Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2021
Hierbij zend ik u de concept regeling, houdende wijziging van de Subsidieregeling
opvang kinderen van ouders met een trekkend/varend bestaan (hierna: de Subsidieregeling)
in verband met de verlenging van de werkingsduur en de aanpassing van de normbedragen
voor 2022.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
(artikel 4.10, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016) en biedt uw Kamer de mogelijkheid
zich uit te spreken over de wijziging voordat ik deze zal ondertekenen en ter publicatie
aan de Staatscourant zend.
Op grond van de aangehaalde bepaling onderteken ik de wijzigingsregeling niet eerder
dan nadat deze 30 dagen aan uw Kamer is voorgelegd. Een conceptversie van de wijzigingsregeling
is als bijlage toegevoegd (bijlage 1)1. Ik streef naar inwerkingtreding van de wijzigingsregeling met ingang van 01-01-2022.
De huidige Subsidieregeling kent een vervaldatum van 01-01-2022. De onderhavige wijzigingsregeling
ziet op de verlenging van de werkingsduur van de Subsidieregeling tot 01-01-2027 (de
maximaal toegestane periode van vijf jaar, conform artikel 4.10, tweede lid, van de
Comptabiliteitswet 2016).
In 2021 is de Subsidieregeling geëvalueerd (door Significant Public). Deze evaluatie
is als bijlage toegevoegd (bijlage 2)2. Uit deze evaluatie blijkt dat de subsidieregeling in de basis doelmatig en doeltreffend
is. De regeling voorziet met name in een duidelijke behoefte van schippers (gezinsbedrijven)
met kinderen in de leerplichtige en kwalificatie plichtige leeftijd. De regeling is
echter niet doeltreffend voor de gehele doelgroep, omdat circusartiesten/kermisexploitanten
amper gebruikmaken van de regeling. Er blijkt een geringe behoefte vanuit deze doelgroep.
Hun situatie is ook anders; voor hen is er een alternatief voor een internaat in de
vorm van de Stichting Rijdende School. Kermisexploitanten en circusartiesten hebben
veelal ook een vaste verblijfsplaats waar zij een deel van het jaar verblijven en
waar hun kinderen veelal verblijven vanaf het moment dat ze naar het voortgezet onderwijs
gaan. Ze wonen vaak thuis of bij familie.
Voor schipperskinderen is er met betrekking tot huisvesting geen voor de hand liggend
alternatief voor de internaten. Op het gebied van onderwijs, zou het uitbreiden van
hybride onderwijs (fysiek en (online) afstandsonderwijs) wel een mogelijk alternatief
kunnen bieden voor de gehele doelgroep. Tot slot constateert Significant Public dat
het huidige financieringsmodel het best passend is, maar dat de in 2000 vastgestelde
en daarna jaarlijkse geïndexeerde normbedragen aan herijking toe zijn. Het onderzoek
voor deze herijking zal voor 2023 plaatsvinden.
Gegeven deze evaluatie acht ik voortzetting van de Subsidieregeling met het huidige
financieringsmodel gewenst. De verwachting is het aantal kinderen op schippersinternaten
zich na een daling zal stabiliseren; de noodzaak voor de regeling blijft hiermee bestaan.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis