nr. 102
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2003
Overeenkomstig mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling van Verkeer
en Waterstaat (4–6 november 2003), stel ik u hiermee, mede namens de
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op de hoogte van de uitkomst
van het bestuurlijk overleg over de Delta, en in het bijzonder Haringvlietsluizen-de
Kier, dat wij op 28 november 2003 hebben gevoerd met de gedeputeerden Verheijen
(Noord-Brabant), Kramer (Zeeland) en Dwarshuis-van de Beek (Zuid-Holland).
Bij deze gelegenheid hebben de provincies gezamenlijk de visie «Delta
in Zicht» overhandigd. In reactie daarop hebben wij vanuit onze departementen
medewerking toegezegd bij de verdere uitwerking van de visie. Verder hebben
we naar aanleiding van de visie onder meer gesproken over het belang van het
voeren van een fundamentele discussie omtrent een natuurlijke, duurzame zoetwatersituatie
in het Deltagebied en dan met name voor de landbouw, en het feit dat dit door
de stuurgroep Delta in Zicht wordt opgepakt.
Met betrekking tot het Volkerak-Zoommeer is op basis van de onlangs afgeronde
Verkenning «Oplossingsrichtingen Volkerak-Zoommeer» afgesproken
dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de drie provincies gezamenlijk
opdracht zullen geven tot de uitvoering van een planstudie. De komende periode
zal de opdracht nader geformuleerd worden, waarna definitieve opdrachtverlening
plaats kan vinden.
Met betrekking tot Haringvlietsluizen-de Kier is vastgesteld dat het op
een kier zetten van de Haringvlietsluizen een belangrijke bijdrage zal leveren
aan het herstel van een meer natuurlijk estuarium, inclusief een geleidelijke
zoet-zoutovergang. Hiermee zal ook de huidige barrièrewerking van de
spuisluizen grotendeels opgeheven worden, wat van belang is voor het herstellen
van de migratieroute voor te beschermen soorten zoals zalm, forel en houting.
Deze maatregel vormt daarmee een belangrijk onderdeel van een internationaal
pakket aan maatregelen voor Rijn en Maas. Tevens is vastgesteld dat het Kierbesluit
niet van invloed zal zijn op de zoetwatervoorziening van Zuidwest-Nederland,
aangezien de spuisluizen bij lage rivierafvoer tijdig geheel gesloten worden
(nadat het aanwezige zout water door middel van een daarop toegesneden sluisbeheer
is uitgespoeld), waardoor de zoetwatervoorziening op basis van de huidige
functionaliteit gegarandeerd is.
In reactie op mijn uitnodiging van juni 2003 heeft gedeputeerde Dwarshuis-van
de Beek aangegeven dat zij op basis van recente inzichten in de kosten van
compenserende maatregelen bereid is om bestuurlijk het voortouw te nemen bij
het opstellen van een door de partijen in de regio gedragen voorstel voor
realisatie van het Besluit «Ander beheer Haringvlietsluizen».
Daarbij is vastgesteld dat de rijksbijdrage niet meer dan € 35 miljoen
zal bedragen. De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven dat duurzame integrale
oplossingen in beeld zijn gekomen die passen binnen toekomstige ontwikkelingen
en waarvoor meerdere financiers kunnen worden gevonden. Daarom is er op dit
moment vanuit de provincie geen reden om extra middelen ten behoeve van de
uitvoering van het Kierbesluit toe te zeggen. Tevens is vastgesteld dat de
in het Kierbesluit genoemde datum van opening van de sluizen per 1 januari
2005 door de opgelopen vertraging bij de voorbereiding niet meer haalbaar
is. Op basis van de planstudie zal een nieuwe datum van opening vastgesteld
worden. De planstudie zal naar verwachting in het derde kwartaal van 2004
afgerond worden.
Naar aanleiding van het bestuurlijk overleg wil ik de motie van het kamerlid
Geluk cs. met het verzoek het kierbesluit Haringvlietsluizen te heroverwegen
(nr. 36) ontraden, hetgeen gebaseerd is op de feiten dat:
1. de provincie bereid is om bestuurlijk het voortouw te nemen bij het
opstellen van een gedragen voorstel voor realisatie van het project;
2. met het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen een belangrijke
barrière voor migrerende vissoorten opgeheven zal worden;
3. er in de monding van Rijn en Maas weer een (zij het beperkte) zoet-zout
gradiënt hersteld zal worden, een leefgebied voor specifieke planten-
en dierensoorten dat sterk onder druk staat;
4. de hoogte van de kosten binnen redelijke proporties zal blijven,
5. de zoetwatervoorziening voor zowel de drinkwaterwinning als de landbouwwatervoorziening
door het project geen gevaar zal lopen en dat de huidige functionaliteit van
de innamepunten in het gebied gegarandeerd is;
Derhalve zal het budget dat met de Kier gemoeid is, ook niet aangewend
worden voor kustverdediging.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus