nr. 96
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 6 februari 2004
In mijn brief van 7 november jongstleden (kamerstuk 29 210, nr. 49)
heb ik u mededeling gedaan van het feit dat de Adviesdienst Verkeer en Vervoer
(AVV), het Centraal Planbureau (CPB) en het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP)
bezig waren de mogelijke effecten op milieu en mobiliteit van het Belastingplan
2004 in kaart te brengen. Een notitie is inmiddels afgerond. Als bijlage bied
ik u deze hierbij aan1. In deze notitie zijn de
effecten van de amendering door de Tweede Kamer verwerkt. De notitie bevat
de verwachte effecten en een aanbeveling aan het kabinet. Op beide zaken wordt
hieronder ingegaan.
Uitkomsten van de modelberekeningen
Volgens de berekeningen heeft het Belastingplan 2004 op lange termijn
effecten op de mobiliteit, de congestie en het milieu. De onderzoekers denken
aan een periode van zeker 10 jaar, waarin deze volledig tot wasdom komen.
Per saldo leidt het Belastingplan op die termijn tot een verhoging van de
automobiliteit met 1,7% en veroorzaakt het een gemiddelde congestietoename
over alle dagdelen met 6%. In de ochtendspits is een groei naar circa 9% in
10 jaar te verwachten. Tevens leidt het op de lange termijn tot een groei
van de CO2-emissies van het verkeer met naar schatting 0,3 Mton.
Aan de omvang van de effecten is in geringe mate bijgedragen door de verhoging
van de onbelaste vergoeding die door de Tweede Kamer bij amendement is aangebracht.
Doorslaggevend bij de totstandkoming van de voorziene effecten zijn twee
modelmatige veronderstellingen. In de eerste plaats is dat de reactie van
de werkgevers op de fiscale maatregelen. In de voorliggende berekeningen is
aangenomen dat zij op termijn de bruto-vergoedingen voor het woon-werkverkeer
zullen verhogen met circa € 750 mln. De aanpassing van de bruto
reiskostenvergoedingen aan het nieuwe fiscale stelsel zal volgens de onderzoekers
enkele jaren duren.
Dit soort aanpassingen komt aan de orde in het arbeidsvoorwaardenoverleg
en kan, mede onder invloed van de economische omstandigheden,
van werkgever tot werkgever verschillen. Het kabinetsbeleid is erop gericht
de loonkostenontwikkeling beheersbaar te houden.
In de tweede plaats wordt in de gebruikte modellen verondersteld dat de
verhoging van de netto vergoedingen voor het woon-werkverkeer leidt tot een
vergroting van de woon-werkafstand. Tweederde van de groei van de automobiliteit
is volgens de berekeningen afkomstig van een heroriëntatie op woon- en/of
werklocaties. Het zal meerdere jaren duren voordat dit effect zijn beslag
krijgt. Doordat de vergoedingen voor het woon-werkverkeer voor de overige
vervoerswijzen eveneens stijgen, is per saldo het effect van de maatregelen
op het gebruik van de andere vervoerswijzen nul. Naar schatting van de onderzoekers
zal een derde deel van de effecten in 2007 zijn gerealiseerd.
Aanbeveling
De onderzoekers bevelen aan om te monitoren in hoeverre werkgevers bij
het toekennen van reiskostenvergoedingen de nieuwe fiscale grenzen voor het
woon-werkverkeer en het zakelijk verkeer zullen volgen.
Beleidsconclusie
Het kabinet neemt de aanbeveling van de onderzoekers om het werkgeversgedrag
te gaan monitoren over. Deze toezegging past ook binnen de toezegging in de
Eerste Kamer om het mobiliteitspakket uit het Belastingplan te monitoren.
Indien er daadwerkelijk sprake is van effecten op milieu/mobiliteit zullen
deze in breder kader worden geneutraliseerd. De mogelijkheden om door vergroening
van het fiscale stelsel bij te dragen aan een beter milieu, worden op dit
moment onderzocht. Maatregelen dienaangaande zullen in het Belastingplan 2005
worden opgenomen.
De verwachte effecten op de groei van de mobiliteit zullen worden gedempt
door de onbelaste kilometervergoeding van € 0,18 per kilometer niet
te indexeren.
De uitkomsten van de berekeningen vormen een extra noodzaak voor variabilisatie
van de autolasten. Zodra ontwikkelingen in het buitenland het mogelijk maken,
zal dan ook een verschuiving van de belastingen die de vaste kosten beïnvloeden
naar de brandstofaccijnzen worden doorgevoerd.
Het kabinet beziet verdergaande mogelijkheden tot variabilisatie van de
autolasten. In de nota Mobiliteit, die het kabinet dit voorjaar zal uitbrengen,
zal nader op dit onderwerp worden ingegaan.
Mede namens de minister van Financiën, de minister van Verkeer en
Waterstaat en de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer,
De Staatssecretaris van Financiën,
J. G. Wijn