Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29210 nr. 23 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29210 nr. 23 |
Ontvangen 28 oktober 2003
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL I wordt als volgt gewijzigd:
A. Onderdeel D wordt vervangen door:
D. In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar | |||
inkomen uit werk en | |||
woning van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
I | II | III | IV |
– | € 16 265 | – | 1,00% |
€ 16 265 | € 29 543 | € 162 | 7,95% |
€ 29 543 | € 50 652 | € 1 217 | 42% |
€ 50 652 | – | € 10 082 | 52% |
B. In onderdeel N worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In artikel 3 119a, vijfde lid, onderdelen b en c, vervalt de zinsnede « – indien de eigenwoningschuld met toepassing van het tweede lid is vastgesteld – ».
2. Artikel 3 119a, negende lid, komt als volgt te luiden:
9. Indien de belastingplichtige een eigen woning verwerft die bestemd is om hem en zijn partner anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking te staan, wordt, indien hen voordien reeds tezamen een woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan en de partner ten aanzien van die eerdere woning een vervreemdingssaldo heeft behaald, de op grond van het eerste lid berekende eigenwoningschuld van de belastingplichtige verlaagd, maar niet verder dan tot nihil, met de eigenwoningreserve van de partner waarbij, indien de partner de woning mede heeft verworven, wordt uitgegaan van de eigenwoningreserve na toepassing van dit artikel met betrekking tot de partner. De in de eerste volzin bedoelde verlaging van de eigenwoningschuld wordt toegepast tot het moment waarop de woning hen niet meer gezamenlijk anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder partner mede verstaan degene met wie de belastingplichtige duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.
3. In artikel 3 119b, vijfde lid, vervallen de woorden «tweede lid, onderdeel b,».
C. Na onderdeel Ra worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Rb. Aan artikel 6.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij een vermindering worden allereerst in aanmerking genomen de aftrekposten vermeld in artikel 6.1, tweede lid, in de volgorde waarin zij daarin zijn vermeld en vervolgens het gedeelte van de persoonsgebonden aftrek van voorafgaande jaren, bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, onderdeel b.
Rc. Na artikel 6.2a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.2b Vaststelling in aanmerking genomen buitengewone uitgaven bij nihil aanslag
1. Ingeval de verschuldige belasting over een kalenderjaar nihil bedraagt en op een inkomen van dat jaar persoonsgebonden aftrek in mindering is gekomen wegens buitengewone uitgaven (afdeling 6.5), stelt de inspecteur op verzoek van de belastingplichtige het bedrag aan buitengewone uitgaven dat daarbij in mindering is gekomen vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2. Artikel 6.2a, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
In ARTIKEL III wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba. In artikel 8.14a wordt het in het tweede lid genoemde bedrag verhoogd met € 58.
ARTIKEL IV wordt als volgt gewijzigd:
A. In de aanhef wordt «met ingang van 2007» vervangen door: met ingang van 1 januari 2007.
B. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba. In artikel 8.14a wordt het in het tweede lid genoemde bedrag verhoogd met € 80.
Artikel V, onderdeel Y, wordt vervangen door:
Y. In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar | |||
---|---|---|---|
loon van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
I | II | III | IV |
– | € 16 265 | – | 1,00% |
€ 16 265 | € 29 543 | € 162 | 7,95% |
€ 29 543 | € 50 652 | € 1 217 | 42% |
€ 50 652 | – | € 10 082 | 52% |
Artikel XI, onderdeel A, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
In het voorgestelde artikel 5, derde lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede: , de Wet op de kansspelen.
In ARTIKEL XV worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A. In onderdeel A vervalt in de aanhef «telkens». Voorts wordt de tabel vervangen door de hierna opgenomen tabel.
A | B | C | D | E |
---|---|---|---|---|
artikel | Lid | huidig bedrag | nieuw bedrag | |
23 | 1 | 1e bedrag | € 11,62 | € 11,90 |
23 | 1 | 2e bedrag | € 15,74 | € 16,12 |
23 | 1 | 3e bedrag | € 20 | € 20,48 |
23 | 1 | 4e bedrag | € 26,12 | € 26,75 |
23 | 1 | 5e bedrag | € 34,75 | € 35,58 |
23 | 1 | 6e bedrag | € 9,35 | € 9,57 |
23 | 1 | 7e bedrag | € 256,47 | € 262,63 |
23 | 1 | 8e bedrag | € 6,50 | € 6,66 |
23 | 2 | 1e bedrag | € 44,29 | € 45,35 |
23 | 2 | 2e bedrag | € 52,42 | € 53,68 |
23 | 2 | 3e bedrag | € 60,54 | € 61,99 |
23 | 2 | 4e bedrag | € 68,82 | € 70,47 |
23 | 2 | 5e bedrag | € 80,56 | € 82,49 |
23 | 2 | 6e bedrag | € 8,72 | € 8,93 |
23 | 2 | 7e bedrag | € 51,96 | € 53,21 |
23 | 2 | 8e bedrag | € 62,28 | € 63,77 |
23 | 2 | 9e bedrag | € 72,60 | € 74,34 |
23 | 2 | 10e bedrag | € 82,93 | € 84,92 |
23 | 2 | 11e bedrag | € 90,57 | € 92,74 |
23 | 2 | 12e bedrag | € 9,60 | € 9,83 |
23 | 3 | 1e bedrag | € 9,98 | € 10,22 |
23 | 3 | 2e bedrag | € 9,98 | € 10,22 |
24 | 1e bedrag | € 8,35 | € 8,55 | |
24 | 2e bedrag | € 14,30 | € 14,64 | |
24 | 3e bedrag | € 4,17 | € 4,27 | |
24 | 4e bedrag | € 35,23 | € 36,08 | |
24 | 5e bedrag | € 4,48 | € 4,59 | |
24 | 6e bedrag | € 80,41 | € 80,41 | |
24 | 7e bedrag | € 4,82 | € 4,94 | |
24 | 8e bedrag | € 112,36 | € 115,06 | |
24 | 9e bedrag | € 1,11 | € 1,14 | |
25 | € 20,45 | € 20,94 | ||
25b | 1e bedrag | € 44,36 | € 45,42 | |
25b | 2e bedrag | € 4,44 | € 4,55 | |
37c | 1 | 1e bedrag | € 224 | € 229,38 |
37c | 1 | 2e bedrag | € 224 | € 229,38 |
47 | 1 | 1e bedrag | € 23,12 | € 23,67 |
47 | 1 | 2e bedrag | € 26,09 | € 26,72 |
47 | 1 | 3e bedrag | € 2,97 | € 3,04 |
47 | 1 | 4e bedrag | € 73,18 | € 74,94 |
47 | 1 | 5e bedrag | € 0,96 | € 0,98 |
56 | 1 | 1e bedrag | € 5,42 | € 5,55 |
56 | 1 | 2e bedrag | € 1,13 | € 1,16 |
B. Het in onderdeel B voorgestelde artikel 25a komt te luiden:
Voor een vrachtauto bedraagt de belasting:
bij een toegestane maximum massa in kilogrammen van | over een tijdvak van drie maanden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
zonder koppelinrichting | met koppelinrichting | |||||||||
zonder luchtvering | met luchtvering | zonder luchtvering | met luchtvering | |||||||
met aantal assen | met aantal assen | |||||||||
2 | 3 | 4 of meer | 2 | 3 | 4 of meer | 2 | 3 of meer | 2 | 3 of meer | |
minder dan 15 000 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 |
15 000 tot 23 000 | € 72,70 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 |
23 000 tot 25 000 | € 90,11 | € 90,11 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 |
25 000 tot 27 000 | € 90,11 | € 90,11 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 80,90 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 |
27 000 tot 29 000 | € 95,23 | € 95,23 | € 95,23 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 | € 80,90 | € 60,42 | € 60,42 | € 60,42 |
29 000 tot 31 000 | € 140,29 | € 140,29 | € 140,29 | € 95,23 | € 95,23 | € 95,23 | € 88,06 | € 86,02 | € 60,42 | € 60,42 |
31 000 tot 33 000 | € 140,29 | € 140,29 | € 140,29 | € 95,23 | € 95,23 | € 95,23 | € 121,86 | € 86,02 | € 88,06 | € 60,42 |
33 000 tot 36 000 | € 140,29 | € 140,29 | € 140,29 | € 95,23 | € 95,23 | € 95,23 | € 183,30 | € 118,78 | € 121,86 | € 86,02 |
36 000 tot 38 000 | € 140,29 | € 140,29 | € 140,29 | € 95,23 | € 95,23 | € 95,23 | € 183,30 | € 118,78 | € 121,86 | € 86,02 |
38 000 tot 40 000 | € 140,29 | € 140,29 | € 140,29 | € 95,23 | € 95,23 | € 95,23 | € 183,30 | € 162,82 | € 134,14 | € 118,78 |
40 000 en meer | € 140,29 | € 140,29 | € 140,29 | € 95,23 | € 95,23 | € 95,23 | € 240,64 | € 240,64 | € 183,30 | € 162,82 |
waarbij voor de luchtvering geldt dat deze zich bevindt op de aangedreven assen en onder luchtvering mede wordt verstaan daaraan als gelijkwaardig erkende vering als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn.
C. In het in onderdeel C voorgestelde nieuwe artikel 81a wordt «47, eerste lid en 56 eerste lid» vervangen door: 47, eerste lid, en 56, eerste lid.
ARTIKEL XVI, onder deel A, komt te luiden:
A. Het in artikel 36i, zesde lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 0,0504.
In ARTIKEL XVII worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A. Onderdeel A komt te luiden:
A. Artikel 36i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «het eerste lid, onderdeel d, vierde en zevende lid» vervangen door: het eerste lid, onderdeel d, en vierde lid.
2. Het zesde en zevende lid vervallen onder vernummering van het achtste tot en met zeventiende lid tot zesde tot en met vijftiende lid.
3. In het tot tiende lid vernummerde twaalfde lid wordt «het eerste lid, onderdelen d en g, vierde, zesde en zevende lid» vervangen door: het eerste lid, onderdelen d en g, en vierde lid.
4. In het tot elfde lid vernummerde dertiende lid wordt «het eerste lid, onderdelen d en g, zesde en zevende lid,» vervangen door: het eerste lid, onderdelen d en g,.
5. In het tot twaalfde lid vernummerde veertiende lid wordt «het derde, vierde, zesde, zevende en elfde lid» vervangen door: het derde, vierde en negende lid.
6. In het tot vijftiende lid vernummerde zeventiende lid wordt «het eerste lid, onderdeel d, het vierde, zevende en achtste lid» vervangen door «het eerste lid, onderdeel d, vierde en zesde lid» en wordt «het eerste lid, onderdeel d, het vierde, het zevende en het achtste lid» vervangen door: het eerste lid, onderdeel d, vierde en zesde lid.
B. In onderdeel C vervalt telkens: «lid, onderdelen a tot en met g».
Na artikel XXI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 31, tweede lid, van de Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «de aanvullende alleenstaande ouderkorting en de combinatiekorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door: de aanvullende alleenstaande ouderkorting, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2. In het tweede lid, onderdeel f, wordt na «tegemoetkomingen» ingevoegd: , waaronder begrepen de tegemoetkoming ontvangen op grond van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven,.
In ARTIKEL XXVII wordt de tekst die begint met «Artikel II, onderdeel E» en eindigt met «€ 360,58;» vervangen door:
Artikel II, onderdeel E, eerste en tweede lid, wordt vervangen door:
1. Onderdeel a wordt vervangen door:
a. lichte olie, per 1000 L bij een temperatuur van 15°C € 733,73 indien het gelode lichte olie betreft en € 658,88 indien het ongelode lichte olie betreft;.
2. Onderdeel b wordt vervangen door:
b. halfzware olie en gasolie, per 1000 L bij een temperatuur van 15°C € 359,87;.
Aan ARTIKEL XXXI, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. artikel I, onderdeel Rb en Rc, terugwerkt tot en met 1 januari 2003.
In deze nota van wijziging zijn de aanpassingen van het wetsvoorstel Belastingplan 2004 opgenomen die voortvloeien uit de definitieve vaststelling van de tabelcorrectiefactor van 2004. De wijziging van het schijventarief van de inkomstenbelasting (artikel I, onderdeel D) en de loonbelasting (artikel V, onderdeel Y) houden hiermee verband, alsook de aanpassingen in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (artikel XV), de Wet belastingen op milieugrondslag (artikel XVI) en het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de accijns (implementatie richtlijn Energiebelastingen) (artikel XXVII). Deze factor is vastgesteld op 1,024, waar in het wetsvoorstel nog was gerekend met 1,026.
In de bijleenregeling worden enkele technische verbeteringen aangebracht. Het gaat hierbij eerst om de vermindering van een positieve eigenwoningreserve. De eigenwoningreserve wordt bij de verwerving van een nieuwe eigen woning meestal verminderd tot nihil. Als de belastingplichtige echter verhuist naar een goedkopere eigen woning, wordt de eigenwoningreserve nog niet verminderd tot nihil. In die situatie wordt een positieve eigenwoningreserve tevens verminderd met (een deel van) de aflossingen op de eigenwoningschuld alsmede met de kosten voor verbetering of onderhoud van de woning. Volgens de huidige tekst van artikel 3 119a, vijfde lid, onderdelen b en c, wordt een positieve eigenwoningreserve ná de verwerving van een eigen woning alleen nog verminderd indien sprake is geweest van een verhuizing naar een goedkopere woning. De hiertoe strekkende zinsnede – die ter verduidelijking was opgenomen – blijkt in de weg te staan aan een vermindering van de eigenwoningreserve in het geval de eigenwoningreserve door een andere oorzaak een positief bedrag beloopt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de gedeeltelijke verhuur van een eigen woning. De voorgestelde wijziging maakt dit alsnog mogelijk, zodat afboeking altijd plaatsvindt als de belastingplichtige een positieve eigenwoningreserve heeft, dus ongeacht waardoor die is ontstaan.
