nr. 65
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK
Ontvangen 11 november 2003
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel O, wordt, na het vierde lid, een lid ingevoegd luidende:
4a. Aan het vierde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. renten van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld voorzover
het gezamenlijke bedrag van deze schulden niet te boven gaat het gemiddelde
van de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.2, van de belastingplichtige
in het kalenderjaar voorzover dat gemiddelde meer bedraagt dan het heffingvrije
vermogen van de belastingplichtige; hierbij wordt mede in aanmerking genomen
het gemiddelde van de rendementsgrondslag, voorzover die meer bedraagt dan
het heffingvrije vermogen, van de partner van de belastingplichtige of van
degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, voorzover
de rendementsgrondslag van deze persoon bij hem op grond van deze bepaling
niet reeds heeft geleid tot een beperking van de aftrekbare kosten van een
eigen woning.
II
In artikel XXVI wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
C. Overgangsrecht ter zake van de aftrekbare kosten eigen woning
1. Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie op 31 december 2003 een
woning als eigen woning ter beschikking stond, alsmede ten aanzien van diens
partner, blijft artikel 3.120, vierde lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting
2001 buiten toepassing ten aanzien van op die datum bestaande schulden ter
zake waarvan de renten als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen
woning in aanmerking zouden worden genomen volgens de bepalingen van de Wet
inkomstenbelasting 2001 en de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001, zoals
deze luidden op 31 december 2003. De eerste volzin is van toepassing
tot en met 31 december 2013, maar uiterlijk tot het moment dat de in
de eerste volzin bedoelde woning ten aanzien van de belastingplichtige
niet langer als een eigen woning wordt aangemerkt.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op schulden die na
31 december 2003 zijn aangegaan ter verwerving van een eigen woning, indien
die verwerving door de belastingplichtige het gevolg is van een op 31 december
2003 reeds bestaande schriftelijke koopovereenkomst.
Toelichting
– Het in het amendement opgenomen artikel 3.120, vierde lid, onderdeel
d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 – onderdeel I van het amendement –
is zo opgezet dat de eigenwoningschuld jaarlijks moet worden vergeleken met
de gemiddelde rendementsgrondslag (verminderd met het heffingvrije vermogen)
in box 3 van de belastingplichtige en zijn eventuele partner of degene met
wie hij duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voert. De rente over het
deel van de eigenwoningschuld dat kleiner of gelijk is aan die rendementsgrondslag
wordt niet aangemerkt als aftrekbare kosten van een eigen woning. Er vindt
in zoverre derhalve een saldering met box 3 vermogen plaats. Door deze saldering
kan de aftrekbare rente dus jaarlijks fluctueren, ook indien de eigenwoningschuld
en het rentepercentage van die schuld gelijk blijven. Indien de belastingplichtige
met iemand een fiscaal partnerschap aangaat of duurzaam een gemeenschappelijke
huishouding gaat voeren, wordt het box 3 vermogen van die ander meteen in
aanmerking genomen bij het bepalen van de aftrekbare kosten van de eigen woning,
ook als die ander geen mede-eigenaar is van de woning.
– Op grond van het in het amendement opgenomen overgangsrecht blijft
gedurende tien jaar voor een (op 31–12–2003) zittende bewoner
het nu bestaande regime van toepassing, tot uiterlijk het moment waarop de
woning die hij op 31–12–2003 heeft voor hem niet langer een eigen
woning is. Het overgangsrecht ziet alleen op de schuld die op 31–12–2003
bestond. Schulden die nadien zijn aangegaan, bijvoorbeeld voor een verbouwing,
vallen wel onder het nieuwe concept. Een uitzondering is gemaakt voor schulden
die na 31–12–2003 zijn aangegaan voor de verwerving van een woning
in gevallen waarin uiterlijk op 31–12–2003 een schriftelijke koopovereenkomst
is gesloten.
Budgettaire effecten
Tabel 1 laat de budgettaire effecten van het amendement zien voor de periode
2004–2007. Na afloop van de overgangsperiode, dus in 2014, zou de maatregel
naar schatting € 1,5 mld opleveren (prijzen 2002).
Tabel 1: budgettaire effecten amendement (in constante
prijzen 2002, € mln)
| 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
---|
Opbrengst inclusief overgangsregeling | 110 | 230 | 350 | 460 |
Opbrengst bijleenregeling | 100 | 200 | 300 | 400 |
Verschil = effect amendement | 10 | 30 | 50 | 60 |
Vendrik