29 210
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004)

nr. 78
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 63

Ontvangen 12 november 2003

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, vervallen de onderdelen Rb en Rc.

II

In artikel I worden na onderdeel Rc, negen onderdelen ingevoegd, luidende:

Rd. In artikel 6.1, tweede lid, wordt na onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot onderdelen f tot en met i, een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. uitgaven wegens chronische ziekte en handicap (afdeling 6.5a);.

Re. Artikel 6.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «, invaliditeit».

2. De onderdelen c, d en e vervallen, onder verlettering van de onderdelen f en g tot onderdelen c en d.

3. In het tot onderdeel d verletterde onderdeel g vervalt «en invaliditeit».

Rf. Artikel 6.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de kop vervalt «, invaliditeit».

2. In het eerste lid, aanhef, vervalt «, invaliditeit».

3. Het eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische hulpmiddelen;.

4. In het eerste lid vervallen de onderdelen b, c en d, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel b.

5. Het tweede lid vervalt, in het eerste lid vervalt de 1. voor de tekst.

Rg. Artikel 6.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de kop vervalt «, invaliditeit».

2. In het eerste lid, aanhef, vervalt «, eerste lid».

3. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

4. Het tweede, derde, vierde en vijfde lid vervalt. Het zesde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

5. In het tot tweede lid vernummerde zesde lid wordt «eerste lid, onderdeel e» vervangen door: onderdeel b.

Rh. Artikel 6.20 vervalt.

Ri. Artikel 6.21 vervalt.

Rj. Artikel 6.22 vervalt.

Rk. Artikel 6.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van de leden drie en vier tot leden twee en drie.

2. In het tot tweede lid vernummerde derde lid wordt «het eerste en het tweede lid» telkens vervangen door: het eerste lid.

3. In het tot derde lid vernummerde vierde lid wordt «het tweede en het derde lid» vervangen door: het tweede lid.

Rl. Na artikel 6.24 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 6.5a Uitgaven wegens chronische ziekte of handicap

Artikel 6.24a. Definitie

1. Uitgaven wegens chronische ziekte of handicap zijn de uitgaven wegens:

a. chronische ziekte of invaliditeit van de belastingplichtige, zijn partner en zijn jonger dan 27-jarige kinderen;

b. arbeidsongeschiktheid van de belastingplichtige;

c. ouderdom van de belastingplichtige.

Artikel 6.24b. Uitgaven wegens chronische ziekte of handicap

1. Als uitgaven wegens chronische ziekte en invaliditeit worden aangemerkt de daarmee verband houdende:

a. uitgaven voor hulpmiddelen;

b. uitgaven voor vervoer, met uitzondering van de in artikel 6.17, onderdeel b, bedoelde uitgaven;

c. uitgaven voor extra gezinshulp;

d. extra uitgaven voor een op medisch voorschrift gehouden dieet indien zij meer bedragen dan € 113, tot een bedrag bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;

e. extra uitgaven voor kleding en beddengoed, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;

f. uitgaven ter zake van contributie aan bij ministeriële regeling aan te wijzen patiëntenverenigingen;

g. uitgaven ter zake van sociaal vervoer tot 5000 kilometer per kalenderjaar, voor € 0,25 per kilometer bij gebruik van een personenauto of voor € 0,50 per kilometer bij gebruik van een rolstoelbus, van belastingplichtigen die een aantekening op het rijbewijs hebben en bij ministeriële regeling aan te wijzen belastingplichtigen.

2. Als hulpmiddel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt mede aangemerkt een middel dat de persoon in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aard van de hulpmiddelen ter zake waarvan uitgaven in aanmerking kunnen worden genomen.

3. Als uitgaven wegens chronische ziekte of invaliditeit worden de op grond van krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten uitgevaardigde regelgeving verschuldigde bijdragen in verband met het verblijf in een instelling die op grond van artikel 8 van die wet is toegelaten om zorg te verlenen, in aanmerking genomen tot een bedrag van 25% van die bijdragen.

Artikel 6.24c. Beperkingen van chronisch ziekte en handicap uitgaven bij uitgaven voor gezinshulp

1. Uitgaven voor gezinshulp worden al extra aangemerkt voorzover zij meer bedragen dan het bedrag dat volgt uit de volgende tabel.

Bij een verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek

meer danmaar niet meer danworden de uitgaven voor gezinshulp
€ 26 7030%
€ 26 703€ 40 0551%
€ 40 055€ 53 4062%
€ 53 4063%

2. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar een partner heeft, worden de uitgaven voor gezinshulp samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.

3. Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft en zij bij een verzoek om voorlopige teruggaaf of bij een aangifte een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zesde lid, hebben gemaakt, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van het tweede lid geacht gedurende het gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.

4. Uitgaven voor gezinshulp worden slechts in aanmerking genomen voorzover zij blijken uit gedagtekende facturen waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze de naam en het adres van de gezinshulp zijn vermeld.

Artikel 6.24d. Uitgaven wegens arbeidsongeschiktheid

1. Uitgaven wegens arbeidsongeschiktheid worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar jonger is dan 65 jaar en de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij door ziekte of gebreken niet in staat is om ten minste 55% te verdienen van wat door lichamelijk en geestelijk gezonde belastingplichtigen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, en daartoe ook hetzij in het afgelopen jaar niet in staat is geweest hetzij vermoedelijk in het eerste volgende jaar niet in staat zal zijn.

2. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op € 757.

Artikel 6.24e. Uitgaven wegens ouderdom

1. Uitgaven wegens ouderdom worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar 65 jaar of ouder is.

2. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op € 757.

