29 201
De Staat van de Europese Unie

nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2003

Graag bied ik u hierbij een reactie aan van de Nederlandse regering over het rapport-Sapir zoals verzocht door het lid Van Baalen tijdens het debat met Uw Kamer van 2 oktober 2003 (Handelingen II, vergaderjaar 2003–2004, nr. 9, blz. 436) over de Staat van de Europese Unie 2004. Ten behoeve van de reactie is het rapport kort samengevat.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

Inleiding

Op verzoek van Commissie-voorzitter Prodi heeft een groep deskundigen, onder leiding van de Belgische hoogleraar Sapir, een analyse uitgevoerd waaruit aanbevelingen volgen om meer economische groei in de Unie te behalen. Hun rapport, getiteld «An Agenda for a Growing Europe – Making the EU economic system deliver», verscheen op 17 juli jl.1.

Prodi verzocht de groep Sapir de gevolgen te analyseren van de twee strategische economische doelen waarvoor de EU zich geplaatst ziet in de periode tot 2010: om de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang, de zogenaamde Lissabon-strategie en en een institutioneel, beleidsmatig en financieel houdbare Unie na de uitbreiding met de nieuwe lidstaten. Verkleining van de inkomensverschillen is daar een belangrijk element van. Door het gehele Europese economische beleid tegen het licht te houden, moest de groep Sapir een strategie formuleren om meer economische groei te behalen met behoud van stabiliteit en cohesie. De groep presenteert aanbevelingen voor het monetaire beleid, het structuurbeleid, het beleid voor de producten en dienstenmarkten (de interne markt), de EU-begroting en de institutionele structuur van Europa.

Sapir constateert dat Europa te weinig voortgang heeft geboekt ten aanzien van economische groei. De basis van de Europese economie an sich is goed, doch de verhouding tussen groei, stabiliteit en cohesie kan verder geoptimaliseerd worden door meer nadruk op groei te leggen. Het streven naar meer groei vraagt veranderingen in de institutionele structuur van de Europese Unie, de beleidsagenda en het financieel kader. De aanbevelingen van de groep Sapir richten zich dan ook op deze thema's. Bij de aanbevelingen, die onderstaand afzonderlijk worden toegelicht, kan worden geconstateerd dat de werkgroep van Sapir onafhankelijk tot de aanbevelingen is gekomen. De werkgroep hoefde geen rekening te houden met de politieke haalbaarheid van de voorstellen daar deze bedoeld zijn als input voor een bredere discussie over de toekomst van de EU.

De economische prestaties van Europa

Sapir constateert dat Europa groei nodig heeft. Het Europese sociaal-economische model tracht groei gepaard te laten gaan met stabiliteit en cohesie. Hierdoor profiteert in principe iedereen van de groei. Sapir schetst de volgende resultaten.

Europese integratie

De Europese Unie heeft de afgelopen 15 jaar grote successen geboekt op het gebied van verdergaande integratie. Zowel de interne markt als de Europese Monetaire Unie (EMU) zijn hier voorbeelden van.

Stabiliteit

In de jaren '90 heeft de creatie van de EMU geleid tot een stabilisering van de economie in de landen van de Unie. Deze periode werd gekenmerkt door enerzijds economische groei en anderzijds teruglopende begrotingstekorten, lagere inflatie en lagere overheidsschulden. Echter, door een gebrek aan begrotingsdiscipline in een aantal landen zijn bij de huidige economische omstandigheden aanzienlijke budgettaire problemen ontstaan, ook heeft dit gevolgen voor het te voeren monetaire beleid. Structurele hervormingen kunnen daarvoor een oplossing bieden.

Cohesie

Tussen 1970 en 2000 is het inkomensverschil tussen de landen in de EU ongeveer gehalveerd, maar is de ongelijkheid binnen de lidstaten in diezelfde periode gestegen. Op regio-niveau is het plaatje gemengd: regio's met een laag BBP zijn weliswaar sneller gegroeid, maar de verschillen in BBP-niveaus tussen de regio's zijn groter geworden. Dit wijst er volgens Sapir op dat het inzetten van de structuurfondsen dus niet altijd succesvol is geweest, hoewel definitieve conclusies over het effect van cohesiebeleid niet kunnen worden getrokken wegens het ontbreken van specifieke regionale data.

Regio's groeien ten koste van andere regio's, het EU regionaal beleid roeit tegen economische trend als agglomeratievorming en arbeidsmigratie in. Het regionaal cohesiebeleid kan de specialisatie van regio's en daarmee het ontstaan van schaalvoordelen, juist in de weg hebben gestaan. In zoverre kan het regionaal cohesiebeleid een negatief effect hebben gehad op de economische groei van een lidstaat. De nadruk op cohesie kan ten koste gegaan zijn van de groei in Europa als geheel, wat ook nadelig is voor cohesie zelf aangezien dit deels afhankelijk is van macro-economische groei.

De kwaliteit van het bestuur in een regio heeft grote invloed op het uiteindelijke (netto-) resultaat. Daarmee is het (mede)bepalend of een regio zal convergeren naar het Europese gemiddelde.

Groei

Sapir laat zien dat de groei van de EU al enkele tientallen jaren achterloopt bij die van de VS, ook al krijgt het verschil pas de laatste jaren prominente aandacht. In tegenstelling tot de VS, lijkt het alsof de EU in het beste geval langs de «production possibility frontier»1 werkt en ze is niet in staat deze te verleggen. Dit heeft negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid. Een oorzaak hiervan is ondermeer het beperkte gebruik door de EU van de groeiende mogelijkheden van ICT.

Sapir concludeert dat de EU de laatste 20 jaar groei heeft uitgeruild voor stabiliteit en cohesie. Hierdoor komen uiteindelijk alle drie zelf onder druk te staan. Alleen wanneer de EU erin slaagt om daadwerkelijk op grote schaal veranderingen aan te brengen binnen de economische structuur waardoor stabiliteit en cohesie zijn te combineren met groei, zal het «Europese» model houdbaar blijven. Om dit te bereiken is een op groei gerichte aanpak nodig, met duidelijke keuzes die de EU nog moet maken.

Oorzaken van de matige economische prestaties

Sapir noemt verschillende oorzaken voor de matige economische prestaties van Europa, uit deze analyse volgen zijn aanbevelingen. De belangrijkste oorzaak op het niveau van de Unie is de verdeling van de competenties tussen de Commissie en de lidstaten. De relatie tussen het bereik van het beleid en het beleidsvormende proces is niet eenduidig, aldus Sapir, met als gevolg dat het beleid niet de gewenste resultaten behaalt. Deze incoherentie vindt men op drie niveaus:

Ten eerste op het niveau van instrumenten en doelen. Hiervan is sprake indien een maatregel een positief effect heeft op een beleidsdoel, maar een negatief effect heeft op een ander beleidsdoel. Zo gaan groei en cohesie niet altijd hand in hand.

Ten tweede op het niveau van «decision makers» en bevoegdheden. Hiervan is sprake indien het besluitvormingsproces niet de gehele reikwijdte van het beleid in ogenschouw neemt. Dit kan veroorzaakt worden doordat de verschillende bestuurslagen in de Unie verschillende beleidsdoelen hebben en daarom de externe effecten van hun handelen niet volledig incalculeren. Het is de vraag of een nationale regering een Europees doel zal nastreven indien er geen directe voordelen tegenover staan of indien er geen dwang is.

De derde vorm van incoherentie vindt plaats in de tijd, de zogenaamde «intertemporele» incoherentie. Hiervan is sprake indien beleidsmakers geen rekening houden met de lange termijn effecten van hun beleid. Dit kan er toe leiden dat beleid niet houdbaar is. Zo leidt een excessieve aandacht voor stabiliteit tot stagnatie.

Volgens Sapir is een van de oorzaken voor het achterblijven van de EU bij de VS deze institutionele onvolkomenheden. De institutionele complexiteit, de spanning tussen verantwoordelijkheden en instrumenten, de ongelijke implementatie en ongelijke handhaving van regelgeving belemmeren het aanpassingsvermogen van de EU. Het Europese bedrijfsleven heeft hierdoor niet goed kunnen inspelen op economische schokken en andere veranderingen in de (wereld-) economie. Bedrijven en overheid dienen een nieuwe manier te vinden om hun doelen te bereiken. Bedrijven moeten gaan innoveren; de overheid moet hiervoor de voorwaarden scheppen.

Aanbevelingen

Op basis van bovenstaande analyse concludeert Sapir dat de EU een keuze moet maken voor een strategie gericht op het herstel van economische groei. Bij deze strategie dient de EU rekening te houden met twee essentiële omstandigheden (door Sapir zelfs uitdagingen genoemd), te weten de houdbaarheid van de EU en de uitbreiding. Deze strategie bestaat uit een tweetal beleidsveranderingen. Enerzijds dient te wijze van bestuur te veranderen en anderzijds dient de inhoudelijke agenda van Europa worden gericht op het behalen van groei.

Sapir is van mening dat de wijze van bestuur aangepast dient te worden aan de eisen die de veranderde omstandigheden, zoals straks een Unie van 25, stellen aan de Unie. Hiermee zou de effectiviteit van het beleid verbeterd kunnen worden. Sapir doet hiervoor enkele voorstellen, zoals het prioriteren in het beleid en een vergrote verantwoordelijkheid voor de lidstaten bij het beleid met de EU als facilitator. Om vervolgens de uitvoering van het overeengekomen beleid te garanderen kan een carrot and stick uitkomst bieden.

Het prioriteit geven aan groei moet vorm krijgen in de uitvoering van zes aanbevelingen, te weten:

1. Maak de Interne Markt dynamischer,

2. Stimuleer investeringen in kennis,

3. Maak de macro-economische beleidscoördinatie effectiever,

4. Hervorm beleid voor convergentie en herstructurering,

5. Behaal effectiviteit in bestuur en regelgeving,

6. Concentreer het EU-budget.

1. Maak de Interne Markt dynamischer

Sapir erkent dat reeds veel bereikt is in de integratie van de Europese markten, maar bepleit een verdere verlaging van de drempels voor nieuwe toetreders. Toekomstig werk ziet Sapir op het terrein van het verbeteren van het concurrentievermogen, regelgeving (integratie van de dienstenmarkten, vooral financiële dienstverlening) en arbeidsmarktmobiliteit

2. Stimuleer investeringen in kennis

Sapir vindt dat de EU te weinig investeert in onderwijs en in research & development. Voor wat betreft onderwijs bepleit hij dat de lidstaten en de EU meer moeten investeren als ook bestaande middelen effectiever moeten inzetten, de Unie zou op basis van excellence middelen moeten kunnen toekennen aan postdoctoraal onderwijs.

Voor wat betreft onderzoek en ontwikkeling pleit hij voor het oprichten van een onafhankelijk Europees Agentschap voor Wetenschap en Onderzoek. Dit agentschap zou op basis van objectieve-wetenschappelijke criteria wetenschappelijk onderzoek moeten financieren.

3. Maak de macro-economische beleidscoördinatie effectiever

Inzake fiscaal beleid stelt Sapir voor om de «exceptionele omstandigheden» uit het Stabiliteit en Groei-Pact, waarbij tijdelijke overschrijdingen van de 3%-norm worden toegestaan, aan te passen. Deze «exceptionele omstandigheden» bij de vaststelling van een excessief tekort worden nu gedefinieerd als 2% krimp van het BBP. Sapir acht deze norm te restrictief en stelt voor deze te versoepelen tot simpelweg krimp.

Sapir steunt de 3%-norm uit het Verdrag en het streven naarclose-to-balance op middenlange termijn, en vindt tevens dat pro-cyclisch beleid voorkomen dient te worden, vooral door in goede tijden overschotten zeker te stellen. Sapir komt verder met voorstellen om beter houdbaarheid op lange termijn en flexibiliteit op korte termijn te combineren. Naast het begrotingstekort, zou er meer rekening moeten worden gehouden met de overheidsschuld en met impliciete verplichtingen van een lidstaat, zoals pensioenen. Dit zou bijvoorbeeld de nieuwe lidstaten met een lage overheidsschuld de mogelijkheid kunnen geven om overheidsinvesteringen te doen ook al leidt dit tijdelijk tot hogere overheidstekorten. Een tweede suggestie is de creatie van zogenaamde (nationale) «Rainy Day Funds». Dit zijn (nationale) fondsen die vrijwillig worden gevuld in goede tijden met het doel om ze in mindere tijden te gebruiken om niet over de 3%-norm te komen met het overheidstekort.

Tenslotte haakt Sapir aan bij de discussie in de Conventie en pleit hij voor een substantiële versterking van de rol van de Commissie in het monetaire coördinatiemechanisme. De Commissie moet in het kader van het Stabiliteit- en Groeipact en de Excessief-tekort-procedure zelfstandig kunnen waarschuwen voor excessieve tekorten en deze ook kunnen vaststellen. De Raad zou vervolgens moeten beslissen over eventuele sancties.

4. Hervorm beleid voor convergentie en herstructurering

De voorstellen van Sapir om het structuur- en cohesiebeleid te hervormen hebben uitgebreid aandacht gekregen in de pers. Sapir pleit ervoor dat de tweeledige doelstelling van groei en cohesie in één instrument, zoals bij het huidig beleid het geval is, uit elkaar moet worden getrokken.

Een structuurfonds «nieuwe stijl» dient gericht te zijn op cohesie in arme landen (i.p.v. de armste regio's). In het licht van de uitbreiding van de EU moet inkomensconvergentie van de nieuwe lidstaten naar het niveau van de EU15 volgens Sapir prioriteit krijgen. De structuurfondsen moeten dan ook over de lidstaten worden verdeeld op basis van het nationale BBP per capita. Er zijn verschillende argumenten voor deze nationale focus van het cohesiebeleid, nl. subsidiariteit, coherentie met het nationale macro-economisch beleid en gelijke behandeling van even welvarende landen. Dit laat onverlet dat individuele lidstaten kunnen besluiten om de implementatie en monitoring van dit beleid naar de regio's te delegeren. De middelen moeten volgens Sapir worden gericht op twee prioriteiten: versterking van de administratieve capaciteit en investeringen in fysiek en menselijk kapitaal. Regeringen zijn vrij om de investeringsprojecten te kiezen die met de middelen worden gefinancierd, maar moeten vooraf duidelijk maken welke resultaten het project zal hebben. Een groot deel van de financiering moet afhankelijk worden gemaakt van het bereiken van deze resultaten. Voorkomen moet worden dat Europese fondsen in de plaats komen van nationale middelen.

Een (kleiner en nieuw) herstructureringsfonds kan worden aangewend om gebieden in transitie tijdelijk te ondersteunen. Het betreft gebieden in de hele Unie die getroffen worden door massale herstructurering van een belangrijke industrie. Met behulp van dit fonds kan een actief arbeidsmarktbeleid worden gevoerd, bijvoorbeeld door middel van het financieren van om-, her- en bijscholing van ontslagen arbeiders. Hiermee moet een al te grote welvaartsdaling en een neerwaartse spiraal worden voorkomen.

Sapir noemt in dit verband nadrukkelijk ook de landbouwsector.

5. Behaal effectiviteit in bestuur en regelgeving

Onder deze noemer pleit Sapir voor duidelijke keuzes in de verdeling van competenties tussen de lidstaten en de EU. Deze verdeling zou vervolgens niet in marmer gebeiteld moeten worden, maar afhankelijk moeten zijn van de ontwikkelingen op het beleidsterrein. De competentieverdeling zou volgens Sapir op basis van criteria en op een coherente wijze moeten plaats vinden. Dit is volgens hem cruciaal voor de kwaliteit van het bestuur.

Vervolgens biedt hij enkele alternatieve besturingsmodellen. De eerste mogelijkheid die hij schetst, is de mogelijkheid om gebruik te maken van a-politieke onafhankelijke bestuursorganen voor de uitvoering van het beleid. Volgens de huidige Europese Verdragen is het momenteel niet mogelijk om bevoegdheden te delegeren naar dit soort agentschappen / bestuursorganen, daarom pleit Sapir in het kader van de IGC voor een aanpassing van de Verdragen.

De tweede mogelijkheid die hij schetst is het creëren van netwerken van nationale en Europese toezichthouders. Dit kan zowel indien de verantwoordelijkheid op Unie-niveau ligt als wanneer het toegewezen zou worden aan de lidstaten. De nauwere samenwerking zou moeten garanderen dat regels uniform in de hele Unie worden toegepast. Tenslotte pleit Sapir voor een versterking van de strategisch capaciteiten van de Unie. Hieronder verstaat hij dat toezichthouders en Commissie moeten kunnen voorkomen dat landen terugkomen op eerder gemaakte afspraken, dat een Commissie van 15 commissarissen haar mensen en middelen focust op groei, een versterking van de Open Coördinatie Methode en een versterking van het toezicht op de Interne Markt.

6. Concentreer het EU-budget

Sapir stelt dat het huidige EU-budget achterhaald is en met voorrang gereorganiseerd moet worden. Hij stelt dat het budget een instrument moet zijn om de economische doelen van het komende decennium te behalen in plaats van voortzetting inzet middelen op oude doelen. Daarbij zou het uitgangspunt «een fonds per doel» moeten zijn. Daaruit volgt dat de uitgaven dan bestaan uit een groei-, convergentie- en herstructureringsfonds. Wanneer het niet mogelijk blijkt om de inkomsten te vergroten, dan zal een verschuiving binnen bestaande budgetten onontkoombaar zijn. Dit betekent dat de EU de besteding van een groot deel van haar budget aan landbouwbeleid zou moeten heroverwegen. De economische betekenis van de landbouwsector in de EU is gedaald en indien de Unie coherent wil zijn in haar doelen en haar beleid, dient ze deze middelen op andere plaatsen in de economie in te zetten.

Procedureel tenslotte zou er een verschuiving moeten plaats vinden naar meer ex-post evaluatie op basis van ex-ante gedefinieerde criteria. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het budget zou waar mogelijk verlegd kunnen worden naar nationale, regionale of lokale actoren.

De reactie van de Regering

Het rapport is geslaagd in de opdracht om de discussie over de toekomst van Europa te voorzien van een analyse en enkele opties voor een toekomstige strategie. De Nederlandse regering verwelkomt het Sapir raport als een nuttige en relevante bijdrage aan de discussie over de (middellange termijn) inrichting en de toekomst van de EU. Het rapport bevat scherpe analyses en interessante aanbevelingen op het terrein van de economische groei en convergentie van de Europese economie. Het rapport zal in de toekomst een belangrijke -aanjagende- rol kunnen spelen in diverse discussies, zowel nationaal als Europees. Op korte termijn geldt dit voor Agenda 2007, het pakket aan voorstellen voor de nieuwe Financiële Perspectieven, het Eigen Middelenbesluit, het Structuur- en Cohesiebeleid etc. De Commissie zal een eerste aanzet van dit pakket eind dit jaar presenteren. De grote kracht van het rapport is dat het niet alleen analyseert maar ook alternatieven biedt voor het huidige beleid.

De conclusie van de analyse in het rapport dat de nadruk ligt op economische groei en het belang dat wordt gehecht aan het uitvoeren van de afspraken die gemaakt zijn in het kader van de Lissabon-strategie ondersteunt de Nederlandse regering van harte. Dezelfde waardering heeft de Nederlandse regering voor het belang dat Sapir hecht aan het doorvoeren van structurele hervormingen in het kader van deze strategie, zij zelf zal hieraan de nodige aandacht schenken tijdens haar voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2004. Wel is het hierbij van belang dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het nationale niveau en het Unie-niveau goed bewaakt wordt. De lidstaten hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in de uitvoering.

Alvorens in te gaan op de concrete aanbevelingen van Sapir kunnen ook enkele kanttekeningen vooraf worden geplaatst. Hoewel het rapport een bron van inspiratie is, wordt uit de conclusies en aanbevelingen van het rapport duidelijk dat Sapir zich aan zijn opdracht heeft gehouden en weinig aan de politieke haalbaarheid van zijn aanbevelingen gelegen heeft laten liggen. Ongeacht de opportuniteit, maakt dit het rapport als geheel moeilijk uitvoerbaar.

Daarnaast worden duurzaamheidsvraagstukken in de analyse buiten beschouwing gelaten, hetgeen niet overeenkomt met de politieke realiteit en de Nederlandse inzet in Brussel.

Het rapport dwingt de Commissie (en de lidstaten) kritischer te kijken naar het traditionele beleid en de eraan toegewezen middelen. Het nodigt uit tot een bezinning op de nieuwe uitdagingen voor de Unie en daarmee op de politieke oriëntatie voor de nieuwe financiële perspectieven. Deze zouden moeten bijdragen aan het structurele groeivermogen van de Unie en in het bijzonder aan de doelstellingen van de Lissabon-strategie, daar waar op het niveau van de Unie toegevoegde waarde is en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. In dit verband ondersteunt de Nederlandse regering het belang dat Sapir hecht aan «nieuw beleid voor oud». In het huidige politieke klimaat bestaat echter het gevaar dat de extra uitgaven voor de nieuwe prioriteiten van de Unie eenvoudigweg bovenop het bestaande beleid van de Unie komen, in plaats van dat de bestaande uitgaven kritisch tegen het licht worden gehouden, zoals Sapir dat fundamenteel doet en de Nederlandse regering dat wenst.

Nederland onderschrijft de aanbevelingen om de interne markt dynamischer te maken en erkent dat lage toetredingsdrempels een extra stimulans betekenen voor productiviteit en concurrentievermogen.

De nadruk op investeringen in kennis en innovatie, zoals geformuleerd door Sapir, sluit aan op de conclusies van de Europese Raad in het kader van de Lissabon-strategie, en meer in het bijzonder de in Barcelona geformuleerde doelstelling voor onderzoeksinvesteringen. Ook de Nederlandse regering hecht grote waarde aan deze doelstellingen.

Het pleidooi van Sapir kan een rol spelen bij de toekomstige discussie over de noodzaak en vormgeving van een eventuele «European Research Council». Naar verwachting zal hierover, op basis van een Mededeling die de Commissie binnenkort zal publiceren over excellentie van fundamenteel onderzoek, begin 2004 in de Raad voor Concurrentievermogen op politiek niveau worden gesproken. Zodra de mededeling gepubliceerd is, zal de regering zich beraden op haar standpunt.

Ook de voorstellen van Sapir voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het structuurbeleid zijn in een door Nederland gewenste richting. Voor wat betreft eerst genoemde is reeds een proces in gang gezet, welk een goede voortgang kent in de juiste richting. De aanbevelingen van Sapir sterken de regering in haar positie dat dit proces dient te worden voortgezet.

Voor wat betreft het structuur- en cohesiebeleid betekenen de analyses en aanbevelingen van Sapir een ondersteuning van de Nederlandse cohesiebenadering, zoals geformuleerd in het regeringsstandpunt op het IBO «de financiering van het Structuurbeleid in het perspectief van de uitbreiding van de EU». De focus op verkleining van de inkomensverschillen tussen lidstaten (i.p.v. regio's), is daarvan een belangrijk element. Net als Sapir heeft de regering in haar standpunt aangegeven, dat als gevolg van de uitbreiding, de verschillen tussen lidstaten veel pregnanter zullen worden dan die tussen regio's. Nederland kan de aanbeveling van Sapir, om een nationaal criterium te hanteren voor toedeling van de Structuurfondsen, dan ook van harte onderschrijven.

Voor wat betreft het Stabiliteits- en Groeipact kan Nederland de steun ervoor onderschrijven. Nederland kan zich echter niet vinden in de voorstellen van een aanpassing van de «exceptionele omstandigheden» in het Pact. Problemen die nu bij enkele lidstaten optreden zijn te wijten aan onvoldoende begrotingsdiscipline in goede tijden. Nu morrelen aan deze gemaakte afspraken tast de geloofwaardigheid van het Pact aan. Nederland deelt de visie van Sapir aangaande een grotere rol van de Commissie in het vaststellen van een excessief tekort en het direct geven van early warnings. De regering vindt de invoering van Rainy Day Funds een optionele, nationale keuze. Het combineren van korte termijn flexibiliteit en lange termijn houdbaarheid, zoals Sapir voorstelt, kan alleen indien een goed beoordelingskader aangaande lange termijn houdbaarheid bestaat.


XNoot
1

Het volledige rapport kan worden gevonden op www.europa.eu.int/comm/commissioners/ prodi/

XNoot
1

De «Production Possibility Frontier» zijn alle combinaties van arbeid en kapitaal waarmee de maximale productie wordt behaald. Deze kan slechts vergroot worden door additionele kennis en innovatie.

Naar boven