29 200 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2004

nr. 166
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2004

Hierbij zend ik u het rapport «Mediagebruik etnische publieksgroepen 2002»1. Zoals ik u eerder berichtte in de Mediabegrotingsbrief 2004 (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 200 VIII, nr. 78) heeft dit onderzoek vertraging opgelopen in de uitvoer waardoor het pas recent beschikbaar is gekomen. Dit onderzoek is uw Kamer toegezegd bij gelegenheid van de behandeling van de Mediabegroting 2003 in november 2002.

Het onderzoek naar het mediagebruik onder etnische publieksgroepen wordt sinds 1980 op initiatief van de NOS en sinds 1995 in opdracht van de Nederlandse Programma Stichting (NPS) verricht. Opdrachtgevers van deze achtste editie zijn NPS, de Publieke Omroep en de Rijksvoorlichtingsdienst. Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau KLO onderzoek. Het onderzoek wordt gebruikt voor interne beleidsontwikkeling binnen de publieke omroep. Voor de Rijksvoorlichtingsdienst geeft het onderzoek informatie over de bekendheid van Postbus 51. Ook zal het onderzoek door de Rijksvoorlichtingsdienst gebruikt worden voor beleidsontwikkeling in de informatievoorziening aan de burger.

Het rapport heeft als doel het mediagebruik onder de grotere etnische publieksgroepen (Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen/Arubanen en Chinezen) in beeld te brengen. Het gaat om het gebruik van televisie, radio, print en internet, waarbij ook de mate van integratie van de ondervraagden is meegewogen.

De publicatie van het onderzoek is vertraagd doordat de opdrachtgevers twijfelden aan de representativiteit en betrouwbaarheid van de steekproef en daarmee van de onderzoeksgegevens. Een externe deskundige, prof. J.J.C.M. Hox van de Universiteit Utrecht, is gevraagd het basismateriaal te analyseren. Op zijn advies is de steekproef gewogen en gecorrigeerd en vergeleken met ander, bestaand onderzoek naar etnische publieksgroepen. De gegevens over de Turkse, Surinaamse en Marokkaanse respondenten is acceptabel maar die van de Antilliaanse en Chinese groepen niet.

Nadrukkelijk wijzen de publicerende partijen er daarom op dat de gegevens met betrekking tot Antillianen en Chinezen enkel tentatief te gebruiken zijn. In de preambule bij het onderzoek lichten de opdrachtgevers nader toe waarom zij ondanks deze problemen toch zijn overgegaan tot publicatie van dit rapport.

Het rapport beschrijft de maatschappelijke positie en kenmerken van de etnische publieksgroepen, de beschikbaarheid van apparatuur onder deze groepen, de behoefte aan voorlichting en informatie en het mediagebruik (radio, televisie, kranten en tijdschriften en internet). Hoofdstuk 10 bevat een samenvatting van het gevarieerde mediagebruik onder etnische publieksgroepen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven