worden geen luchtdoelraketten verworven omdat de Nasams II-lanceerinrichtingen geschikt zijn voor het gebruik van de reeds bij de krijgsmacht aanwezige AMRAAM-raketten. Het aantal bij de krijgsmacht beschikbare AMRAAM-raketten wordt voldoende geacht voor het gebruik door zowel de F-16 vliegtuigen als FGBADS.
Wat is de beleidsintentie van het kabinet als blijkt dat EADS niet kan voldoen aan de verwachting om de integrale systeemverantwoordelijk (op tijd) tot een goed einde te brengen?
De integratie van de SSC heeft plaats onder verantwoordelijkheid van de firma EADS, met de firma KDA als onderaannemer. Het risico dat bij de integratie problemen ontstaan wordt als gering ingeschat omdat er goede contractuele afspraken zijn gemaakt met de industrie.
Kan het kabinet de berichtgeving (Jane’s Defense Weekly, 22 juni 2005) bevestigen dat er een studie verricht is naar de mogelijkheden om vergaand samen te werken met Noorwegen? Heeft het kabinet de mogelijkheid onderzocht van een gezamenlijke Nederlands-Noorse luchtverdedigingseenheid die inzetbaar zou zijn voor NAVO-operaties? Kan het kabinet bovendien ingaan op de mogelijkheid dat Nederland daarom af zou kunnen zien van de aanschaf van NASAMS, omdat deze capaciteit dan door de Noren zouden worden ingebracht?
Waarom is er geen sprake van gezamenlijke aanschaf en/of pooling van luchtverdedigingssystemen? Is het kabinet bereid de mogelijkheden daartoe te onderzoeken en hierin in NAVO-verband het voortouw te nemen? Welke voordelen, bijvoorbeeld op het gebied van schaalgrootte, vallen hier te behalen?
In 2005 zijn de mogelijkheden van bilaterale samenwerking op het gebied van grondgebonden luchtverdediging tussen Nederland en Noorwegen diepgaand onderzocht.
Samen met Noorwegen is geconcludeerd dat samenwerking op het gebied van luchtverdediging slechts beperkt mogelijk is. De Noorse Nasams-luchtverdedigingssystemen passen niet zonder aanpassingen in het Nederlandse luchtverdedigingsconcept (FGBADS). Voor dergelijke aanpassingen zijn in de Noorse plannen geen gelden voorzien. Het aantal Noorse systemen voor expeditionaire inzet is beperkt. Bovendien is de beschikbaarheid ervan afhankelijk van toekomstige, lopende en recent afgeronde Noorse operaties, Noorse prioriteiten en parlementaire goedkeuring.
De luchtverdediging maakt deel uit van de bescherming van uitgezonden eenheden. Daarom is doorlopend geïntegreerd trainen voorafgaand aan inzet een vereiste. Om de beschikbaarheid van Shorad-afvuursystemen voor training en inzet altijd te kunnen garanderen, is een eigen capaciteit noodzakelijk. Deze eigen capaciteit opent vervolgens mogelijkheden tot samenwerking met andere Navo-partners waaronder Noorwegen, bijvoorbeeld op het gebied van opleidingen.
Op welke wijze, en ten koste waarvan wordt de verhoging van het budget voor fase 2 gefinancierd?
De noodzakelijke ophoging voor de SSC in deel 2 is opgevangen door verschuivingen binnen de langetermijnplanning voor de investeringen. Deze langetermijnplanning wordt regelmatig aangepast aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten op verschillende gebieden. De ophoging van het budget voor SSC is meegenomen in dit proces van aanpassingen.
Waarom is een contract met EADS voor de duur van vijf jaar opgesteld?
Met EADS is een contract gesloten voor de volledige logistieke ondersteuning («Supplier Logistic Support», SLS) voor de duur van 5 jaar met als uitgangspunt dit periodiek te verlengen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om het SLS periodiek te evalueren en indien noodzakelijk bij te sturen, dan wel te besluiten een andere onderhoudsfilosofie toe te passen.
Is het mogelijk dat de rekening hoger oploopt of garandeert het kabinet de in de brief genoemde bedragen als een kostenplafond?
De met de industrie overeengekomen bedragen voor de volledige operationele capaciteit en de SSC zijn vaste bedragen voor de looptijd van het project, en derhalve niet onderhevig aan prijsaanpassing op basis van economische ontwikkelingen. Voor het SLS is eveneens een vaste prijs per maand overeengekomen. Het in de Kamerbrief genoemde bedrag van € 21,5 miljoen is gebaseerd op de prijzen van 2006. Dit bedrag is wel onderhevig aan prijsaanpassing als gevolg van economische ontwikkelingen. Deze prijsaanpassing zal dan ook jaarlijks in de exploitatiebegroting worden verwerkt.
Samenstelling:
Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Hermans (LPF), Brinkel (CDA) en Szabó (VVD).
Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Lenards (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), Vacature (SP), Meijer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Smilde (CDA), Van den Brink (LPF), Vendrik (GL), Knops (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Vacature (algemeen), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA), Veenendaal (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29221-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.