29 214 Subsidiebeleid VWS

Nr. 89 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 3 juni 2021.

De wens om over de voorgenomen voordracht voor de vast te stellen ministeriële regeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden van de Kamer te kennen worden geven uiterlijk op 3 juli 2021.

De voordracht voor de vast te stellen ministeriële regeling kan niet eerder worden gedaan dan op 4 juli 2021 dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige zin bedoelde inlichtingen.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2021

Hierbij zend ik u de concept regeling, houdende wijziging van de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met een trekkend/varend bestaan (hierna: de Subsidieregeling) in verband met de verlenging van de werkingsduur en de aanpassing van de normbedragen voor 2022.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 4.10, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over de wijziging voordat ik deze zal ondertekenen en ter publicatie aan de Staatscourant zend.

Op grond van de aangehaalde bepaling onderteken ik de wijzigingsregeling niet eerder dan nadat deze 30 dagen aan uw Kamer is voorgelegd. Een conceptversie van de wijzigingsregeling is als bijlage toegevoegd (bijlage 1)1. Ik streef naar inwerkingtreding van de wijzigingsregeling met ingang van 01-01-2022.

De huidige Subsidieregeling kent een vervaldatum van 01-01-2022. De onderhavige wijzigingsregeling ziet op de verlenging van de werkingsduur van de Subsidieregeling tot 01-01-2027 (de maximaal toegestane periode van vijf jaar, conform artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

In 2021 is de Subsidieregeling geëvalueerd (door Significant Public). Deze evaluatie is als bijlage toegevoegd (bijlage 2)2. Uit deze evaluatie blijkt dat de subsidieregeling in de basis doelmatig en doeltreffend is. De regeling voorziet met name in een duidelijke behoefte van schippers (gezinsbedrijven) met kinderen in de leerplichtige en kwalificatie plichtige leeftijd. De regeling is echter niet doeltreffend voor de gehele doelgroep, omdat circusartiesten/kermisexploitanten amper gebruikmaken van de regeling. Er blijkt een geringe behoefte vanuit deze doelgroep. Hun situatie is ook anders; voor hen is er een alternatief voor een internaat in de vorm van de Stichting Rijdende School. Kermisexploitanten en circusartiesten hebben veelal ook een vaste verblijfsplaats waar zij een deel van het jaar verblijven en waar hun kinderen veelal verblijven vanaf het moment dat ze naar het voortgezet onderwijs gaan. Ze wonen vaak thuis of bij familie.

Voor schipperskinderen is er met betrekking tot huisvesting geen voor de hand liggend alternatief voor de internaten. Op het gebied van onderwijs, zou het uitbreiden van hybride onderwijs (fysiek en (online) afstandsonderwijs) wel een mogelijk alternatief kunnen bieden voor de gehele doelgroep. Tot slot constateert Significant Public dat het huidige financieringsmodel het best passend is, maar dat de in 2000 vastgestelde en daarna jaarlijkse geïndexeerde normbedragen aan herijking toe zijn. Het onderzoek voor deze herijking zal voor 2023 plaatsvinden.

Gegeven deze evaluatie acht ik voortzetting van de Subsidieregeling met het huidige financieringsmodel gewenst. De verwachting is het aantal kinderen op schippersinternaten zich na een daling zal stabiliseren; de noodzaak voor de regeling blijft hiermee bestaan.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven