nr. 92
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2004
Vorig jaar is bij een aantal tuinders in het glastuinbouwgebied Aalsmeer
gewasschade geconstateerd waarvan de oorzaak moeilijk te herleiden is. De
heer Mastwijk van het CDA heeft mij hierover op 24 november 2003 vragen
gesteld. In de beantwoording heb ik toen aangegeven in overleg met de departementen
van VROM, V&W en bijbehorende inspecties nader onderzoek in te stellen
in de hoop dat daarmee meer inzicht ontstaat in de aard, omvang en oorzaak
van de problematiek.
Alvorens dit onderzoek in te stellen heb ik, omdat de problematiek nog
erg diffuus van aard was, het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) opdracht
gegeven de betrokken tuinders te interviewen om op basis daarvan concretere
onderzoeksvragen te kunnen stellen of in ieder geval een meer gerichte vervolgstap
te kunnen zetten.
Het CLM bevestigt nu op basis van een vijftiental interviews het vermoeden
dat de gewasschade wordt veroorzaakt via het regenwater. Waarschijnlijk, aldus
het CLM, zijn te hoge gehalten aan minerale oliën in het regenwater de
boosdoener.
Hoewel onderzoek naar de bron van het hoge gehalte aan minerale oliën
geen onderdeel was van de CLM-studie, ligt volgens het CLM een aantal op voorhand
mogelijk geachte bronnen minder voor de hand. Het CLM heeft geen aanwijzingen
gevonden dat een slecht management of een slechte bedrijfsvoering oorzaak
is van de problematiek. Daarnaast constateert het CLM dat de gewasschade in
andere delen van Nederland met intensief autoverkeer niet bekend is en ligt
de industrie in de omgeving van Aalsmeer niet in de richting van de overheersende
wind. Hoewel metingen aantonen dat de bijdrage van het luchtverkeer aan de
koolwaterstof-concentraties in de lucht laag is, acht het CLM een relatie
met emissies door het vliegverkeer in dit verband meer plausibel.
Ik benadruk dat onderzoek naar de aard van de in het regenwater aanwezige
koolwaterstoffen, in relatie tot de mogelijke bron, geen onderdeel vormde
van de interviewronde van het CLM en dat de interviewronde van het CLM derhalve
geen conclusies op dit punt toelaat.
Op basis van de bevindingen van het CLM en een nog te organiseren expertraadpleging
zullen de meest voor de hand liggende oorzaken nader worden onderzocht. Het
streven is erop gericht eind dit jaar meer duidelijkheid te krijgen, voorzover
dat uiteraard mogelijk is. Immers, ook een combinatie van factoren is niet
uitgesloten.
Daarnaast bekijk ik in overleg met mijn collega's van VROM en V&W
of de bestaande wetgeving adequaat is om preventieve maatregelen van telers
ter voorkoming van schade mogelijk te maken. Ik denk onder meer aan de eisen
in het Besluit Glastuinbouw met betrekking tot de zogenaamde «first
flush». Hierover zal zo nodig overleg plaatsvinden met het bedrijfsleven.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman