29 210
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004)

nr. 63
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK

Ontvangen 10 november 2003

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I worden na onderdeel Rc drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Rd. Na artikel 6.23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.23a Definitie voor artikel 6.24 en 6.24a van belastingplichtige met een chronisch ziekte of invaliditeit

Een belastingplichtige wordt voor de toepassing van artikel 6.24 en artikel 6.24a aangemerkt als chronisch ziek of invalide ingeval hij bij het begin van het kalenderjaar nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en in het kalenderjaar een voorziening op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten ontvangt en zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Re. In artikel 6.24, eerste lid, wordt na «Buitengewone uitgaven» een zinsnede ingevoegd, luidende: , andere dan die welke rechtstreeks verband houden met een chronische ziekte of invaliditeit van de belastingplichtige,.

Rf. Na artikel 6.24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.24a Omvang in aanmerking te nemen uitgaven voor chronische ziekte en invaliditeit

1. De uitgaven voor een chronische ziekte en invaliditeit worden in aanmerking genomen voorzover zij samen meer bedragen dan € 50.

2. Het bedrag aan buitengewone uitgaven dat op grond van het eerste lid in aanmerking wordt genomen, wordt verhoogd:

a. met een kwart indien in het voorafgaande kalenderjaar bij de berekening van het inkomen uit werk en woning van de belastingplichtige of dat van zijn partner buitengewone uitgaven voor chronische ziekte eninvaliditeit in aanmerking zijn gekomen en het verzamelinkomen van het kalenderjaar vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10 niet te boven gaat;

b. met de helft indien in de twee voorafgaande kalenderjaren bij de berekening van het inkomen uit werk en woning van de belastingplichtige of dat van zijn partner buitengewone uitgaven voor chronische ziekte of invaliditeit in aanmerking zijn gekomen en het verzamelinkomen van het kalenderjaar vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10 niet te boven gaat.

3. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een partner heeft, worden de buitengewone uitgaven samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het eerste lid en het tweede lid in plaats van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek en wordt in het eerste lid het bedrag van € 50 vervangen door: € 100.

4. Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft en zij bij een verzoek om voorlopige teruggaaf of bij een aangifte een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zesde lid, van deze wet hebben gemaakt, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van het tweede lid geacht gedurende het gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.

II

In artikel I worden na onderdeel Z drie onderdelen ingevoegd.

Za. In artikel 8.2 wordt, na onderdeel h, onder verlettering van de onderdelen i tot en met l tot de onderdelen j tot en met m, een onderdeel ingevoegd, luidende:

i. de korting bij chronische ziekte of invaliditeit (artikel 8.16b);.

Zb. De tekst van artikel 8.8 wordt vervangen door:

De gecombineerde heffingskorting, met uitzondering van de korting bij chronische ziekte of invaliditeit, bedraagt maximaal het bedrag van gecombineerde inkomensheffing.

Zc. Na artikel 8.16a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.16b. Korting bij chronische ziekte of invaliditeit

1. De korting bij chronische ziekte of invaliditeit geldt voor de belastingplichtige ten aanzien van wie op de voet van artikel 6.24a buitengewone uitgaven in aanmerking zijn genomen, doch welke buitengewone uitgaven in het kalenderjaar door het bepaalde in artikel 6.2 niet hebben geleid tot een vermindering.

2. De korting bedraagt 33,4% van het bedrag aan buitengewone uitgaven dat niet heeft geleid tot een vermindering.

3. Buitengewone uitgaven waarover de korting is berekend worden niet opgenomen in de beschikking van artikel 6.2a.

Toelichting

Dit amendement bewerkstelligt dat binnen de bestaande buitengewone uitgavenregeling een aparte begunstigende regeling wordt gecreëerd voor mensen jonger dan 65 jaar met een chronische ziekte of invaliditeit. Het chronisch ziek zijn of het invalide zijn is gekoppeld aan het genieten van zorg een voorziening op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten ontvangt en zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De buitengewone uitgaven die deze belastingplichtigen maken en die rechtstreeks verband houden met de chronische ziekte of invaliditeit van de belastingplichtige krijgen een eigen lage drempel. Deze speciale lage drempel zorgt ervoor dat alle belastingplichtige onder de 65 met een chronische ziekte of invaliditeit hun kosten die rechtstreeks verband houden met die ziekte of invaliditeit in aftrek kunnen brengen. Tevens is geregeld dat in de situatie dat de buitengewone uitgaven ter zake van de chronische ziekte of invaliditeit vanwege een gering inkomen in het kalenderjaar niet tot aftrek hebben geleid, in aanmerking worden genomen voor een nieuwe heffingskorting. Deze heffingskorting kan, anders dan de andere heffingskortingen, tot een negatieve aanslag inkomstenbelasting leiden. Dit amendement leidt tot een budgettaire derving van naar schatting € 200 miljoen.

Vendrik

Naar boven