In het wetsvoorstel is in artikel 3 119a, negende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 reeds een bepaling opgenomen die bij de aankoop van een nieuwe eigen woning rekening houdt met de eventuele eigenwoningreserve van een ander. In het kader van harmonisering van begrippen binnen de eigenwoningregeling wordt in lijn met artikel 3 120, vierde lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 die ander nu gedefinieerd als de partner van de belastingplichtige of degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert in plaats van de partner of de persoon die samen met de belastingplichtige de keuze voor kwalificatie als partner kan maken. Een gevolg van deze wijziging is wel dat kinderen jonger dan 27 jaar onder het bereik van het negende lid vallen. Zij kunnen immers wel duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren met een bloedverwant in de eerste graad, doch geen partner van deze bloedverwant zijn. Overigens gold ten aanzien van hen reeds een aftrekbeperking op grond van artikel 3 120, vierde lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Tevens wordt de formulering van artikel 3 119a, negende lid, vereenvoudigd.
In de memorie van toelichting op het onderhavige wetsvoorstel is aangegeven dat artikel 3 119b, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is ontleend aan artikel 3 151 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De verwijzing in artikel 3 119b,vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 naar artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen komt, anders dan bij artikel 3 151 van de Wet inkomstenbelasting 2001, geen betekenis toe en dient daarom te vervallen.
Vaststelling omvang buitengewone uitgaven
Verder is in de nota van wijziging opgenomen een aanpassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 die verband houdt met de voor 1 januari 2004 voorziene invoering van de tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven (Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven). Een voorstel voor dit besluit zal op korte termijn door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden gezonden aan de Ministerraad en vervolgens ter advisering worden aangeboden aan de Raad van State.
De tegemoetkomingsregeling beoogt, door middel van een subsidie van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die belastingplichtigen te compenseren die de buitengewone uitgaven in de fiscaliteit niet of niet volledig kunnen verzilveren. De regeling voor 2004 is geënt op de hoogte van de buitengewone uitgaven over het jaar 2003, zoals in aanmerking genomen bij de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen over dat jaar. Echter, de groep belastingplichtigen waar het om gaat is geen belasting/premies volksverzekeringen verschuldigd gelet op het niveau van het inkomen en kan wanneer de inspecteur de ingeleverde aangifte op het punt van de buitengewone uitgaven niet volgt, geen bezwaar maken tegen de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen 2003 vanwege het ontbreken van een fiscaal belang. Immers, een verhoging van de buitengewone uitgaven als gevolg van het bezwaar leidt bij deze groep niet tot een verlaging van de heffing. Door de invoering van de tegemoetkomingsregeling hebben deze belastingplichtigen nu wel belang, zij het niet binnen het fiscale traject, bij een juiste vaststelling van de omvang van hun buitengewone uitgaven. Om die reden wordt voorgesteld een voor bezwaar vatbare beschikking in te voeren voor de vaststelling van de in aanmerking genomen buitengewone uitgaven in geval de belastingplichtige geen belasting en premie is verschuldigd. De regeling van deze beschikking is opgenomen in artikel 6.2b van de Wet inkomstenbelasting 2001. Deze regeling brengt mee dat nu ook moet worden geregeld in welke volgorde de posten die deel uitmaken van de persoonsgebonden aftrek in aanmerking worden genomen. Dit wordt geregeld in het nieuwe vijfde lid van artikel 6.2.
Het Hoofdlijnenakkoord voorziet in een verhoging van de per 1 januari 2004 geïntroduceerde aanvullende combinatiekorting (artikel 8.14a Wet inkomstenbelasting 2001) in de jaren 2005 tot en met 2007. Per abuis is deze verhoging in het wetsvoorstel alleen voor het jaar 2005 opgenomen. Met deze wijziging worden de verhogingen ook voor de jaren 2006 en 2007 geregeld.
Ingevolge deze nota van wijziging wordt in artikel 31 van de Wet werk en bijstand (Stb. 2003, 375) de aanvullende combinatiekorting, die in dit belastingplan wordt geïntroduceerd, opgenomen in de heffingskortingen die voor alleenstaande ouders, van wie het jongste kind jonger dan 5 jaar is, niet tot de middelen binnen de Wet werk en bijstand worden gerekend. Tevens worden bij deze nota van wijziging de tegemoetkomingen die op grond van het nog uit te vaardigen Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven zullen worden ontvangen niet tot de middelen gerekend.
Uitvoeringskosten Belastingdienst en administratieve lasten De in deze nota opgenomen wijzigingen hebben, ten opzichte van het wetsvoorstel, geen gevolgen voor de hoogte van de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en het niveau van de administratieve lasten.
Voorts zijn enige technische verbeteringen in het wetsvoorstel aangebracht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29210-23.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.