29 214
Subsidiebeleid VWS

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2005

In mijn brief d.d. 13 november 2003 (kamerstuk 29 214, nr. 5) heb ik de ambitie van het kabinet en het nieuwe VWS-subsidiebeleid nader toegelicht. Het kabinetsstreven is gericht op kennis, innovatie en meedoen. Vanuit deze ambitie is de inzet van de VWS-subsidiemiddelen heroverwogen en meer gericht op het bevorderen van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid, om mensen en organisaties uit te nodigen en in staat te stellen maatschappelijk te participeren en blijvend mee te doen.

In vervolg hierop is de afgelopen periode gewerkt aan een nieuwe subsidieregeling voor organisaties van patiënten, gehandicapten en ouderen. Uitgangspunt is om publieke middelen gericht in te zetten voor maatschappelijke doelstellingen als het versterken van de positie van patiënten en cliënten en hun organisaties. Nodig is meer focus aan te brengen in de inzet van de middelen. Daarbij hoort ook een verantwoording in termen van resultaten. Daarom vindt er nu een omslag plaats van organisatie-subsidiëring naar prestatiefinanciering. Het gaat straks om toetsbare activiteiten en zichtbare prestaties.

De oude situatie voldeed niet meer. Bij de subsidie aan patiëntenorganisaties werd meer uitgegaan van de omvang van de organisaties dan van de publieke doelstellingen van de subsidie. In de subsidiëring van de organisaties van gehandicapten en ouderen was in de praktijk een grote verscheidenheid ontstaan zonder dat hiervoor een goede argumentatie leek te zijn. Tevens bleek veel subsidie te worden besteed aan activiteiten op de beleidsterreinen van andere departementen. Ook was er soms sprake van overlappende subsidie voor activiteiten en een versnippering van middelen. Het was dus nodig om de beschikbare middelen doelgerichter en doelmatiger in te zetten.

In 2004 heb ik het Fonds PGO gevraagd een voorstel te doen voor een nieuwe subsidieregeling. Hierbij heb ik een aantal randvoorwaarden meegegeven: het voorstel moest meer dan nu worden toegespitst op zaken met een publiek belang, op financiering van activiteiten en niet van organisaties, op het zichtbaar maken van prestaties, en op het gelijk behandelen van gelijksoortige organisaties.

Het Fonds heeft hiervoor een adviescommissie ingesteld onder leiding van de heer Scheerder. De commissie heeft de genoemde randvoorwaarden als uitgangspunt genomen, en heeft haar ideeën besproken met de organisaties van patiënten, gehandicapten en ouderen. De uitkomsten van deze gesprekken zijn meegenomen in het uiteindelijke advies aan het Fonds dat in mei 2005 is uitgebracht. Het Fonds heeft dit advies uitgewerkt tot een voorstel voor een nieuwe subsidieregeling, en heeft dit in augustus en september 2005 voorgelegd aan de organisaties van patiënten, gehandicapten en ouderen. De opvattingen van de organisaties hebben op onderdelen tot aanpassing van het voorstel geleid.

Op 30 september jl. heeft het Fonds zijn voorstel aan mij voorgelegd. Vervolgens is het voorstel in nauwe samenwerking met het Fonds omgevormd tot bijgevoegde ministeriële regeling.1

De regeling beoogt vijf soorten activiteiten (functies) specifiek te bevorderen: voorlichting, lotgenotencontact, belangenbehartiging, ondersteuning van medezeggenschap en kwaliteitstoetsing vanuit patiënten- en cliëntenperspectief. De reikwijdte van de regeling wordt begrensd door de beleidsterreinen zorg en maatschappelijke ondersteuning, zoals opgenomen in VWS wet- en regelgeving. Alleen door goede plannen in te dienen kunnen organisaties of samenwerkingsverbanden van organisaties nu aanspraak maken op subsidie; de mate waarin de doelgroep wordt bereikt zal meewegen bij de beoordeling van de plannen. Daarnaast komt er ruimte voor plannen met oorspronkelijke en vernieuwende ideeën.

De nieuwe regeling voorziet, in lijn met de voorstellen van het Fonds, in subsidie voor patiënten- en gehandicaptenorganisaties; deze organisaties vertonen dermate veel overeenkomsten dat een gelijke behandeling gerechtvaardigd is. De regeling bevat ook een voorziening voor ouderenbonden. Tevens is er een voorziening voor algemene koepelorganisaties; in principe zullen koepelorganisaties door hun lidorganisaties moeten worden gefinancierd. Maar soms kunnen ze vanuit hun specifieke positie activiteiten met een publiek belang uitvoeren die iets toevoegen aan het werk van de afzonderlijke sectorgerichte organisaties. De regeling kent een tijdelijke voorziening voor de ondersteuning van medezeggenschap, in afwachting van een structurele oplossing voor de financiering van cliëntenraden. En er is ruimte gemaakt voor het stimuleren van kwaliteitstoetsing vanuit patiënten- en cliëntenperspectief.