Artikel 6.24f. Omvang in aanmerking te nemen uitgaven wegens chronische ziekte of handicap

1. Uitgaven wegens chronische ziekte of handicap worden in aanmerking genomen voorzover zij samen meer bedragen dan € 50.

2. Het bedrag aan uitgaven wegens chronische ziekte of handicap dat op grond van het eerste lid in aanmerking wordt genomen, wordt verhoogd:

a. met een kwart indien in het voorafgaande kalenderjaar bij de berekening van het inkomen uit werk en woning van de belastingplichtige of dat van zijn partner uitgaven wegens chronische ziekte of handicap in aanmerking zijn gekomen en het verzamelinkomen van het kalenderjaar vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10 niet te boven gaat;

b. met de helft indien in de twee voorafgaande kalenderjaren bij de berekening van het inkomen uit werk en woning van de belastingplichtige of dat van zijn partner uitgaven wegens chronische ziekte of handicap in aanmerking zijn gekomen en het verzamelinkomen van het kalenderjaar vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10 niet te boven gaat.

3. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een partner heeft, worden de uitgaven wegens chronische ziekte of handicap uitgaven samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het tweede lid in plaats van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek en wordt het bedrag van € 50 vervangen door: € 100.

4. Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft en zij bij een verzoek om voorlopige teruggaaf of bij een aangifte een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zesde lid, van deze wet hebben gemaakt, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van het tweede lid geacht gedurende het gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.

5. In geval bij de belastingplichtige na toepassing van het eerste lid een bedrag in aanmerking is genomen, wordt dat bedrag verhoogd met € 757 voor elke persoon ter zake van wie bij de belastingplichtige uitgaven wegens chronische ziekte en handicap in aanmerking zijn genomen, terwijl voor deze personen niet op grond van artikel 6.24d of artikel 6.24e een bedrag in aanmerking is genomen.

III

In artikel I worden na onderdeel Z, drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Za. In artikel 8.2 wordt, na onderdeel h, onder verlettering van de onderdelen i tot en met l tot de onderdelen j tot en met m, een onderdeel ingevoegd, luidende:

i. de korting bij chronische ziekte of handicap (artikel 8.16b);.

Zb. De tekst van artikel 8.8 wordt vervangen door:

De gecombineerde heffingskorting, met uitzondering van de daarin opgenomen korting bij chronische ziekte of handicap, bedraagt maximaal het bedrag van gecombineerde inkomensheffing.

Zc. Na artikel 8.16a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.16b. Korting bij chronische ziekte of handicap

1. De korting bij chronische ziekte of handicap geldt voor de belastingplichtige ten aanzien van wie op de voet van artikel 6.24f chronisch ziekte of handicap uitgaven in aanmerking zijn genomen, doch welke uitgaven wegens chronische ziekte of handicap in het kalenderjaar door het bepaalde in artikel 6.2 niet hebben geleid tot een vermindering.

2. De korting bedraagt 33,4% van het bedrag aan uitgaven wegens chronische ziekte of handicap dat niet heeft geleid tot een vermindering.

Toelichting

Dit amendement bewerkstelligt dat voor uitgaven die verband houden met een handicap of chronische ziekte een apart persoonsgebonden aftrek wordt gecreëerd naast de bestaande buitengewone uitgavenregeling. De kosten die in de nieuwe aftrekpost worden opgenomen worden verwijderd uit de buitengewone uitgavenregeling. Er wordt aangenomen dat deze kosten (met name) voorkomen bij personen met een chronische ziekte of handicap.

De volgende kosten worden in de nieuwe aftrekpost ondergebracht: hulpmiddelen (met uitzondering van farmaceutische hulpmiddelen), vervoerskosten (niet zijnde kosten voor ziekenbezoek), extra uitgaven voor gezinshulp, extra uitgaven voor op medisch voorschrift gehouden dieet, extra uitgaven voor kleding en beddengoed, uitgaven voor gezinshulp en 25% van de eigen bijdrage voor verblijf in een AWBZ-instelling. Daarnaast wordt een tweetal uitgaven onder de uitgaven wegens chronische ziekte of handicap gebracht die niet onder de buitengewone uitgavenregeling vallen. Contributies van bij ministeriële regeling aan te wijzen patiëntenverenigingen worden aftrekbaar gesteld en kosten voor «sociaal vervoer» voor personen die in het bezit zijn van een aantekening op hun rijbewijs of een gehandicaptenparkeerkaart worden hierdoor aftrekbaar. Tevens worden de forfaits voor kosten die wel de draagkracht aantasten maar niet altijd benoembaar zijn (ouderdomsforfait, chronisch ziekenforfait en arbeidsongeschiktheidsforfait) en de vermenigvuldigingsfactoren naar deze aparte aftrekpost overgebracht.

In dit amendement is opgenomen dat in de situatie dat de uitgaven wegens chronische ziekte of handicap vanwege een gering inkomen in het kalenderjaar niet tot aftrek hebben geleid, in aanmerking worden genomen voor een nieuwe heffingskorting. Deze heffingskorting kan, anders dan de andere heffingskortingen, tot een negatieve aanslag inkomstenbelasting leiden.

Dit amendement heeft een budgettair beslag van € 200 mln in 2004, oplopend naar € 365 mln in 2007. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de Tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven geen doorgang vindt. In de uitgavensfeer levert dit een besparing op van € 90 mln in 2004 oplopend naar € 105 in 2007.

Vendrik

Naar boven