29 200 VI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2004

nr. 164
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2004

Hierbij doe ik u een Kabinetsstandpunt toekomen over de toelating van kennismigranten. Het betreft een uitwerking van het Kabinetstandpunt op de aanbevelingen van het Innovatieplatform, zoals opgenomen in het Deltaplan Beta/Techniek.

Tevens meld ik u de resultaten van het onderzoek van de interdepartementale werkgroep «Kennismigranten» naar het samenvoegen van de verblijfs- en tewerkstellingsvergunning voor alle arbeidsmigranten. Dit onderzoek is te beschouwen als een vervolg op de notitie over de vreemdelingenrechtelijke positie van en de toelatingsprocedures voor arbeidsmigranten, die mijn ambtsvoorganger u op 7 februari 2003 heeft toegezonden1.

Ten slotte treft u in deze notitie aan een Kabinetsreactie op het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken over de regulering en facilitering van arbeidsmigratie.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Toelating van kennismigranten

Inhoudsopgave

1.Samenvatting3
   
2.Leeswijzer3
   
3.Inleiding4
   
4.Kennismigranten5
4.1Eén loket, één procedure en één vergunning5
4.2Verblijfsvergunning7
4.3Doelgroep en afspraken9
4.4Verkorte mvv-procedure10
4.5Legalisatie en verificatie12
4.6Leges12
   
5.Arbeidsmigranten16
   
6.Kabinetsreactie aanbevelingen ACVZ19
   
7.Naschrift28
   
 Bijlage I, aanvraagprocedure arbeidsmigranten30

1. Samenvatting

De positie van Nederland als kenniseconomie, waarin de ontwikkeling en toepassing van hoogwaardige kennis een centrale rol speelt, staat sinds de afspraken die hierover zijn gemaakt op de Europese Raden van Barcelona en Lissabon hoog op de politieke agenda. Tijdens deze Raden is besloten om van de Europese Unie in 2010 de meest dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Het Kabinet heeft de ambitie binnen de EU tot de koplopers te horen. Het Kabinet heeft deze ambitie ook uitgesproken in de reactie op de aanbevelingen van het Innovatieplatform in het rapport «Grenzeloze Mobiliteit kennismigranten: Hoe krijgen we het talent naar Nederland toe?»

In uitwerking hiervan stelt het Kabinet de volgende maatregelen voor teneinde de toegang van kennismigranten van buiten de EU/EER tot Nederland te vereenvoudigen. Ten eerste zijn werkgevers voor de toelating van de kennismigrant niet langer verplicht een tewerkstellingsvergunning aan te vragen. De vreemdeling heeft enkel nog een verblijfsvergunning nodig. Na een positieve beslissing wordt de kennismigrant in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor de duur van maximaal vijf jaar onder de beperking «kennismigrant». In de convenanten met de huidige convenanthouders in het kader van de verkorte mvv-procedure zal bij de verlenging van het convenant een extra passage over de kennismigrant worden opgenomen. Bedrijven of instellingen waar nog geen convenant mee is afgesloten zenden bij de aanvraag om een verblijfsvergunning voor de kennismigrant een ondertekend (standaard-) contract met de overheid mee. In de bestaande convenanten en mee te zenden contracten worden de inspanninsverplichtingen van de werkgever opgenomen, te weten het zorgdragen voor een volledige aanvraag, de verplichting relevante wijzigingen te melden en een zorgplicht voor de werknemer. De overheid zal zich inspannen deze aanvragen op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen twee weken af te doen. Voor aanvragen in het kader van de verkorte mvv-procedure geldt een apart legestarief. De identiteit van de kennismigrant en zijn gezinsleden wordt vastgesteld op basis van het paspoort.

Voor de categorie arbeidsmigranten, niet zijnde kennismigranten, stelt het Kabinet voor te voorzien in één gezamenlijk aanspreek- en informatiepunt van de IND en CWI waar de (aanstaande) werkgever de aanvraag kan indienen. Naast een gezamenlijk aanspreekpunt zal de samenwerking tussen de uitvoerende diensten verder worden geoptimaliseerd, teneinde de toelating de arbeidsmigrant zoveel als mogelijk te faciliteren.

2. Leeswijzer

In onderhavige notitie wordt in vervolg op de notitie over de vreemdelingenrechtelijke positie van en de toelatingsprocedures voor arbeidsmigranten (hierna: toelatingsnotitie) inzicht gegeven in de stand van zaken in het streven van het Kabinet de toelatingsprocedures van arbeidsmigranten van buiten de EU/EER, en in het bijzonder kennismigranten, te versnellen en waar mogelijk te vereenvoudigen. Kortheidshalve wordt voor het algemene kader verwezen naar de toelatingsnotitie. In het onderstaande zal zoveel als mogelijk worden ingegaan op nieuwe ontwikkelingen op vreemdelingenrechtelijk gebied en op het terrein van de Wet arbeid vreemdelingen. Slechts indien noodzakelijk om redenen van leesbaarheid of duidelijkheid zal het algemene wet- en regelgevingskader van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) en de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav) (opnieuw) worden weergegeven.

In deze notitie wordt een onderscheid gemaakt tussen arbeidsmigranten in het algemeen en kennismigranten in het bijzonder. De meeste in deze notitie aangekondigde maatregelen hebben betrekking op kennismigranten. Indien maatregelen betrekking hebben op alle arbeidsmigranten, niet zijnde kennismigranten, staat dit expliciet aangegeven. Ten slotte is van belang op te merken dat het gaat om migranten in de relatie werkgever-werknemer. De toelating van de zelfstandige is hier dan ook niet onder begrepen, aangezien hij geen werknemer is en ook niet onderworpen is aan het vereiste van tewerkstelling. De toelatingsprocedure van een zelfstandige is ook overigens volledig anders aangezien voor een besluit om toelating van een zelfstandige advies wordt gevraagd aan het terzake competente Ministerie.

3. Inleiding

De positie van Nederland als kenniseconomie, waarin de ontwikkeling en toepassing van hoogwaardige kennis een centrale rol speelt, staat sinds de afspraken die hierover zijn gemaakt op de Europese Raden van Barcelona en Lissabon hoog op de politieke agenda. Tijdens deze Raden is besloten om van de Europese Unie in 2010 de meest dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Het Kabinet heeft de ambitie binnen de EU tot de koplopers te horen. Het Kabinet heeft deze ambitie ook uitgesproken in de reactie op de aanbevelingen van het Innovatieplatform in het rapport «Grenzeloze Mobiliteit kennismigranten: Hoe krijgen we het talent naar Nederland toe?»

Het Kabinet heeft de interdepartementale werkgroep «Kennismigranten» in de toelatingsnotitie de opdracht gegeven onderzoek te doen naar de samenvoeging van de aanvraagprocedure voor een visum/machtiging tot voorlopig verblijf en een tewerkstellingsvergunning tot één procedure en de samenvoeging van de verblijfsvergunning en de tewerkstellingsvergunning tot één document. Het Kabinet heeft hierbij verzocht om een analyse van de voor- en nadelen, de consequenties, de voorwaarden waarop en de vorm waarin de samenvoeging zou kunnen plaatsvinden. Tevens heeft het Kabinet opdracht gegeven in het onderzoek de mogelijke efficiencywinst en de organisatorische aspecten voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) en de Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (hierna: CWI) aan de orde te laten komen.

Het Kabinet heeft naar aanleiding van de aanbevelingen van het Innovatieplatform deze opdracht uit de toelatingsnotitie aangescherpt en de werkgroep verzocht advies uit te brengen over één loket, één procedure en één document voor kenniswerkers, hun partners en kinderen. Verder dient het advies van de werkgroep draagvlak te hebben bij de door het Innovatieplatform aangeduide stakeholders uit het bedrijfsleven en de wetenschap. Specifieke aandacht wordt gevraagd voor de positie van startende en MKB-ondernemingen.

In hoofdstuk vier wordt ingegaan op de maatregelen als voorgesteld voor de procedure inzake de toelating van kennismigranten van buiten de EU/EER. In hoofdstuk vijf wordt de toelatingsprocedure besproken voor alle arbeidsmigranten van buiten de EU/EER, niet zijnde kennismigranten. In hoofdstuk zes wordt de Kabinetsreactie weergegeven op de aanbevelingen van het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (hierna: ACVZ) inzake de regulering en facilitering van arbeidsmigratie.

4. Kennismigranten

4.1 Eén loket, één procedure en één vergunning

Duidelijk is dat, naast investeren in de Nederlandse en EU-kenniswerkers, de toelating van kennismigranten van buiten de Europese Unie een absolute voorwaarde vormt in de ambitie om Nederland tot een kenniseconomie te maken. Duidelijk is ook dat inzicht dient te bestaan wie een kennismigrant is, omdat het hier gaat om een uitzondering op het algemene restrictieve (arbeids)migratiebeleid. De kennismigrant zal alleen in kennisfuncties aan de slag kunnen en moeten, maar om verdringingseffecten te voorkomen zal het tot die kennisfuncties beperkt moeten blijven, zeker gelet op de sterk toenemende werkloosheid, ook onder hoogopgeleiden. In de huidige situatie geldt in de regel dat de werkgever voor de toelating van arbeidsmigranten van buiten de EU/EER in het bezit dient te zijn van een tewerkstellingsvergunning. De arbeidsmigrant dient bij een verblijf van langer dan drie maanden in het algemeen in het bezit te zijn van een verblijfsvergunning. Teneinde te komen tot één-loket, één procedure en één vergunning dient er – als gezegd – allereerst inzicht te zijn in wie een kennismigrant is.

Kennismigranten zijn in de toelatingsnotitie gedefinieerd als wetenschappelijk onderzoekers en Research & Development-personeel / ICT-ers die systemen ontwikkelen, in dienst zijn van een internationaal concern, universiteit of wetenschappelijke onderzoeksinstelling. De werkgroep sloot zich in de toelatingsnotitie aan bij de definitie zoals gehanteerd door het Centraal Planbureau. In het rapport «Grenzeloze Mobiliteit kennismigranten: Hoe krijgen we het talent naar Nederland toe?» worden kennismigranten gedefinieerd als 1) buitenlandse studenten aan hogere onderwijsinstellingen; en 2) buitenlandse kenniswerkers. Ten aanzien van deze laatste categorie wordt toegelicht dat iedereen die een bijdrage kan leveren aan het innovatieproces of de wetenschap een kenniswerker is.

De ACVZ merkt in haar advies van februari 2004 op dat het begrip «kennismigrant» zich moeilijk laat definiëren. De ACVZ merkt op dat het bij kennismigranten gaat om een combinatie van factoren, waarvan de opleiding er één is. De ACVZ geeft vervolgens een aantal richtlijnen voor nader te ontwikkelen concrete criteria, te weten:

– «de migrant werkt in een sector die door de overheid gekenmerkt is als cruciaal voor de ontwikkeling van de economie, hetzij in de wetenschap, hetzij in het bedrijfsleven; of cruciaal in maatschappelijk opzicht, bijvoorbeeld in de gezondheidssector;

– de expertise die de hooggekwalificeerde arbeidsmigrant heeft, is niet alleen op nationaal niveau schaars maar ook op internationaal niveau (...);

– een inkomenseis ligt voor de hand, maar uitzonderingen zijn nodig. (...)».

De ACVZ stelt vast dat de definitie van het begrip kennismigrant als neergelegd in de toelatingsnotitie in het licht van bovenstaande richtlijnen op onderdelen te beperkt is. De ACVZ stelt verder vast dat onder kennismigrant kan worden verstaan arbeidsmigranten met een nationaal en internationaal schaarse deskundigheid, in de regel hoogopgeleid en bovenmodaal betaald, die werkzaam zijn in sectoren van groot economisch of maatschappelijk belang.

Voorgestelde maatregel

Het Kabinet stelt voor thans tewerkstellingsvergunningsplichtige kennismigranten buiten de Wav te plaatsen, zodat alleen de IND verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van de toelatingsprocedure tot Nederland/de Nederlandse arbeidsmarkt. Een kennismigrant is een migrant die naar Nederland komt om arbeid in loondienst te verrichten en een bruto-inkomen verdient vanaf €  45 0001. Voor migranten beneden de dertig jaar vervalt de tewerkstellingsvergunningsplicht vanaf een inkomen overeenkomend met de Ziekenfondsgrens (ca. €  32 600). Het inkomenscriterium geldt niet indien de betrokkene als promovendus in dienst treedt bij een onderwijs- of onderzoeksinstelling en voor post doctorale en universitaire docenten onder de dertig jaar. Voetballers en geestelijk voorgangers of godsdienstleraren worden uitgesloten.

Toelichting

Met bovenstaande maatregel realiseert het Kabinet dat de kennismigrant, indien op de grond van de huidige wet- en regelgeving noodzakelijk, voor verblijf in Nederland uitsluitend nog een verblijfsvergunning nodig heeft. De ambitie te komen tot één loket, één procedure en één document voor kennismigranten, hun partners en kinderen wordt hiermee gerealiseerd. De maatregel houdt in dat alleen de IND verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van de toelatingsprocedure tot Nederland/de Nederlandse arbeidsmarkt.

Met het bovenstaande voorstel wordt een evenwicht gevonden tussen het belang van vergroting van het innovatief karakter van de Nederlandse economie enerzijds en het risico van verdringing van prioriteitsgenietend aanbod anderzijds. Nederland heeft behoefte aan extra gekwalificeerde (kennis-) migranten. Het Deltaplan Bèta/Techniek, dat in december 2003 door het kabinet is aanvaard, geeft aan dat op de middellange termijn in Nederland een tekort van 120 000 kennismigranten wordt verwacht. Kennismigranten zijn daarbij gedefinieerd als iedereen die een HBO- of WO-diploma heeft en alle anderen, veelal MBO-geschoolden, die een katalyserende rol spelen in innovatieprocessen. Dit dreigende tekort belemmert de ontwikkeling naar een kenniseconomie. Daarom heeft het kabinet besloten om de toelating te bevorderen van kennismigranten van buiten de EER en vanuit de nieuwe lidstaten van de EU, voor zover het vrij verkeer van werknemers nog niet van toepassing is.

Voor de definiëring van kennismigranten voor wie de tewerkstellingsvergunningsplicht vervalt, heeft het Kabinet gekozen voor één eenduidig en objectief criterium, namelijk het looncriterium. In het loon komt de waarde van de kennismigrant voor de Nederlandse arbeidsmarkt tot zijn recht. Bovendien is de financiële bijdrage die de kennismigrant levert aan de Nederlandse samenleving in de vorm van belastingen en premies ook groter naarmate zijn loon hoger is. Het criterium van een bruto jaarsalaris van €  45 000 is een inkomen van 1,5 keer het modale inkomen in Nederland. Een kennismigrant met minimaal dit salaris levert een bovengemiddelde bijdrage aan de Nederlandse economie en wordt om die reden versneld en versoepeld, zonder tewerkstellingsvergunningsplicht, toegelaten tot Nederland en de Nederlandse arbeidsmarkt.

Het CPB heeft in haar onderzoek «Immigration and the Dutch economy» aangegeven dat naarmate arbeidsmigranten jonger zijn zij een grotere positieve bijdrage aan de Nederlandse economie leveren. Voor jonge kennismigranten zou het salariscriterium van €  45 000 bruto een zeer hoge drempel vormen. Het Kabinet heeft daarom besloten voor jonge kennismigranten, beneden de 30 jaar, het salariscriterium te leggen op ten minste het inkomen waarbij een werknemer niet meer is verzekerd krachtens de Ziekenfondswet. Dit salariscriterium bedraagt in 2004 €  32 600 bruto per jaar.

Verder is uit onderzoek gebleken dat bij universiteiten en onderzoekinstellingen grote behoefte bestaat aan bepaalde categorieën wetenschappelijk personeel, te weten promovendi en post doctorale en universitair docenten. Dit geldt vooral bij de beta-science waar een groot tekort heerst (zie hiervoor het Deltaplan Beta/techniek). Dit wetenschappelijk personeel levert een essentiële bijdrage aan de kennisontwikkeling in Nederland. Aangezien deze kennismigranten aan het begin van hun carrière staan en werken in de publieke sector, verdienen zij doorgaans een dusdanig salaris dat zij daarmee niet zouden vallen onder de definitie van een kennismigrant. Een onverkorte invoering van deze definitie betekent de facto dat de voorgestelde verbeteringsmaatregelen niet op hen van toepassing zijn. Dit acht het Kabinet onwenselijk. Gelet hierop wordt voor promovendi geen inkomenscriterium ingevoerd en voor post doctorale en universitaire docenten onder de dertig jaar een uitzondering gemaakt op het inkomensvereiste van €  32 600.

Overigens worden bepaalde categorieën uitgesloten. Voor wat betreft de voetballers wordt zulks voorgesteld aangezien de huidige afspraken met de sector door de voorgestelde maatregelen voor kennismigranten opnieuw ter discussie zouden dienen te worden gesteld. Gelet op het destijds moeizaam bereikte compromis wordt dit niet wenselijk geacht. Geestelijk voorgangers en godsdienstleraren worden uitgesloten omdat het verblijfsdoel in de huidige wet- en regelgeving waarvoor zij in Nederland verblijven is aangemerkt als tijdelijk verblijfsdoel. Dit betekent dat zij niet in aanmerking kunnen komen voor permanent verblijf. Door ook deze categorie als kennismigrant te benoemen zou aldus de onwenselijke situatie ontstaan dat zij wel in aanmerking kunnen komen voor permanent verblijf.

Ten slotte verdient opmerking dat (ook) buitenlandse studenten gedurende de periode dat zij hier studeren niet worden aangemerkt als kennismigrant. De student wordt eerst een kennismigrant, indien hij na afronding van zijn HBO/WO-studie arbeid in loondienst onder de gestelde voorwaarden gaat verrichten. Onderwijsinstellingen, die een convenant met de IND hebben afgesloten, kunnen voor de toelating van studenten wel gebruik blijven maken van de verkorte mvv-procedure. Deze verkorte mvv-procedure is bedoeld voor aanvragen waarbij criteria gelden die duidelijk en eenvoudig (en daardoor) snel te toetsen zijn. Aanvragen in de verkorte mvv-procedure worden dan ook reeds thans versneld afgedaan. In dit kader zij daarnaast vermeld dat voor de toelating tot Nederland het vereiste van een tewerkstellingsvergunning voor verblijf voor studiedoeleinden niet geldt. Dit is slechts anders indien de student gedurende zijn studie wenst te werken. Hiervoor geldt dat hij in het bezit dient te zijn van een tewerkstellingsvergunning en het aantal uren per week aan een maximum is gebonden.

Het buiten de Wav plaatsen van kennismigranten betekent dat in het Vreemdelingenbesluit een grondslag dient te worden gecreëerd. In het navolgende zal een en ander nader worden toegelicht.

4.2 Verblijfsvergunning

Voorgestelde maatregel

Kennismigranten worden in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning voor een periode van maximaal vijf jaar, waardoor zij gedurende deze periode elke kennisfunctie kunnen vervullen. Voor de categorie kennismigranten zal een nieuwe beperking in artikel 3.4, eerste lid, Vb 2000 worden gecreëerd.

Toelichting

In artikel 3.4, eerste lid, Vb 2000 zijn de beperkingen voor een verblijfsvergunning regulier neergelegd. Hoewel er een mogelijkheid bestaat op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb 2000 te voorzien in een beperking in het individuele geval, verdient het creëren van een nieuwe beperking vanuit efficiency en doelmatigheidsoverwegingen de voorkeur. Het feit dat de categorie goed is afgebakend rechtvaardigt een nieuwe beperking. De verblijfsvergunning onder de beperking «kennismigrant» zal worden verleend voor de duur van maximaal vijf jaar, indien de betrokkene in het bezit is of wordt gesteld van een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Indien de betrokkene in het bezit is of wordt gesteld van een arbeidscontract voor bepaalde tijd, wordt de vergunning verleend voor de duur van het arbeidscontract met een maximum van vijf jaar. Teneinde zulks ook in het Vb neer te leggen zal een nieuw lid 2 aan artikel 3.59 Vb 2000 worden toegevoegd. Na afloop van de termijn van vijf jaar kan de kennismigrant in aanmerking komen voor permanent verblijf.

De maatregel tot afgifte van een verblijfsvergunning voor maximaal vijf jaar voor de kennismigrant heeft de volgende positieve consequenties. In de eerste plaats zal de kennismigrant in de regel slechts éénmaal een verblijfsvergunning aanvragen voor de duur van verblijf in Nederland. Verlenging van de verblijfsvergunning is niet meer aan de orde, tenzij de kennismigrant besluit zich na vijf jaar permanent in Nederland te vestigen. Met deze maatregel wordt aldus een einde gemaakt aan de door betrokkenen als zeer hinderlijk ervaren noodzaak tot verlenging van een verleende verblijfsvergunning. In de tweede plaats zal deze maatregel de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats vergroten, omdat het kennismigranten de mogelijkheid biedt om gedurende het rechtmatig verblijf zonder verdere administratieve beslommeringen zich vrij te bewegen op de arbeidsmarkt met in achtneming van het inkomensvereiste. Indien een kennismigrant overstapt naar een functie bij een ander bedrijf of instelling zal de IND deze overstap naar de nieuwe functie toetsen. De IND zal een overstap met behoud van de reeds verleende vergunning, of, indien noodzakelijk, verlening van een nieuwe verblijfsvergunning zoveel als mogelijk faciliteren. Indien een kennismigrant wordt ontslagen zal hem een redelijke termijn van drie maanden worden gegund om een andere functie te aanvaarden die voldoet aan de voorwaarden, tenzij uitzetting om redenen van bedreiging van openbare orde en nationale veiligheid is geïndiceerd. Ten slotte zal bovenbedoelde maatregel het kunnen oormerken van de dossiers van kennismigranten mogelijk maken, hetgeen een snelle afhandeling van de dossiers verder zal faciliteren (hierover later meer).

Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan de verleende vergunning in te trekken, indien blijkt dat de betrokkene niet, of niet meer aan de voorwaarden voldoet. Hierbij kan worden gedacht aan een situatie dat de betrokkene niet langer kan worden aangemerkt als een kennismigrant, omdat hij niet langer werkzaam is, een beroep doet op de openbare kas of een gevaar vormt voor de nationale veiligheid en openbare orde. Indien de betrokkene een andere functie ambieert en niet voldoet aan het inkomenscriterium en ook overigens niet valt onder de uitzondering dient de werkgever in het bezit te zijn van tewerkstellingsvergunning.

De hierboven voorgestelde maatregel heeft effect op studenten en wel op de volgende wijze. Indien een student met goed gevolg een HBO/WO-opleiding heeft afgerond zal hij in de gelegenheid worden gesteld om binnen een periode van maximaal drie maanden een functie met het gestelde inkomensniveau te aanvaarden, indien en voor zover de betrokkene in deze periode ook daadwerkelijk pogingen daartoe onderneemt en hij gedurende deze periode in zijn eigen onderhoud kan voorzien. Een beroep op bijstand in deze periode is niet mogelijk en leidt tot beëindiging van het rechtmatig verblijf. Indien de betrokkene inderdaad een arbeidscontract krijgt aangeboden zal de aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking «kennismigrant» op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen twee weken worden afgegeven. Met deze maatregel wijzigt de situatie na afronding van de studie van betrokkene ten gunste omdat hij met een minimum aan administratieve verplichtingen in Nederland zijn carrière een vervolg kan geven.

4.3 Doelgroep en afspraken

Voorgestelde maatregel

In de convenanten met de huidige convenanthouders in het kader van de verkorte mvv-procedure zal bij de verlenging van het convenant een extra passage over de kennismigrant worden opgenomen. Bedrijven of instellingen, waar nog geen convenant mee is gesloten, zenden bij de aanvraag om een verblijfsvergunning voor de kennismigrant een ondertekend (standaard-) contract met de overheid mee. In de convenanten en mee te zenden (standaard)contracten met de overheid worden de inspanningsverplichtingen van de werkgever opgenomen, te weten het zorgdragen voor een volledige aanvraag, de verplichting relevante wijzigingen te melden en een zorgplicht van de werkgever voor de werknemer.

Toelichting

Sedert een aantal jaren werkt de IND met de verkorte mvv-procedure. Dat betekent dat het voor bedrijven en onderwijsinstellingen (hieronder begrepen: onderzoeksinstellingen) mogelijk is om een arbeidsmigrant of student onder bepaalde voorwaarden versneld naar Nederland te halen door als bedrijf of onderwijsinstelling een adviesaanvraag in te dienen bij het Bureau Verkort van de IND. Indien bedrijven en onderwijsinstellingen aan bepaalde voorwaarden voldoen dan kunnen zij tot deze verkorte mvv-procedure worden toegelaten. Gebleken is dat bedrijven en onderwijsinstelling over het algemeen tevreden zijn met de versnelde procedure, maar dat de procedure toegankelijker dient te worden gemaakt.

Het Kabinet is voornemens om in het kader van kennismigratie bij de verlenging van de convenanten met de huidige convenanthouders een extra passage over de kennismigrant op te nemen. Bedrijven of instellingen waar nog geen convenant mee is afgesloten zenden bij de aanvraag om een verblijfsvergunning voor de kennismigrant een ondertekend (standaard)contract met de overheid mee. Indien een bedrijf (nog) geen convenant heeft afgesloten, toetst de IND bij de individuele aanvraag of het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Bij aanvragen door onderwijs- of onderzoeksinstellingen toetst de IND of deze instelling door het eerst verantwoordelijke Ministerie wordt bekostigd of is aangewezen.

In de bestaande convenanten en mee te zenden (standaard)contracten met de overheid worden de inspanninsverplichtingen van de werkgever opgenomen, te weten het zorgdragen voor een volledige aanvraag, de verplichting relevante wijzigingen te melden en een zorgplicht van de werkgever voor de werknemer. Hiermee worden de administratieve lasten voor zowel de overheid als de bedrijven en instellingen tot een minimum beperkt, terwijl wel de inspanningsverplichtingen van beide partijen en de garantstelling door de werkgever (kunnen) worden overeengekomen. Het betekent ook dat elk bedrijf – en daarmee ook startende en MKB-ondernemingen – en elke onderwijsinstelling een kennismigrant naar Nederland kan halen middels de beoogde vereenvoudigde toelatingsprocedure.

In de convenanten met de huidige convenanthouders en (standaard-) contracten met de overheid worden nog nadrukkelijker verantwoordelijkheden van overheid aan de ene kant en van werkgevers aan de andere kant neergelegd. De verantwoordelijkheid van de overheid zal met name de inspanningsverplichting betreffen om op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen twee weken te beslissen op de aanvraag. Werkgevers wordt de mogelijkheid geboden om informatie te verkrijgen over de behandeling van een aanvraag voor een kennismigrant. De (aanstaande) werkgever (en werknemer) dient zorg te dragen voor een volledige aanvraag. Van werkgevers wordt verlangd dat zij zorgdragen voor een volledige aanvraag en dat alle relevante documenten als bijlage worden toegevoegd. Tevens zullen werkgevers worden verplicht de kennismigrant schriftelijk af te melden indien hij niet meer als zodanig kan worden aangemerkt, althans niet bij die bepaalde werkgever. Ten slotte zal in het kennisconvenant een zorgplicht van de werkgever voor de kennismigrant worden opgenomen. Deze zorgplicht geldt indien blijkt dat de kennismigrant niet de juiste persoon is op de juiste plek, met name ook omdat de kennismigrant geen beroep kan doen op de openbare kas. In de convenanten en (standaard-) contracten met de overheid zal een clausule worden opgenomen om eventuele kosten (ter bescherming van de openbare kas) c.q terugkeer indien de arbeidsovereenkomst eindigt bij de werkgever te kunnen verhalen.

Bij de individuele aanvraag toetst de IND – met inachtneming van het hierbovenbedoelde – aan het inkomensvereiste en op openbare orde. Indien de IND overgaat tot verlening van een verblijfsvergunning worden de AIVD, Arbeidsinspectie, Belastingdienst en de betrokken gemeente alwaar de betrokkene verblijft hiervan in kennis gesteld. Deze organisaties zijn verantwoordelijk voor de controle op handhaafbaarheid en fraude. De IND gaat over tot intrekking van de verblijfsvergunning na een signaal hiertoe van bedoelde organisaties dat betrokkene niet meer kan worden aangemerkt als kennismigrant of om redenen van openbare orde of nationale veiligheid.

Met de door het Kabinet voorgestelde maatregel wordt aldus in beginsel elk bedrijf of instelling de mogelijkheid geboden gebruik te maken van de verkorte mvv-procedure. In combinatie met de hierboven reeds genoemde snelle afhandeling zal dit de aantrekkelijkheid van Nederland als kennisland verder vergroten. Essentieel zal wel zijn dat in het convenant of (standaard)contract met de overheid duidelijke afspraken en garanties worden neergelegd. Volledigheidshalve wordt hierbij geregeld dat bij misbruik van de procedure als sanctie de beëindiging van het convenant volgt. Bij niet-convenanthouders zal de mogelijkheid voor toelating tot Nederland via de voorgestelde vereenvoudigde procedure bij een volgende aanvraag worden uitgesloten.

4.4 Verkorte mvv-procedure

Voorgestelde maatregel

Het Kabinet streeft ernaar de aanvraag van een kennismigrant voor een mvv in de verkorte mvv-procedure op de kortst mogelijke termijn af te doen, doch uiterlijk binnen twee weken. Indien aan betrokkene een mvv is verleend, zal hij na melding bij de gemeente en het indienen van de aanvraag op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen twee weken in bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning. Indien betrokkene niet mvv-plichtig is, en er ook overigens voor heeft gekozen geen mvv aan te vragen, zal ernaar worden gestreefd de aanvraag bij het arbeidsloket op de kortst mogelijke termijn af te doen, doch uiterlijk binnen twee weken.

Toelichting

Een vreemdeling die verblijf in Nederland op reguliere gronden wenst dient zich binnen drie dagen te melden bij de Vreemdelingendienst. De aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning dient de betrokkene in bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente alwaar hij verblijft. Na indiening van de aanvraag bij de gemeente ontvangt de betrokkene een door hem te ondertekenen formulier voor een door een arts van de Gemeentelijke Gezondsheidsdienst (hierna: GGD) in te vullen TBC-verklaring, indien en voor zover de betrokkene op grond van zijn nationaliteit niet is vrijgesteld. Voor kennismigranten geldt dat de gemeente de door de hem ondertekende TBC-verklaring aan de GGD zendt en in afschrift aan de IND. De vreemdeling zal zich vervolgens binnen vier weken dienen te melden bij de GGD, waarna na het onderzoek de verklaring wordt doorgestuurd aan de IND. De door het Kabinet voorgestelde maatregel heeft twee belangrijke winstpunten in de afhandeling van de verlening van de verblijfsvergunning.

Ten eerste wordt met het voorstel de verblijfsvergunning gerealiseerd dat de kennismigrant niet, althans niet behoeft te geraken in een situatie dat hij nog geen verblijfsvergunning heeft en het verleende C+D-visum inmiddels is verstreken, waardoor de betrokkene bijvoorbeeld niet buiten Schengengebied kan reizen zonder een nieuw visum aan te vragen. Immers, ingevolge het voorstel neemt de IND een besluit op de aanvraag om een verblijfsvergunning na ontvangst van het aanvraagformulier van de (aanstaande) werkgever, de door de kennismigrant ondertekende TBC-verklaring en een bewijs van legesbetaling. De (positieve) beschikking wordt naar betrokkene verzonden. Tevens wordt het verblijfsdocument aangemaakt dat betrokkene bij de gemeente kan afhalen. De noodzaak tot het afgeven door de kennismigrant van de TBC-verklaring (en het gehoor geven aan vervolgafspraken) blijft bestaan, maar zal afgifte van de verblijfsvergunning niet ophouden.

Wel zullen in de met het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen afgesloten convenanten en de (standaard)contracten met de overheid bij niet-convenanthouders hiervoor specifieke bepalingen worden opgenomen. Zoals reeds vaker opgemerkt geldt ook hiervoor dat niet-nakoming van de aangegane verplichtingen kan leiden tot (eenzijdige) opzegging van het convenant of uitsluiting bij een volgende aanvraag door niet-convenanthouders. Hiervoor zal een monitoringssysteem worden opgezet, zodat ook daadwerkelijk achteraf kan en zal worden gecontroleerd dat betrokkene een TBC-keuring heeft ondergaan. Indien de IND na melding van de GGD constateert dat een persoon niet bereid is mee te werken aan het ondergaan van een TBC-keuring of een behandeling, indien noodzakelijk, dan zal de verleende verblijfsvergunning van de betrokkene worden ingetrokken en, indien daartoe aanleiding bestaat, het convenant met de werkgever. Het belang van de volksgezondheid rechtvaardigt opzegging, indien sprake is van niet-nakoming van de verplichtingen.

Uiteraard gelden bovengeformuleerde maatregelen ook indien de betrokkene niet mvv-plichtig is, en de aanvraag voor een verblijfsvergunning daarmee ook in Nederland kan worden ingediend. Het arbeidsloket zal zodanig worden ingericht dat snelle facilitering van de toegang door afgifte van een verblijfsvergunning wordt gerealiseerd. Het Kabinet streeft hierbij naar afgifte op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen twee weken. In individuele gevallen kan een langere termijn noodzakelijk blijken, bijvoorbeeld indien er aanleiding is diepgaander onderzoek naar openbare orde-aspecten, waaronder terrorismeaspecten, te (laten) verrichten.

In dit kader zij ten slotte vermeld dat een aanvraag begint met het aantonen van de identiteit van de kennismigrant en, indien aan de orde, de identiteit van zijn familieleden. Voor de kennismigrant (en zijn familieleden) uit de zogenoemde probleemlanden kan dit leiden tot langdurige procedures in het buitenland.

4.5 Legalisatie en verificatie

Voorgestelde maatregel

Het Kabinet stelt voor de identiteit van de kennismigrant en zijn gezinsleden, voor zover zij vallen in de verkorte mvv-procedure, vast te stellen op basis van een paspoort. Een paspoort is geen document dat legalisatie behoeft. Het vaststellen van de burgerlijke staat van betrokkenen gebeurt wel op basis van akten. Voor het aantonen van de gezinsband blijft het vereiste van legalisatie van de huwelijksakte en de geboorteakten van de kinderen bestaan, maar dit zal afgifte van de mvv niet ophouden, omdat in de zogenoemde probleemlanden de betreffende documenten voorafgaande aan de toelating niet geverifieerd behoeven te worden.

Toelichting

In de huidige situatie wordt in de zogenoemde probleemlanden naast de burgerlijke staat ook de identiteit van personen vastgesteld op basis van een gelegaliseerde en zonodig geverifieerde geboorteakte. Dit blijkt in de praktijk soms een langdurig traject. Met het voorstel van het Kabinet om de identiteit vast te stellen op basis van het paspoort wordt de wachtperiode in het buitenland tot een minimum beperkt.

De huwelijksakte en de geboorteakten van de kinderen zijn documenten die onderworpen blijven aan het vereiste van legalisatie. Dit is een direct gevolg van het feit dat documenten uit landen waar Nederland geen legalisatieverdragen mee heeft gesloten niet zonder meer mogen worden gebruikt in het Nederlandse rechtsverkeer. Ook het brondocumentenstelsel van de wet Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA) hangt hier direct mee samen. Het vervallen van de eis van verificatie voor akten uit de zogenoemde probleemlanden voorafgaande aan de toelating zal het gewenste effect sorteren, in die zin dat de ambitie kan worden gerealiseerd dat aanvragen op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen twee weken na indiening kunnen worden afgehandeld. Overigens zij vermeld dat na toelating de ambtenaar van de GBA beoordeelt of de akte geschikt is voor inschrijving in de GBA. In dit stadium kan, indien daartoe aanleiding bestaat, alsnog verificatie van de akte worden verlangd.

Naast trage procedures in het verleden, maken ook de hoge leges Nederland als kennisland minder aantrekkelijk.

4.6 Leges

Voorgestelde maatregel

Het Kabinet stelt een apart legestarief in voor de aanvragen in het kader van de verkorte mvv-procedure en de op de mvv volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning.

Toelichting

Uitgangspunt van de nieuwe legessystematiek is dat de legestarieven gebaseerd zijn op een kostendekkende uitvoering door de IND. Uw Kamer wordt hierover separaat geïnformeerd. Kern van de nieuwe legessystematiek is dat voor de mvv-verkort en de op de mvv volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning een apart legestarief zal gelden. Verder behoeft de kennismigrant op grond van bovenbedoelde maatregel inzake de afgifte van een verblijfsvergunning voor een periode van vijf jaar zijn verblijfsvergunning in de regel niet meer opnieuw te verlengen. Van een nieuwe aanvraag zal in de regel eerst sprake zijn indien de kennismigrant in aanmerking wenst te komen voor permanent verblijf. De legeskosten voor deze categorie wordt dan ook in de eerste vijf jaar beperkt tot een eenmalige heffing in het kader van een mvv, indien noodzakelijk, en een verblijfsvergunning. Dit betekent een aanzienlijke daling van de legeskosten ten opzichte van de huidige leges. Ten slotte zij vermeld dat een en ander zich concreet in de volgende voorbeelden laat vertalen.

Kennismigranten

Een kennismigrant betaalt voor de mvv en verblijfsvergunning € 424. De vergunning kan worden afgegeven voor een periode van maximaal vijf jaar. Hiermee wordt gerealiseerd dat de kosten voor verblijf voor een kennismigrant feitelijk niet meer dan € 100 per jaar bedragen. Voor de goede orde zij vermeld dat het bedrag van € 424 alléén voor de kennismigrant geldt en niet ook voor zijn familieleden (echtgenoot en kinderen). Zij betalen het «normale» bedrag aan leges voor gezinshereniging en eventuele het (gereduceerde) gezinstarief bij gelijktijdige inreis met de kennismigrant. Deze twee situaties kunnen als volgt worden weergegeven:

1. De kennismigrant bevindt zich al in Nederland en zijn echtgenote en 2 kinderen reizen tegelijkertijd na.

2. De kennismigrant reist samen met zijn echtgenote en 2 kinderen tegelijkertijd Nederland in.

In beide situaties wordt uitgegaan van het volgende:

– de kinderen zijn ouder dan 12 jaar;

– er is sprake van één verlenging voor de echtgenote en kinderen. Zij kunnen immers na één jaar in aanmerking komen voor een vergunning van 5 jaar;

– onder het kopje «huidige situatie» is ook het «oude» beleid met een eenmalige verlenging na drie jaar bedoeld en niet de voorgestelde maatregel dat de kennismigrant meteen in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning voor 5 jaar en derhalve niet hoeft te verlengen.

Situatie 1

Het totaalbedrag voor 5 jaar verblijf in Nederland is in de huidige situatie: € 3060,–

Huidige situatieLeges mvv+vvrLeges verlengingTotaal voor 5 jaar
Kennismigrant€ 480€ 285€ 765
Echtgenote€ 480€ 285€ 765
Kind€ 480€ 285€ 765
Kind€ 480€ 285€ 765
Totaal  € 3060

Op grond van het nieuwe legeshuis wordt dit € 2419,–

Nieuwe legeshuisLeges mvv+vvrLeges verlengingTotaal voor 5 jaar
Kennismigrant€ 424n.v.t.€ 424
Echtgenote€ 985€ 182€ 1167
Kind€ 364€ 50€ 414
Kind€ 364€ 50€ 414
Totaal  € 2419

Het nieuwe legeshuis is derhalve € 641,– goedkoper.

Situatie 2

Het totaalbedrag voor 5 jaar verblijf in Nederland is in de huidige situatie: € 3060,– Er is geen verschil omdat er in de huidige situatie geen gezinstarief bestaat.

Huidige situatieLeges mvv+vvrLeges verlengingTotaal voor 5 jaar
Kennismigrant€ 480€ 285€ 765
Echtgenote€ 480€ 285€ 765
Kind€ 480€ 285€ 765
Kind€ 480€ 285€ 765
Totaal  € 3060

Op grond van het nieuwe legeshuis wordt dit € 1666,–

Nieuwe legeshuisLeges mvv+vvrLeges verlengingTotaal voor 5 jaar
Kennismigrant€ 424n.v.t. € 424
Echtgenote€ 364€ 50€ 414
Kind€ 364€ 50€ 414
Kind€ 364€ 50€ 414
Totaal  € 1666

Het nieuwe legeshuis is derhalve € 1394,– goedkoper.

Uit het bovenstaande volgt dat de nieuwe legessytematiek in combinatie met de voorgestelde maatregelen voor de kennismigrant leidt tot een aanzienlijke daling van de legeskosten ten opzichte van de huidige situatie. Ten slotte zullen, uitgaande van het principe van kostendekkendheid in combinatie met de thans voorgestelde maatregelen voor een vereenvoudigde toelatingsprocedure voor kennismigranten, de kosten voor de afhandeling van aanvragen van kennismigranten in de toekomst (nog) lager kunnen uitvallen en daarmee het legestarief (nog verder) worden aangepast.

Studenten

Een student betaalt voor de mvv en verblijfsvergunning eenmalig € 424. Voor de jaarlijkse verlenging wordt een (gereduceerd) tarief gehanteerd van € 50. Een en ander laat zich als volgt weergeven Hierbij wordt uitgegaan van het volgende:

– de student komt binnen via de verkorte mvv-procedure;

– er is tot het moment van afronding van de studie sprake van vier (jaarlijkse) verlengingen van de verblijfsvergunning.

Het totaalbedrag voor 5 jaar verblijf in Nederland is in de huidige situatie: € 1620,–

Huidige situatiemvv+vvr (eenmalig)Jaarlijkse verlenging 
Leges€ 480€ 285 
 mvv+vvr (eenmalig)VerlengingenTotaal
Leges over 5 jaar€ 480€ 1140€ 1620

Op grond van het nieuwe legeshuis wordt dit € 624,–

Nieuwe legeshuismvv+vvr (eenmalig)Jaarlijkse verlenging 
Leges€ 424€ 50 
 mvv+vvr (eenmalig)VerlengingenTotaal
Leges over 5 jaar€ 424€ 200€ 624

Het nieuwe legeshuis is derhalve € 996,– goedkoper.

Conclusie

Het Kabinet stelt de volgende maatregelen voor teneinde de toegang van kennismigranten tot Nederland te vereenvoudigen:

1. Werkgevers zijn voor de toelating van de kennismigrant niet langer verplicht een tewerkstellingsvergunning aan te vragen. De vreemdeling heeft enkel nog een verblijfsvergunning nodig.

2. Na een positieve beslissing wordt de kennismigrant in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor de duur van (maximaal) vijf jaar onder de beperking «kennismigrant».

3. In de convenanten met de huidige convenanthouders in het kader van de verkorte mvv-procedure zal bij de verlenging van het convenant een extra passage over de kennismigrant worden opgenomen. Bedrijven of instellingen waar nog geen convenant mee is afgesloten zenden bij de aanvraag om een verblijfsvergunning voor de kennismigrant een ondertekend (standaard-) contract met de overheid mee.

4. In de bestaande convenanten en mee te zenden (standaard-) contracten met de overheid worden de inspanninsverplichtingen van de werkgever opgenomen, te weten het zorgdragen voor een volledige aanvraag, de verplichting relevante wijzigingen te melden en een zorgplicht voor de werknemer. De overheid zal zich inspannen deze aanvragen op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen twee weken af te doen.

5. Identiteitsvaststelling ten behoeve van de mvv-afgifte geschiedt voor de kennismigrant en zijn gezinsleden in de verkorte mvv-procedure uit de zogenoemde probleemlanden aan de hand van het paspoort.

6. Voor aanvragen in het kader van de verkorte mvv-procedure en de op de mvv volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning geldt een apart legestarief.

5. Arbeidsmigranten

De doelstelling van het Kabinet is om voor de burger de toelatingsprocedures sneller en eenvoudiger te maken. Eén loket, één procedure en één document is hierbij een (mogelijk) middel om dit doel te realiseren. In het onderstaande zal voor de verschillende arbeidsmigranten, niet-zijnde een kennismigrant, per afzonderlijke categorie aan worden gegeven wat de gevolgen zouden zijn van een ongeclausuleerde samenvoeging van verblijfs- en tewerkstellingsvergunning, waarbij alle aanvragen via het loket gaan.

De focus in onderstaande weergave is gericht op mogelijkheden tot verbetering. Het gaat hierbij dus om procedures waarbij zowel het verblijf als de toegang tot de arbeidsmarkt geregeld moet worden. Het gaat met nadruk niet om procedures waarbij het ofwel uitsluitend gaat om de toegang tot de arbeidsmarkt ofwel uitsluitend om het verblijf. In deze situatie kan er immers geen sprake zijn van samenvoeging en zal er evenmin reden bestaan de huidige praktijk te wijzigen. Dit betekent immers een extra schakel in de procedure, die daarmee langer en complexer wordt. In bijlage I is de aanvraagprocedure voor de arbeidsmigrant in grote lijnen weergegeven.

Op basis van de huidige aanvraagprocedure voor de arbeidsmigranten, met daarbij de te onderscheiden categorieën heeft een volledige samenvoeging de volgende bedrijfsmatige en uitvoeringstechnische consequenties:

a. Arbeidsmigranten die niet twv-plichtig zijn

Op grond van EU-wetgeving en artikel 3 van de AMvB ter uitvoering van de Wav zijn EU/EER-onderdanen vrij op de arbeidsmarkt. Omdat deze categorie niet twv-plichtig is en niet met CWI te maken heeft, heeft samenvoeging van de tewerkstellingsvergunning en mvv/vvr-procedure geen positieve of negatieve gevolgen. In artikel 1 van bovenbedoeld AMvB zijn eveneens categorieën opgenomen voor wie geen tewerkstellingsvergunning is vereist.

b. Visumplichtige vreemdelingen die korter dan drie maanden in Nederland werken

De aanvraag om een visum wordt door de vreemdeling gedaan op de Nederlandse ambassade. De IND speelt in deze aanvraagprocedure geen rol (uitgezonderd bij zaken die aan de Visadienst van de IND dienen te worden voorgelegd). Het contact tussen CWI en ambassade verloopt rechtstreeks. Een gecombineerde aanvraagprocedure, waarbij de werkgever de tewerkstellingsvergunning aanvraagt bij de IND, betekent een extra (IND) schakel in de procedure, die daardoor langer en complexer wordt.

c. Niet visumplichtige vreemdelingen die korter dan drie maanden in Nederland werken.

In de huidige situatie heeft de werkgever/vreemdeling alleen te maken met CWI in verband met de benodigde tewerkstellingsvergunning. Bij een gecombineerde procedure vervalt het direct contact met CWI, maar wordt de IND als schakel in de procedure bij de verkrijging van een tewerkstellingsvergunning ingevoegd. Voor de werkgever/vreemdeling wordt de procedure daarmee langer en ingewikkelder.

d. Mvv-plichtige vreemdelingen die langer dan 3 maanden in Nederland werken.

De werkgever/vreemdeling die nu zowel met CWI als IND te maken hebben, zouden bij een dergelijke samenvoeging één aanspreekpunt hebben. De werkzaamheden van de IND en CWI blijven wel vrijwel dezelfde als in de huidige situatie: toetsing aan artikel 8 en 9 van de Wav, met uitzondering van art. 8, c (aanvraag/bezit van geldig(e) visum/vtv). Omdat de werkgever/vreemdeling met één aanspreekpunt te maken heeft, wordt de procedure voor de burger eenvoudiger. Overigens betekent een en ander niet dat de procedure sneller verloopt, omdat de werkzaamheden voor de IND en de CWI niet wijzigen.

e. Niet-mvv plichtige vreemdelingen die langer dan drie maanden in Nederland werken

Voor deze categorie vreemdelingen gelden dezelfde bezwaren als voor de niet-visumplichtige vreemdelingen die korter dan drie maanden in Nederland wil werken.

f. Vreemdelingen die reeds beschikken over een verblijfsvergunning (arbeidsmigranten die van werk wisselen/gezinsleden van arbeidsmigranten/studenten)

Deze categorie vreemdelingen heeft in de huidige situatie bijna altijd alleen contact met CWI voor de afgifte van een tewerkstellingsvergunning. Met de IND is alleen contact indien er sprake was van wijziging van het verblijfsdoel. In de meeste gevallen is dat echter niet aan de orde. In de nieuwe situatie zouden deze vreemdelingen niet een (nieuwe) tewerkstellingsvergunning maar een nieuw verblijfsdocument moeten aanvragen. Uit efficiencyoverwegingen (het afgeven van een nieuw document zonder dat om een wijziging van het verblijfsdoel wordt gevraagd is vanuit bedrijfsvoeringsoogpunt niet wenselijk) en om redenen van snelheid (in plaats van 3 weken voor afgifte van een tewerkstellingsvergunning zou dit een wettelijke termijn van 6 maanden voor afgifte van een verblijfsvergunning) lijkt dit evenwel geen reële optie.

g. Asielzoekers die tijdelijk mogen werken

Op dit moment heeft deze categorie geen verblijfsvergunning, maar een W-document als bewijs dat zij rechtmatig in Nederland (in procedure verblijven). Een gecombineerde verblijfs-tewerkstellingsvergunning is voor deze categorie dan ook niet mogelijk.

Het bovenstaande kan schematisch als volgt worden weergegeven:

CategorieVoordeelNadeelConclusie
a. Niet-twv-plichtigNvtnvt+/–
Categorieën b, c, e en ggeenIND betekent extra schakel; langere en complexere procedure
d. Mvv-plichtig; werk langer dan drie maandenéén aanspreekpuntgeen
f. Vreemdeling beschikt over verblijfsvergunning; twv-plichtgeenwijziging maakt nieuwe verblijfsvergunning noodzakelijk

Duidelijk is dat in de huidige situatie een complete samenvoeging van de verblijfsvergunning en tewerkstellingsvergunning niet wenselijk is. Een complete samenvoeging is vanuit efficiencyoverwegingen niet wenselijk omdat, anders dan bij de kennismigrant die wordt vrijgesteld van de tewerkstellingsvergunningsverplichting, de onderscheiden verantwoordelijkheden van de uitvoerende diensten, de IND en de CWI blijven bestaan. Wat betreft behandeltijd maakt het voor bepaalde categorieën niet of nauwelijks uit of er sprake is van één gecombineerde procedure voor een visum/mvv en een tewerkstellingsvergunning of van twee afzonderlijke procedures. In de situatie van niet-visumplichtige vreemdelingen, is een gecombineerde procedure omslachtiger en langduriger. In situaties dat een vreemdeling al een verblijfsvergunning heeft en voor het eerst werk vindt dan wel van werk verandert, zou er steeds een nieuw verblijfsdocument dienen te worden afgegeven, hetgeen geen reële optie is. Uit het onderzoek komt wel naar voren dat ondanks dit alles, het één-loket het voor de vreemdeling eenvoudiger maakt.

Voorgestelde maatregelen

Het Kabinet stelt voor te voorzien in één gezamenlijk aanspreek- en informatiepunt van de IND en CWI waar de werkgever de aanvraag kan indienen. Naast een gezamenlijk aanspreekpunt zal de samenwerking tussen de uitvoerende diensten verder worden geoptimaliseerd, teneinde de toelating de arbeidsmigrant zoveel als mogelijk te faciliteren. Hierbij wordt gedacht aan de mogelijkheid tot het gelijktijdig opstarten van de aanvragen voor een verblijfsvergunning en tewerkstellingsvergunning, het verloop en snelheid van afhandeling te relateren aan de gestelde voorwaarden en ten slotte bekorting van de termijn door het verbeteren van informatie-uitwisseling in de vorm van toegang tot informatiesystemen.

Toelichting

Het Kabinet heeft in hoofdstuk 4 een pakket aan maatregelen voorgesteld voor de kennismigrant, waardoor voor die categorie de ambitie te komen tot één loket, één procedure en één vergunning wordt gerealiseerd. Het pakket aan maatregelen blijft beperkt tot de kennismigrant en wordt niet uitgebreid tot alle arbeidsmigranten om redenen als hiervoor genoemd. Het tegengaan van verdringingseffecten voor prioriteitsgenietend aanbod alsmede de noodzaak in Nederland reeds beschikbaar arbeidspotentieel aan te boren zijn hiervoor de belangrijkste redenen.

Op basis van hierboven is opgemerkt kan voor de arbeidsmigrant, niet-zijnde een kennismigrant, worden geconludeerd dat voor hem een gecombineerde procedure en een gecombineerd document slechts in bepaalde situaties, daar waar sprake is van het regelen van verblijf én toelating tot de arbeidsmarkt, een voordeel zou kunnen betekenen. Een substantiële bijdrage aan de versnelling van de procedures in het kader van toelating tot Nederland van arbeidsmigranten mag echter niet worden verwacht. Daarnaast brengt een dergelijke aanpak, ook voor de betrokkene, ernstige praktische bezwaren met zich mee. Het is daarom van belang dat met een optimale afstemming van de bestaande procedures ter verkrijging van verblijf en van toestemming voor het verrichten van arbeid, en op basis van de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling tussen de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de toelatingsprocedures voor deze arbeidsmigranten anderszins kan worden gefaciliteerd.

Aldus zal voor de categorie arbeidsmigranten één loket worden gecreëerd door het hanteren van één postbusnummer, een gemeenschappelijke arbeidsmigratiefolder, een gemeenschappelijk telefoonnummer met keuzeschakeling die de huidige informatielijnen verbindt, een website met links naar IND- en CWI-sites en een gemeenschappelijke e-mail. De aanvragen om een mvv, verblijfsvergunning of tewerkstellingsvergunning komen dan op één punt binnen, waarna de beheerder van het loket, het proces in gang zal zetten. Het uitgangspunt van één loket wordt daarmee ook voor deze categorie gerealiseerd, maar duidelijk is dat een winst kan worden bereikt door de processen van beide organisaties verder op elkaar af te stemmen. Hiertoe worden de volgende voorstellen gedaan.

Optimalisering van processen kan in de eerste plaats door de werkgever de mogelijkheid te bieden beide procedures namens de betrokken arbeidsmigrant gelijktijdig op te starten. Door de werkgroep «arbeidsloket» zijn de mogelijkheden van verdere samenwerking tussen de CWI en de IND in een loket voor de werkgevers onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat werkgevers een gecombineerd verzoek om advies in het kader van een mvv en een aanvraag tot het verlenen van een tewerkstellingsvergunning door middel van één formulier op één plek kunnen indienen. Hierbij is de kwestie betrokken of het aanbeveling verdient de aanvraag op één daartoe aangewezen plek te laten indienen. Bij de keuze voor de organisatie en inrichting van één frontoffice zijn volgende factoren in de afweging betrokken, te weten klantvriendelijkheid, belasting van de betrokken uitvoeringsinstanties, effecten op behandeltijd van aanvragen, noodzaak van aanpassing van regelgeving en financiële consequenties. In het geval van één frontoffice zal de werkgever de aanvraag in beginsel zowel aan CWI als aan de IND richten via het ene loket.

In de tweede plaats is het verloop en het tempo van de behandeling van aanvragen van arbeidsmigranten afhankelijk van de voorwaarden die aan arbeidsmigranten gesteld worden voor wat betreft toegang tot de arbeidsmarkt. In de tweede plaats is het verloop en het tempo van de behandeling van aanvragen arbeidsmigranten afhankelijk van de voorwaarden die aan het verkrijgen van een tewerkstellings- en/of verblijfsvergunning gesteld worden voor wat betreft de toegang tot de arbeidsmarkt. Het aantal voorwaarden dat moet worden getoetst en de eenduidigheid hiervan heeft invloed hebben op de afhandeltermijn van een aanvraag. Zijn de voorwaarden eenvoudig te toetsen (bijvoorbeeld inkomenscriterium of is document x bijgevoegd) dan heeft dat een positieve invloed op de doorlooptijd. Het beoordelen of een werkgever voldoende wervingsinspanningen heeft verricht om de vacature te voorzien met prioriteitgenietend aanbod vergt echter een uitgebreide en zorgvuldige beoordeling van alle door de werkgever overlegde stukken. Ook het aanvragen van bepaalde documenten (denk aan documenten voor legalisatie en verificatie) leidt er toe dat de procedure langer duurt.

In de derde plaats is, na het opstarten van de procedure, aan de orde de behandeling van de aanvragen om een mvv dan wel een verblijfsvergunning en om een tewerkstellingsvergunning op de kortst mogelijke termijn binnen de termijnen die daarvoor staan. Deze termijnen kunnen nog worden bekort als de toegang over en weer van de informatiesystemen van CWI en IND wordt verbeterd.

6. Kabinetsreactie aanbevelingen ACVZ

De ACVZ heeft in het advies van februari 2004 binnen een zeer brede context geadviseerd over regulering en facilitering van arbeidsmigratie. In het onderstaande zal per aanbeveling een Kabinetsreactie worden gegeven. De reacties op de individuele aanbevelingen zijn toegespitst op de (verdere) facilitering van de toelating van kennismigranten, tenzij met nadruk wordt opgemerkt dat het alle arbeidsmigranten betreft.

Aanbeveling 1

Het informatiesysteem waarin de afgifte van Twv's wordt geregistreerd moet worden aangepast opdat op eenvoudige wijze eenduidige informatie kan worden gegenereerd over het aantal Twv's dat voor de maximale duur van drie jaar wordt verstrekt. Dit cruciale onderdeel van de beleidsinformatie is, vanwege de poort die deze Twv's bieden naar permanent werken en verblijven in Nederland, onontbeerlijk voor het analyseren van (langetermijn)effecten van het arbeidsmigratiebeleid.

Kabinetsreactie

In het registratiesysteem van CWI worden o.a. vastgelegd, de datum afgifte, de ingangsdatum en de expiratiedatum van de tewerkstellingsvergunning. Het is dus reeds op grond van het informatiesysteem mogelijk om informatie te genereren over het aantal tewerkstellingsvergunningen dat voor de maximale periode van 3 jaar is afgegeven, maar dit is thans geen onderdeel van de standaardrapportages van CWI. Het bestaande systeem wordt echter aangepast en zal in 2005 operationeel worden. In de toekomst zal CWI ook standaard rapporteren over het aantal tewerkstellingsvergunningen dat voor de maximale duur van drie jaar is verleend, uitgesplitst naar de sector ten behoeve waarvan de vergunning is verleend, de aard van de werkzaamheden en de nationaliteit van de vreemdeling.

Aanbeveling 2

De ACVZ adviseert het huidige nationale stelsel voor de toelating van werknemers uit toetredende lidstaten niet per 1 mei 2004 op te geven. Wel kan bij wijze van experiment worden bepaald dat voor een aantal nader aan te wijzen sectoren van de arbeidsmarkt de eis van voorrang voor prioriteit genietend aanbod wordt opgegeven. Door het achterwege laten van deze arbeidsmarkttoets ontstaat dan dus in de aan te wijzen sectoren de facto vrijwel vrij verkeer.

Kabinetsreactie

Het kabinetsbesluit met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten ligt in het verlengde van het advies van de ACVZ. Het Kabinet heeft conform de wens van de Tweede Kamer, besloten om de arbeidsmarkttoets in stand te houden, en om in sectoren of beroepen waar evident geen arbeidsaanbod aanwezig is, de individuele arbeidsmarkttoets achterwege te laten. Hierbij kan afhankelijk van de ontwikkeling in het arbeidsaanbod in een sector de arbeidsmarkttoets alsnog achterwege worden gelaten of wederom worden ingevoerd. Op basis van door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgestelde criteria heeft de CWI de desbetreffende sectoren en beroepen aangewezen.

Aanbeveling 3

Start een proef met een aanbodgericht toelatingsprogramma voor hooggekwalificeerde migranten naar Brits model.

Aanbeveling 4

Stel het programma ook open voor afgestudeerden en promovendi van buiten de Europese Economische Ruimte die in Nederland een studie of promotie afronden.

Kabinetsreactie aanbevelingen 3 en 4

De ACVZ geeft aan dat er aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om daadwerkelijk arbeidsmigratie van kenniswerkers te stimuleren en stelt een aanbodgericht toelatingsprogramma voor hooggekwalificeerde arbeidsmigranten voor. In het Verenigd Koninkrijk wordt op basis van een dergelijk programma een aanzienlijk aantal hooggekwalificeerde arbeidsmigranten toegelaten om daar werk te zoeken. Voordeel is dat een land aantrekkelijk wordt voor hooggekwalificeerde arbeidsmigranten. Nadeel is met name de fraudegevoeligheid (vervalste diploma's, werkervaring etc.).

Het Kabinet heeft in het bovenstaande een flink pakket aan maatregelen voorgesteld teneinde de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats voor kennismigranten te vergroten. Gelet hierop bestaat er op dit moment geen aanleiding tot een proef als door de ACVZ geadviseerd naast het pakket aan maatregelen zoals voorgesteld.

Aanbeveling 5

Stel hooggekwalificeerde arbeidsmigranten snel een permanente verblijfstitel in het vooruitzicht.

Kabinetsreactie

Het Kabinet heeft – zoals opgemerkt – voorgesteld de verplichting tot een tewerkstellingsvergunning voor de kennismigrant af te schaffen. Gelet hierop vervalt ook de situatie ingevolge artikel 3.59 Vb 2000 dat een verblijfsvergunning wordt afgegeven voor de duur waarvoor de tewerkstellingsvergunning ten behoeve van die arbeid is verleend. Bij een ongewijzigde tekst van het Vb 2000 zou dit betekenen dat de hoofdregel van artikel 3.57 Vb 2000 opnieuw opgeld zou doen. Dit zou een verslechtering van de positie van de kennismigrant betekenen, omdat hij dan ingevolge artikel 3.57 Vb 2000 uitsluitend in het bezit kan worden gesteld van een verblijfsvergunning voor één jaar, telkens te verlengen met één jaar. Dit is niet wenselijk. Gelet hierop zal een nieuw lid 2 aan artikel 3.59 van het Vb 2000 worden toegevoegd in die zin dat de kennismigrant in het bezit wordt gesteld van een vergunning voor (maximaal) vijf jaar. Na afloop van deze periode kan de kennismigrant in aanmerking komen voor permanent verblijf.

Met deze maatregelen beoogt het Kabinet de door de kennismigrant als zeer hinderlijk ervaren noodzakelijke verlenging van de verblijfsvergunning weg te nemen en de aantrekkelijkheid van Nederland verder te vergroten. Het Kabinet ziet geen aanleiding de kennismigrant in geval van korter rechtmatig verblijf dan vijf jaar in het bezit te stellen van permanent verblijf. Redengevend hiervoor is dat, zoals de ACVZ stelt, slechts een beperkt deel van de kennismigranten inderdaad langdurig in Nederland wil verblijven. De noodzakelijke wijziging van wet- en regelgeving terzake zou dan ook niet het gewenst effect sorteren. Dit in tegenstelling tot de mogelijkheid een verblijfsvergunning voor de duur van vijf jaar te verlenen, aangezien dit voor het grootste deel van de kennismigranten betekent dat zij slechts eenmalig een aanvraag voor een verblijfsvergunning behoeven in te dienen tijdens het verblijf in Nederland.

Aanbeveling 6

Voer een forse verlaging in van de leges die verschuldigd zijn voor verstrekking en verlenging van een verblijfsvergunning voor de categorieën studenten en hooggekwalificeerde arbeidsmigranten van buiten de EER.

Kabinetsreactie

Uitgangspunt van de nieuwe legessystematiek is dat de legestarieven gebaseerd zijn op een kostendekkende uitvoering door de IND. Voor mvv-verkort en de op de mvv volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning zal een apart legestarief gelden. Bovendien behoeft de kennismigrant op grond van bovenbedoelde maatregel inzake de afgifte van een verblijfsvergunning voor een periode van vijf jaar zijn verblijfsvergunning niet meer opnieuw te verlengen. Van een nieuwe aanvraag is eerst sprake indien de kennismigrant in aanmerking wenst te komen voor permanent verblijf. De legeskosten voor deze categorie wordt dan ook in de eerste vijf jaar beperkt tot een eenmalige heffing in het kader van een mvv, indien noodzakelijk, en een verblijfsvergunning. Dit betekent een aanzienlijke daling van de legeskosten ten opzichte van de huidige leges. Ten slotte zullen, uitgaande van het principe van kostendekkendheid in combinatie met de thans voorgestelde maatregelen voor een vereenvoudigde toelatingsprocedure voor kennismigranten, de kosten voor de afhandeling van aanvragen van kennismigranten in de toekomst (nog) lager kunnen uitvallen en daarmee het legestarief (nog verder) worden aangepast.

Aanbeveling 7

Biedt gezinsleden van hooggekwalificeerde arbeidsmigranten direct vrije toegang tot de arbeidsmarkt.

Aanbeveling 8

Biedt gezinsleden van arbeidsmigranten met een tewerkstellingsvergunning voor de maximale termijn van drie jaar direct vrije toegang tot de arbeidsmarkt.

Kabinetsreactie aanbevelingen 7 en 8

Zoals de ACVZ ook opmerkt heeft het Kabinet aandacht voor het feit dat de positie van het gezinslid in een bepaald land mede bepalend is voor de keuze van de kennis- of arbeidsmigrant voor een bepaald land. Uitgangspunt hierbij is dat de partner eenzelfde arbeidsmarktpositie krijgt als de hoofdpersoon. Voor gezinsleden van kennismigranten worden tewerkstellinsgvergunningen verleend zonder arbeidsmarkttoets. Voor gezinsleden van arbeidsmigranten met een tewerkstellingsvergunning voor de maximale termijn van drie jaar zal het Kabinet onderzoeken of onder voorwaarden toegang tot de arbeidsmarkt kan worden verleend, waarbij in het kader van de toegang tot de arbeidsmarkt de toets op prioriteitsgenietend aanbod achterwege blijft.

Aanbeveling 9

Verricht nadere studie naar de voor- en nadelen van een «opt-in»-sociaal zekerheidsstelsel voor tijdelijke arbeidsmigranten, waarin de migrant kan opteren voor premierestitutie bij terugkeer indien gedurende het verblijf geen aanspraak is gemaakt op een premiegerelateerde uitkering.

Kabinetsreactie

De opt-in regeling zoals door professor Vonk is beschreven zoekt naar mogelijkheden om het tijdelijk verblijf van arbeidsmigranten te bevorderen. Eén van de mogelijkheden waar hij op uitkomt is een opt-in-regeling. Deze regeling ontleent zijn inspiratie voor een deel aan het fenomeen van premierestitutie. Als de verzekerde niet voldoet aan een minimum periode van aansluiting, kan bij beëindiging van de verzekeringsrelatie teruggave van de premies worden gevraagd. Tijdelijke arbeidsmigranten zijn premieplichtig op dezelfde voet als andere verzekerden. Professor Vonk stelt voor dat zij die opteren voor premierestitutie de premies zijn verschuldigd bij wijze van pseudo-premies die na afloop van de verblijfstermijn worden gerestitueerd, eventueel samen met het werkgeversdeel van de premies. Zo gauw echter een uitkering op grond van het stelsel wordt aangevraagd, dan vervalt de mogelijkheid van premierestitutie met terugwerkende kracht.

De voorgestelde opt-in regeling is in strijd met de verzekeringsgedachte. Een sociale verzekering beschermt individuen tegen financiële risico's, waarbij het draagvlak van de uitkering van de één gevonden wordt in de premiebijdrage van anderen. Met de opt-in regeling zouden arbeidsmigranten te alle tijde financieel voordeel hebben: een uitkering of premierestitutie bij geen gebruik van een uitkering. In die zin lijkt de opt-in regeling eerder op een spaarregeling dan een verzekering. Een nader onderzoek naar deze mogelijkheid acht het kabinet niet zinvol.

Aanbeveling 10

Betrek de landen van herkomst bij de werving van geschoolde arbeid.

Kabinetsreactie

Zoals door de ACVZ reeds opgemerkt, veroorzaakt Nederland nauwelijks braindrain. De kwestie brain-drain speelde omtrent het aantrekken van medisch personeel uit met name Zuid-Afrika en Suriname. Over de mogelijkheden van de rijksoverheid om braindrain te voorkomen is overleg gevoerd tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking). Daarbij is vastgesteld dat het op dit moment niet wenselijk is wettelijke maatregelen te treffen. De Nederlandse Ambassade in Zuid-Afrika heeft zich georiënteerd op mogelijkheden voor geordende migratie op basis van bilaterale afspraken tussen Nederland en Zuid-Afrika. Een ontwerp Memorandum of Understanding is in bespreking. Daarnaast hebben de sociale partners in het ziekenhuiswezen zeer recent een toegankelijk handboek samengesteld voor de werkgevers. Dat handboek geeft handvatten voor het verantwoord omgaan met de verschillende procedures o.a. voor verklaringen van vakbekwaamheid, verblijfsvergunningen en werkvergunningen. Ook wordt de aandacht van de werkgevers gevraagd voor de mogelijk onwenselijke gevolgen van actieve werving.

Het blijft overigens een feit dat nogal wat Zuid-Afrikaanse artsen voor korte of lange tijd naar het buitenland willen om meer ervaring op te doen en uit economische overwegingen. Er is in Zuid-Afrika gezocht naar mogelijkheden om, rekening houdende met deze wensen, hen toch voor hun eigen gezondheidszorg te behouden. Daartoe zijn initiatieven genomen om in samenwerking met partners in andere landen, groepen specialisten, verpleegkundigen en ondersteunend personeel voor korte tijd, bijvoorbeeld vier weken, uit te zenden naar het buitenland om daar, gebruikmakend van onbenutte capaciteit in ziekenhuizen, te helpen wachtlijsten voor bepaalde ingrepen te verkorten. Na die vier weken gaan ze weer terug naar Zuid-Afrika. Dergelijke initiatieven zijn al gerealiseerd in het Verenigd Koninkrijk. Er wordt ook gewerkt aan een dergelijke vorm van samenwerking met Nederlandse ziekenhuizen. Met de Ghanese overheid wordt momenteel een pilotproject uitgevoerd om Ghanese gezondheidswerkers in Nederland (en het Verenigd Koninkrijk) te stimuleren door tijdelijke terugkeer (zoals bedoeld in aanbeveling 12) een bijdrage aan de ontwikkeling van de gezondheidssector in Ghana te leveren.

Het kabinet komt tot de conclusie dat, mits het stramien dat in de «Letter of Intent» is ontvouwd wordt gevolgd, dergelijke arbeidsmigratie een duidelijke win-win situatie voor de betrokken personen en de instellingen oplevert.

De onlangs door de Eerste Kamer aanvaarde wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de werving van arbeidsaanbod uit landen van buiten de EER door middel van afspraken in convenanten, biedt ook mogelijkheden. In een convenant kan de CWI met sectoren afspraken maken over enerzijds afgifte van tewerkstellingsvergunningen en anderzijds extra werving/scholingsinspanningen zodat op termijn meer prioriteitgenietend aanbod beschikbaar is. In een sectoraal convenant kunnen daarnaast ook afspraken gemaakt worden over het niet werven van bepaalde categorieën personeel uit ontwikkelingslanden ter voorkoming van braindrain. Het kabinet is dan ook van mening dat er reeds voldoende mogelijkheden zijn om tegemoet te komen aan de wens van de ACVZ om braindrain te minimaliseren.

Aanbeveling 11

Zie toe op consistentie tussen het arbeidsmigratiebeleid en het gevoerde beleid op andere terreinen, met name de ontwikkelingssamenwerking.

Kabinetsreactie

Het Kabinet is het met de constatering van de ACVZ eens dat Nederland nauwelijks braindrain veroorzaakt. Daar waar dit risico zich mogelijk wel voordoet – in de gezondheidszorg – zijn of in het kader van het afgesloten Wav-convenant in de zorgsector afspraken gemaakt over het niet werven van verpleegkundigen in ontwikkelingslanden of wordt met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het beleid afgestemd dat erop gericht is om alleen tijdelijke arbeidsmigranten in de Nederlandse gezondheidszorg te werk te stellen.

Het bovenstaande laat onverlet dat op raakvlakken tussen arbeidsmigratiebeleid en het beleid met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking een goede afstemming tussen betrokken departementen noodzakelijk blijft. Nog voor de zomer wordt er een notitie «ontwikkelingssamenwerking en migratie» gepresenteerd. Deze notitie analyseert verbanden tussen ontwikkeling en migratie en doet tevens aanbevelingen. Zowel het bilaterale beleid, als het beleid in de EU en in multilateraal verband worden in de analyses en aanbevelingen betrokken. In deze notitie komt ook het onderwerp brain drain uitgebreid aan de orde, inclusief effecten van Nederlands beleid daarop.

Aanbeveling 12

Ondersteun projecten op het gebied van «tijdelijke terugkeer», waarbij geschoolde werknemers gedurende een zekere periode hun kennis en kunde ten bate van hun land van herkomst stellen.

Kabinetsreactie

Het Kabinet kan de aanbeveling van de ACVZ ondersteunen. Het belang van ondersteuning van projecten van «tijdelijke terugkeer», waarbij geschoolde immigranten hun kennis en kunde ten bate van hun land van herkomst laten komen, is en wordt onderkend, zeker ten aanzien van de minst ontwikkelde landen en sectoren waar sprake is van een ernstig probleem van brain drain. Voor studenten aan voortgezet en beroepsonderonderwijs geldt ook onder andere de voorwaarde dat de vreemdeling door zijn studie in Nederland een positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van zijn land.

Een project zoals in de aanbeveling bedoeld betreft een programma onder auspiciën van de Internationale Organisatie voor Migratie (hierna: IOM) voor tijdelijke terugkeer van geschoolde immigranten uit Afghanistan. De Nederlandse regering heeft bij IOM een loket ingericht voor in Nederland verblijvende hoog opgeleide Afghanen die tijdelijk willen terugkeren naar Afghanistan om een bijdrage te leveren aan de wederopbouw van hun vaderland. Onder dit, mede door de Europese Commissie gefinancierde«Return of Qualified Afghans»-project, zijn sinds de start van het project in 2002 15 Afghanen tijdelijk naar Afghanistan teruggekeerd. Daarnaast hebben 82 personen interesse getoond in het programma. Voor de gehele EU zijn er tot dusver 42 personen onder het programma teruggekeerd en zijn 474 Afghanen geregistreerd in de databank van het project. De kwaliteit van dit soort programma's is hoog. Verbetering is vooral zijn gericht op toename van het aantal daadwerkelijke deelnemers door het wegnemen van bestaande hindernissen voor participatie.

Overigens zij vermeld dat het ingevolge het huidige beleid als neergelegd in hoofdstuk B1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 de houder van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is toegestaan tijdelijk in het buitenland te verblijven, indien en voor zover hij zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland verplaatst. Aanwijzingen voor verplaatsing van het hoofdverblijf zijn onder meer uitschrijving uit de Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten, mededeling aan de korpschef van vertrek naar het buitenland. Indien de vreemdeling daarentegen de korpschef er tevoren van in kennis heeft gesteld dat hij tijdelijk, maar niet langer dan negen maanden, in het buitenland beoogt te verblijven, dan is dit een aanwijzing dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland wenst te vestigen. Gelet hierop zal in de regel van een verblijfsrechtelijke barrière geen sprake zijn.

Wel zal in het beleid worden opgenomen dat bij de beoordeling wordt betrokken dat tijdelijk verblijf van een geschoolde werknemer in het land van herkomst in beginsel geen aanwijzing is voor de conclusie dat de betrokken vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst.

Aanbeveling 13

Bevorder een programmatische aanpak van tijdelijke arbeidsmigratie in gevallen waar verschillende werkgevers buitenlandse werknemers met gelijke kwalificaties willen werven en het gaat om redelijke aantallen.

Kabinetsreactie

Het kabinet is het eens met de door de ACVZ bepleite programmatische aanpak van de werving van tijdelijke arbeidsmigranten, maar ziet hierin primair een taak voor de CWI als uitvoerder van de Wet arbeid vreemdelingen die via sectorale convenanten met sociale partners c.q. werkgeversorganisaties en eventueel met wervingsinstellingen in het land van herkomst afspraken kan maken. Het Wav-convenant met betrekking tot de Chinees-Indische horeca is hier een goed voorbeeld van. Een wetswijziging van de WAV die Wav- convenanten een betere juridische basis geeft, treedt binnenkort in werking.

Aanbeveling 14

Verplicht de tijdelijke arbeidsmigrant zich te melden na terugkeer waarbij deze melding voorwaardelijk wordt gesteld voor een nieuwe termijn in Nederland.

Kabinetsreactie

Het Kabinet onderschrijft de aanbeveling van de ACVZ dat gezocht moet worden naar een mogelijkheid om deze controle op de aan- en afwezigheid van de tijdelijke arbeidsmigranten uit te voeren. Voor de kennismigrant zal zulks in het convenant als verplichting voor de werkgever of onderwijsinstelling worden opgenomen. Voor de overige arbeidsmigranten geldt het volgende.

Ingevolge artikel 4.37 Vb 2000 bestaat reeds de verplichting voor migrant de korpschef in kennis te stellen van verandering van woon- of verblijfplaats en vertrek naar het buitenland. In de praktijk blijkt echter dat in veel gevallen niet aan deze verplichting wordt voldaan. Het Kabinet zal onderzoeken in hoeverre met sancties wel kan worden afgedwongen dat de betrokkene zich afmeldt. Het Kabinet zal de aanbeveling van de ACVZ in dit onderzoek meenemen door de mogelijkheden te bezien afmelding na een eerder verblijf als voorwaarde te stellen voor een nieuwe termijn in Nederland.

Aanbeveling 15

Stel bij kortlopende arbeid de eis dat de vreemdeling een bewijs overlegt dat hij zijn terugreis heeft geregeld.

Kabinetsreactie

Artikel 2.11 Vb 2000 biedt ambtenaren belast met grensbewaking in het kader van toegang de mogelijkheid om (ondermeer) het deponeren van een retourbiljet te eisen. Zulks is ter beoordeling aan de ambtenaar. Van deze bevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt wanneer deze proportioneel is tot het doel, namelijk voorkomen dat de vreemdeling een beroep doet op de publieke middelen dan wel zijn terugkeer naar het land van herkomst niet kan betalen. Zoals de ACVZ terecht opmerkt is het gebruik van deze bevoegdheid voor verschillende typen visa reeds nader ingevuld. Voor toegang van de vreemdeling die wel mvv-plichtig is, waaronder dus begrepen de vreemdeling die voor arbeid van kortlopende aard naar Nederland komt, is dit niet het geval. Dit ligt ook niet direct voor de hand, omdat, nog afgezien van het feit dat arbeid van kortlopende aard (nog) niet is gedefinieerd, de ambtenaar belast met grensbewaking niet in staat is op basis van de mvv-gegevens een beoordeling te maken van de tijdsduur. Daarenboven wordt het nut van de maatregel ook door de ACVZ betwijfeld aangezien zij zelf stelt dat hiermee niet gegarandeerd wordt dat de vreemdeling ook daadwerkelijk vertrekt.

Aanbeveling 16

Pas het rotatiesysteem, waarbij een periode van verblijf in het buitenland een voorwaarde is voor een nieuwe termijn van verblijf in Nederland, strikt toe.

Aanbeveling 17

Overweeg de roterende werknemer, die zich gedurende enkele verblijven in Nederland nauwgezet aan de regels heeft gehouden, op termijn een permanente verblijfsvergunning te verstrekken.

Kabinetsreactie aanbevelingen 16 en 17

De huidige Wav kent reeds de facultatieve weigeringsgrond dat een arbeidsmigrant ten minste één jaar zijn hoofdverblijf naar het buitenland moet hebben verplaatst, voordat de werkgever in aanmerking komt voor een nieuwe tewerkstellingsvergunning (art. 9, sub g). Op grond van de toelichting van dit artikel, is toepassing ervan beperkt tot situaties waarin er sprake is van kwade trouw, waarbij een werkgever een arbeidsmigrant die tijdelijk is toegelaten, via verlenging van een tewerkstellingsvergunning of aanvraag van een nieuwe tewerkstellingsvergunning een permanente toelating tot de Nederlandse arbeidsmarkt laat verkrijgen. Het kabinet zal bezien of het wenselijk is dat de interpretatie van art. 9 ,sub g, Wav wordt verruimd. Mede afhankelijk van en in relatie tot de uitkomsten van het onderzoek als hierboven bedoeld zullen mogelijke positieve verblijfsrechtelijke prikkels worden onderzocht voor de arbeidsmigrant als bedoeld in aanbeveling 17.

Aanbeveling 18

Overweeg in sectoren, waar de kans op verlengd illegaal verblijf na afloop van de arbeidsovereenkomst en de termijn van rechtmatig verblijf zeer groot wordt geacht, een deel van het salaris pas na daadwerkelijke terugkeer uit te betalen.

Kabinetsreactie

Het kabinet hecht sterk aan het terugdringen van illegale tewerkstelling. Op dit moment heeft het kabinet echter geen aanwijzingen dat een aanzienlijk deel van de illegaal tewerkgestelden het gevolg is van een verlengd verblijf van werknemers die in eerste instantie legaal gewerkt hebben. Het inhouden van een deel van het loon kan ertoe leiden dat vreemdelingen tijdens hun legale tewerkstelling met onvoldoende middelen van bestaan hier te lande verblijven. Bovendien is onbekend of het iets bijdraagt aan een afname van illegale tewerkstelling.

Los van deze principiële overweging geldt de praktische overweging dat de uitvoerbaarheid van de suggestie om de betaling van een deel van het salaris door de werkgever eerst plaats te laten nadat geverifieerd is dat de vreemdeling naar het herkomstland is teruggekeerd, problematisch is.

Aanbeveling 19

Ontwikkel ten aanzien van werkgevers die illegale werknemers te werk stellen een stelsel van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sancties dat een effectieve en dus niet weg te calculeren bedreiging vormt.

Kabinetsreactie

Momenteel wordt reeds langs diverse lijnen gewerkt aan een verhoging van de effectiviteit van het sanctiestelsel dat in het kader van de handhaving van de Wet arbeid vreemdelingen wordt gehanteerd. De elementen die in het advies van de ACVZ worden genoemd komen daarin aan de orde.

Het kabinet heeft besloten om in de Wet arbeid vreemdelingen de bestuursrechtelijke handhaving te introduceren. Hiermee worden procedures aanzienlijk versneld en wordt en werkgever veel sneller geconfronteerd met een boete dan op dit moment het geval is. De invoering van de bestuurlijke boete is voorzien voor 1 januari 2005. Vanaf dan zal ongeveer 95% van de overtredingen van de Wav met een bestuurlijke boete worden afgedaan. Alleen herhaalde recidive zal nog strafrechtelijk worden aangepakt. Gelijktijdig met de invoering van de bestuurlijke boete worden de op te leggen boetebedragen fors verhoogd ten opzicht van de huidige situatie waarin in de regel bij een eerste overtreding een boete van circa €  900 per illegaal tewerkgestelde werknemer wordt opgelegd. Over de exacte hoogte van de boete vindt nog afstemmingsoverleg plaats met het Openbaar Ministerie. Daarbovenop wordt de inspectiecapaciteit van de Arbeidsinspectie op dit moment substantieel uitgebreid. Door dit pakket aan maatregelen ontstaat een stelsel waarvan – naar verwachting – een sterke preventieve werking uitgaat op de werkgevers.

Aanbeveling 20

Oefen middels adrescontroles toezicht uit op illegaal verblijf van tijdelijk toegelaten arbeidsmigranten wier verblijfsvergunning is verlopen.

Kabinetsreactie

De veronderstelling dat het opvoeren van het aantal adrescontroles bij tijdelijke arbeidsmigranten de terugkeer bevordert behoeft een nadere toelichting. Immers, een vreemdeling die voornemens is om na het verstrijken van de termijn waarvoor zijn vergunning is verleend illegaal te gaan verblijven, zal zich daar niet steeds van laten weerhouden door adrescontroles. Deze categorie vreemdelingen kan er immers eenvoudig voor kiezen na het verstrijken van de geldigheidsduur van de tijdelijke vergunning verblijf te kiezen op een bij de vreemdelingendienst niet bekend adres. Een uitgevoerde adrescontrole geeft daarmee niet zonder meer uitsluitsel over het feit of de tijdelijk toegelaten arbeidsmigrant het land daadwerkelijk heeft verlaten.

Het vraagstuk van de niet-terugkerende tijdelijke arbeidsmigrant kent tenminste twee kanten. Enerzijds zal er in die gevallen als regel sprake zijn van het verrichten van arbeid in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De handhaving van deze wet is in eerste instantie een aangelegenheid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitgevoerd door de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie kan door onder meer werkplekcontroles vaststellen of sprake is van illegale tewerkstelling.

Anderzijds is er bij niet tijdige terugkeer sprake van illegaal verblijf, waarop onder andere door de Vreemdelingenpolitie wordt toegezien.

In de praktijk wordt in goede samenwerking tussen de Arbeidsinspectie en vreemdelingenpolitie aan een effectieve bestrijding van zowel de illegale tewerkstelling als het illegaal verblijf gewerkt. Het geïntensiveerde vreemdelingentoezicht, dat mogelijk is gemaakt door de overdracht van toelatingstaken van de politie naar de IND en gemeenten, zal mede worden gericht op de bestrijding van het illegaal verblijf en daarmee het realiseren van de verwijdering van illegaal verblijvende vreemdelingen uit Nederland. Hierbij kan – in dit kader – gekozen worden uit zowel het intensiveren van de samenwerking met de Arbeidsinspectie, als aan het intensiveren van adrescontroles bij tijdelijk toegelaten arbeidsmigranten. Overigens maken de ontwikkelingen in de informatisering van de vreemdelingenketen het binnenkort mogelijk om signalen over het verstrijken van de geldigheidsduur van tijdelijke verblijfsvergunningen automatisch aan belanghebbenden beschikbaar te stellen. Op basis daarvan zal, met gebruikmaking van zowel bestuurlijk als operationeel toezicht, het eventuele illegaal verblijf na het verstrijken van de geldigheidsduur van de tijdelijke vergunning worden bestreden.

7. Naschrift

Naast alle maatregelen zoals hierboven voorgesteld verdient het volgende opmerking. In het rapport «Grenzeloze Mobiliteit kennismigranten: Hoe krijgen we het talent naar Nederland toe?» staat vermeld dat de huidige toelatingsprocedures ook voor kennismigranten de nodige knelpunten bevat. Eén van de knelpunten wordt aldus omschreven dat «het veelvoud aan betrokken departementen en diensten en complexe aard van wet- en regelgeving de problematiek een veelkoppig monster maken». Wat van de formulering verder ook zij, de werkgroep onderkent dat veel departementen al dan niet in adviserende of besluitvormende zin betrokken zijn bij de toelating van arbeidsmigranten in het algemeen en kennismigranten in het bijzonder. Voor toelating van de kennismigrant in de relatie werkgever–werknemer heeft het Kabinet voorstellen gedaan teneinde de procedure (verder) te vereenvoudigen. Zoals reeds in de leeswijzer opgemerkt vallen vreemdelingen die hier willen komen met het verblijfsdoel arbeid als zelfstandige buiten. Ook voor deze categorie onderkent het Kabinet dat de toelating, en in het bijzonder de criteria gesteld voor de toelating, ook moeten voldoen aan of passen in de door het Kabinet geuite ambities in het kader van het Lissabon-proces.

Gelet op het bovenstaande stelt het Kabinet voor de bestaande werkgroep «Kennismigranten» om te vormen tot een interdepartementale projectgroep onder leiding van het Ministerie van Justitie. Ook de werkgroep «arbeidsloket» wordt onder deze projectgroep gebracht. De projectgroep kan onderzoek doen naar een meer toereikende wijze van advisering ten aanzien van de toelating van vreemdelingen tot Nederland voor verblijf in het kader van arbeid als zelfstandige. Ten behoeve van de beleidsvernieuwing gericht op deze categorie kan de vorming van een interdepartementale adviesraad, die voor de toelatingsorganisatie voor arbeidsmigranten van de IND kan adviseren over het tot stand brengen van beleidskaders en uitvoeringsregelingen dienstbaar zijn.

Verder zal de projectgroep worden opgedragen de thans voorgestelde maatregelen na drie jaar te evalueren.

BIJLAGE I Aanvraagprocedure arbeidsmigranten

Indien een arbeidsmigrant naar Nederland wil komen om te werken, dient de werkgever over een tewerkstellingsvergunning te beschikken en de arbeidsmigrant over een visum of machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv). De Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav), waarvoor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) verantwoordelijk is, regelt de voorwaarden voor de afgifte van een tewerkstellingsvergunning. De Wav wordt uitgevoerd door de CWI. Er bestaan een aantal uitzonderingen op de tewerkstellingsvergunningsplicht, zoals voor arbeidsmigranten met de nationaliteit van een van de EER-staten en voor arbeidsmigranten die bepaalde vormen van veelal kortdurende, incidentele arbeid verrichten.

De Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), waarvoor de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verantwoordelijk is, is het wetgevende kader voor de toelating, het verblijf en de terugkeer van vreemdelingen, waaronder ook zij die naar Nederland wensen te komen voor het verrichten van arbeid al dan niet in loondienst. In de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) is het beleidskader nader uitgewerkt. Beslissingen over een aanvraag tot het verlenen van een mvv worden genomen door de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BZ), die is ondergebracht bij de IND. Of een arbeidsmigrant over een visum of mvv moet beschikken, is afhankelijk van de duur van het verblijf en het land van herkomst. Als de arbeidsmigrant afkomstig uit een visumplichtig land, korter dan 3 maanden naar Nederland wil verblijven, dient hij te beschikken over een visum. De arbeidsmigrant dient daarvoor een aanvraag in bij de Nederlandse ambassade. Vervolgens dient de werkgever bij CWI een aanvraag in om een tewerkstellingsvergunning. CWI beslist op de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning en stuurt de beslissing door naar de werkgever, arbeidsmigrant en de visumdienst/NL ambassade. Op basis van de beslissing van de CWI en na toetsing aan de toelatingsvoorwaarden geeft de Nederlandse ambassade al dan niet een visum af. Voor een groot aantal landen is de visumplicht echter afgeschaft en mag de arbeidsmigrant met alleen een geldig identiteitsbewijs naar Nederland komen.

Als de arbeidsmigrant langer dan 3 maanden in Nederland wil verblijven, dient hij te beschikken over een mvv. De arbeidsmigrant vraagt de mvv aan bij de Nederlandse ambassade, die de aanvraag doorstuurt naar de IND. Ook kan de werkgever namens de arbeidsmigrant een verzoek om advies ter verlening van een mvv aan de vreemdeling indienen bij de IND. Vervolgens vraagt de werkgever een tewerkstellingsvergunning aan bij CWI. CWI beslist op de aanvraag om de tewerkstellingsvergunning en stuurt de beslissing door naar de werkgever, arbeidsmigrant en IND. Op grond van de beslissing van CWI en na toetsing aan de toelatingsvoorwaarden beslist de IND op de aanvraag om een mvv en geeft de beslissing door aan de Nederlandse ambassade. De Nederlandse ambassade geeft op grond van de IND-beslissing al dan niet de mvv af. Voor een beperkt aantal landen van buiten de EER (VS, Canada, Australië, Nieuw Zeeland, Japan) bestaat evenwel geen mvv-plicht. Arbeidsmigranten uit deze landen mogen met alleen een geldig reisdocument naar Nederland komen.

De aanvraagprocedures voor tewerkstellingsvergunning- en visumplichtige arbeidsmigranten is als volgt. De arbeidsmigrant vraagt een visum aan bij de Nederlandse ambassade. De werkgever vraagt een tewerkstellingsvergunning aan bij CWI. CWI beslist binnen 5 weken op de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning en stuurt de beslissing door aan de werkgever, de arbeidsmigrant en de Nederlandse ambassade. Op basis van de beslissing van CWI en op basis van eigen weigeringsgronden(openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en identificatie) beslist de Nederlandse ambassade op de visumaanvraag. Na afgifte van het visum mag de arbeidsmigrant naar Nederland afreizen en gaan werken bij de werkgever.

De aanvraagprocedure voor tewerkstellingsvergunning- en mvv-plichtige arbeidsmigrant is als volgt: De arbeidsmigrant vraagt een mvv aan bij de Nederlandse ambassade of de werkgever doet een verzoek om advies ter verlening van een mvv aan de arbeidsmigrant bij de IND. In het eerste geval stuurt de ambassade de aanvraag door naar de IND. De werkgever vraagt een tewerkstellingsvergunning aan bij de CWI. CWI beslist binnen 5 weken op de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning en stuurt de beslissing door aan de werkgever, de arbeidsmigrant en de IND. Op basis van de beslissing van CWI en op basis van eigen weigeringsgronden (openbare orde, openbare veiligheid) beslist de IND op de mvv-aanvraag en stuurt de beslissing door naar de Nederlandse ambassade. Afhankelijk van de beslissing van de IND en na identificatie geeft de Nederlandse ambassade al dan niet de mvv af. Na afgifte van de mvv mag de arbeidsmigrant naar Nederland afreizen en gaan werken bij de werkgever. De arbeidsmigrant vraagt in Nederland een verblijfsvergunning aan bij de IND.

De (wettelijke) beslistermijnen

De wettelijke beslistermijn bij CWI is vijf weken. Deze termijn wordt in 77% van de aanvragen gehaald (in 82% van de verleende tewerkstellingsvergunning's). Indien geen arbeidsmarkttoets plaats vindt (ongeveer 2/3 van de aanvragen) kan CWI de tewerkstellingsvergunning binnen een kortere termijn afgeven.

Voor afgifte van een visum geldt de termijn uit de Algemene wet bestuursrecht van 8 weken. In zogenoemde probleemlanden (India, Pakistan, Nigeria, Dominicaanse Republiek, Ghana) geldt een uitgebreide legalisatie en verificatieprocedure en kan afgifte van een visum aanzienlijk langer duren. De redelijke beslistermijn op een mvv-aanvraag bedraagt drie maanden. Ook hier geldt dat daadwerkelijke afgifte van een mvv aanzienlijk langer kan duren in bovengenoemde probleemlanden vanwege de legalisatie- en verificatieprocedure. De wettelijke beslistermijn op een aanvraag om een verblijfsvergunning bedraagt 6 maanden. Bij samenvoeging van de aanvraagprocedure voor visum/mvv en tewerkstellingsvergunning en samenvoeging van de documenten van vtv en tewerkstellingsvergunning zou de volgende procedure kunnen ontstaan:

De arbeidsmigrant vraagt ten behoeve van verblijf en tewerkstelling een visum of mvv aan op de ambassade in het land van herkomst of bestendig verblijf. In het geval een mvv-procedure kan de werkgever de procedure starten door een verzoek om advies ter verlening van een mvv aan de arbeidsmigrant in te dienen bij het arbeidsloket van de IND. De ambassade ingeval van een visum kort verblijf-procedure dan wel de IND in geval van een mvv-procedure vraagt aan CWI advies over de toegang tot de arbeidsmarkt van de arbeidsmigrant. CWI geeft advies aan de ambassade dan wel de IND over de toelating van de arbeidsmigrant. De IND dan wel de ambassade beslist op grond van advies CWI en de toelatingsvoorwaarden op de aanvraag om een visum of een mvv. Op het visum of de mvv zou moeten worden vermeld voor welke specifieke arbeid en welke specifieke werkgever de arbeidsmigrant naar Nederland mag komen. Eenmaal in Nederland aangekomen vraagt de vreemdeling die langer dan drie maanden beoogt te verblijven een verblijfsvergunning aan voor het beoogde verblijfsdoel bij de IND.


XNoot
1

Kamerstukken II 2002/03, just030108.

XNoot
1

Onder bruto-inkomen wordt verstaan het bruto-jaarloon inclusief af te dragen loonbelasting, werknemers- en sociale zekerheidspremies en pensioenpremies, inclusief vakantietoeslag en exclusief toeslagen en bonussen en vergoedingen in natura. Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

Naar boven