Doel van de regeling is onder meer dat deze organisaties beter dan voorheen in staat worden gesteld een stevige positie in te nemen in de relatie met zorgverzekeraars, aanbieders en gemeenten. Zo kunnen de organisaties door collectief optreden bijdragen aan verbetering van zorgverlening en van leefomstandigheden. Ook kunnen zij door het organiseren van lotgenotencontact en voorlichting zorggebruikers beter ondersteunen, bijvoorbeeld bij het vinden van de gewenste zorg.

De oude regeling (van Fonds PGO) eindigt op 31 december 2005. Sommige organisaties kunnen er door de regeling op vooruit gaan, andere kunnen minder of geen subsidie krijgen. Voor organisaties die door de regeling voor minder of geen subsidie in aanmerking komen, is er een overgangsregeling.

Feitelijk zal er niet meteen verandering optreden. In 2006 kunnen alle organisaties in principe hun volledige subsidie behouden (gelijk aan die in 2005). Organisaties die minder of geen subsidie meer krijgen, kunnen aanspraak maken op een afbouwregeling.

Voor het merendeel van de gehandicapten- en ouderenorganisaties geldt dat zij een subsidiegarantie hebben tot en met 2007; indien deze organisaties straks geen aanspraak willen of kunnen maken op subsidie, gaat de afbouwregeling betekenen dat zij in 2007 100% en in 2008 30% kunnen krijgen van het bedrag dat zij in 2005 ontvingen.

Eerder dit jaar is onduidelijkheid ontstaan over de relatie tussen patiëntenorganisaties en sponsors. Toen is aan de NPCF het verzoek gericht een oplossing hiervoor te zoeken. Inmiddels heeft de NPCF een Code Fondsenwerving opgesteld. Doel van deze code is om sponsoring mogelijk te maken en de financiering van patiëntenorganisaties transparant te maken. De patiëntenbeweging is divers en varieert van kleine vrijwilligersorganisaties tot grote professionele organisaties. Er is nu een code gekozen die op dit diverse veld van toepassing en handhaafbaar is.

De algemene ledenvergadering van de NPCF heeft de code onlangs vastgesteld en besloten deze vooralsnog aan haar leden te adviseren. Na een jaar zal de NPCF bij haar leden monitoren hoe de code wordt toegepast en nageleefd.

Bijgaand treft u de nieuwe subsidieregeling voor PGO-organisaties aan1. Ik ben voornemens deze regeling 1 februari 2006 in de Staatscourant te publiceren; zij zal met terugwerkende kracht op 1 januari 2006 in werking treden. Met deze nieuwe regeling wil ik de organisaties onder andere stimuleren om meer invloed uit te oefenen op zorgverzekeraars, gemeenten en aanbieders van zorg en maatschappelijke ondersteuning. Zij kunnen bijvoorbeeld als collectief met een verzekeraar onderhandelen over een specifiek op hun achterban toegesneden zorgpolis; concrete resultaten zijn al geboekt door twee patiëntenverenigingen en een ouderenbond die met hun respectievelijke verzekeraars een dergelijke overeenkomst hebben gesloten. En de organisaties kunnen als collectief specifieke informatie beschikbaar stellen voor zorggebruikers over zorg, behandeling en ondersteuning waardoor de aanbieders en zorgverleners indirect worden beïnvloed. De recente ontwikkelingen sterken mij in de gedachte dat het mogelijk is wat ik voor ogen heb met deze regeling: een volwassen en zakelijke relatie tussen enerzijds organisaties van patiënten, gehandicapten en ouderen en anderzijds aanbieders, zorgverzekeraars en gemeenten. In de situatie waarin patiëntenorganisaties de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars prikkelen tot betere prestaties, neemt de kwaliteit van de zorg uiteindelijk toe.

Naast bijgaande regeling is er ook een ministeriële regeling tot stand gebracht waarin de algemene subsidiebepalingen zijn opgenomen die het Fonds PGO bij subsidieverstrekkingen moet hanteren; de Regeling algemene subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO. Die regeling (die o.a. algemene voorschriften ten aanzien van aanvragen, subsidieverleningen e.d. bevat en aan het Fonds de grondslag verschaft om vanaf 1 januari 2006 voorschotten te verlenen, teneinde liquiditeitsproblemen bij de betrokken organisaties te voorkomen) zal zo spoedig mogelijk worden gepubliceerd in de Staatscourant.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven