29 209
Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, ter zake van het bevorderen van de financiering van de eigen woning met eigen middelen (materiële implementatie initiatiefwetsvoorstel Hillen)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, ter zake van het bevorderen van de financiering van de eigen woning met eigen middelen (materiële implementatie initiatiefwetsvoorstel Hillen).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

16 september 2003

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen om de financiering van de eigen woning met eigen middelen te bevorderen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 3.1, tweede lid, wordt, onder verlettering van de onderdeelaanduidingen h tot en met j tot onderscheidenlijk i tot en met k, na onderdeel g een nieuw onderdeel h ingevoegd, dat komt te luiden:

h. de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (afdeling 3.6a);

B. Na artikel 3.123 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 3.6a

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Artikel 3.123a Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

1. Indien de voordelen uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.112, meer bedragen dan de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten, komt de belastingplichtige in aanmerking voor de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld.

2. De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld is gelijk aan de voordelen uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.112, verminderd met de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten.

3. Indien de belastingplichtige een partner heeft, worden voor de toepassing van dit artikel de voordelen van de belastingplichtige en zijn partner en de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten samengevoegd. De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld wordt in dat geval gesteld op een evenredig gedeelte van de in het tweede lid berekende aftrek, bepaald naar de verhouding waarin de belastbare inkomsten uit eigen woning die worden geacht bij de belastingplichtige op te komen, staan tot de gezamenlijke belastbare inkomsten uit eigen woning van hem en zijn partner.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven