nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 28 november 2003
In mijn brief van 9 oktober (kamerstuk 29 200 XIV, nr. 10) heb ik
u bericht over het resultaat en de conclusies die ik getrokken heb uit het
overleg dat gevoerd is met de betrokken partijen bij het Beleidskader Faunabeheer.
Op 27 oktober jl. heb ik met de provincies gesproken over de implementatie
en op 27 november nogmaals met de bij het Beleidskader Faunabeheer betrokken
partijen. Hierbij bericht ik u over het resultaat en de conclusies.
Algemeen beleidskader Faunabeheer
Op 1 september jl. heb ik u een «eerste (nog niet volledig) Beleidskader
Faunabeheer» toegezonden. Naar aanleiding van ontwikkelingen nadien,
is dit Beleidskader aangepast.
Het huidige beleidskader, dat met deze brief als bijlage is opgenomen1, bevat de punten waarover de betrokken partijen het eens
zijn. Het beleidskader zal per 1 december 2003 in werking treden.
Aan het beleidskader is een hoofdstuk toegevoegd over populatiebeheer
van de diersoorten edelhert, ree, damhert en wild zwijn. Hiervoor wordt artikel
4 van het besluit beheer en schadebestrijding dieren gewijzigd. Het besluit
zal ik binnen afzienbare tijd aan u voorleggen in het kader van de voorhangprocedure
als bedoeld in artikel 103 van de Flora- en faunawet.
Kauw, zwarte kraai, vos en wildlijst
Alle partijen hebben het belang van faunabeheereenheden en faunabeheerplannen
voor beheer en schadebestrijding onderschreven. Dat geldt ook voor genoemde
soorten. In het beleidskader is opgenomen dat per september 2004 de faunabeheereenheden
met goedgekeurde faunabeheerplannen en op basis daarvan verleende ontheffingen
aan de slag gaan.
Over de tussenliggende periode is er met betrokken partijen geen overeenstemming
over de aanpak van de kauw, de zwarte kraai, de vos en de wildlijst. De standpunten
van de betrokkenen heb ik in mijn brief van 9 oktober jl. onder uw aandacht
gebracht.
Ik heb u daarbij ook geschreven op welke wijze ik het beleid voor kauw,
zwarte kraai en vos vormgeef. Deze lijn heb ik in het overleg van 27 november
aan betrokken partijen bevestigd.
Over de plaatsing van het edelhert, het damhert, de ree en het wild zwijn
op de wildlijst is geen overeenstemming bereikt.
Als gevolg van de overeenstemming die is bereikt over het begrip «populatiebeheer»
in het beleidskader, lijkt er mij in materiële zin geen noodzaak genoemde
diersoorten op de wildlijst te plaatsen.
Begeleidingsgroep
Met betrokken partijen is afgesproken dat een begeleidingsgroep wordt
ingesteld voor de voortvarende uitvoering en begeleiding van de implementatie
van het beleidskader en aanverwante kwesties.
Met betrekking tot smienten is afgesproken dat tijdens de overgangsperiode
voor zogenaamde plassmienten in akkerbouwgebieden provincies en faunabeheereenheden
invulling geven aan oplossingen, met als uitgangspunt dat moet worden voorkomen
dat de schadeveroorzakende dieren zich over een groter gebied verspreiden,
in het bijzonder daar waar er voor het foerageren geen alternatieven zijn.
Schade zal door het Faunafonds worden vergoed waar nodig. Structurele maatregelen
naar aanleiding van het advies van het Faunafonds inzake de smienten zullen
in de begeleidingsgroep aan de orde komen.
Met betrekking tot het overgangsbeleid is op 27 november jl. afgesproken
dat de provincies bij het verlenen van ontheffing rekening zullen houden met
de noodzaak om de rust in voor ganzen en smienten aangewezen gebieden te bewaren.
Dit vergt maatwerk. De provincies zullen daarom in voorkomende gevallen op
kaart aangeven op welke percelen de ontheffing niet gebruikt mag worden.
Tot slot
Van de werkgroep Huys is een rapport ontvangen met aanbevelingen voor
het terugbrengen van de tegemoetkomingen bij faunaschades. Ik zal me beraden,
in overleg met het Faunafonds en relevante betrokken partijen, op de implementatie
van de aanbevelingen. Het rapport gaat hierbij.1
Concluderend, er is overeenstemming over het huidige beleidskader, tevens
is er sprake van een grote betrokkenheid van de partijen bij de implementatie
van dit beleidskader. Waar nodig zal aan betrokken partijen advies worden
gevraagd over de resterende punten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman