Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-VI nr. 116 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-VI nr. 116 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2003
Hierbij bied ik u aan het onderzoeksrapport «Minderjarigen als procespartij? Het functioneren van de bijzondere curator ex. artikel 1:250 BW en de mogelijkheden van een formele rechtsingang voor minderjarigen».1
In het onderzoeksrapport zijn de resultaten neergelegd van de evaluatie van de bijzondere curator die door de rechter is benoemd op grond van artikel 250 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het onderzoek naar de wenselijkheid van een zelfstandige rechtsingang voor de minderjarige. Het onderzoek is uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut. Met het aanbieden van het onderzoeksrapport kom ik de toezegging na die is gedaan door de toenmalige Staatssecretaris van Justitie tijdens het Algemeen Overleg van 14 november 2001 over onder meer de evaluatie van de herziene wetgeving met betrekking tot de ondertoezichtstelling (Kamerstukken II 2001/02, 28 000 VI, nr. 51, p. 10–11). In het Algemeen Overleg van 11 december 2002 over de experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling (Kamerstukken II 2002/03, 28 600 VI, nr. 126, p. 14) heb ik deze toezegging herhaald.
Voordat ik in ga op de vraag of het openen van een formele rechtsingang voor minderjarigen in het burgerlijk recht wenselijk is, geef ik de belangrijkste resultaten van het onderzoek.
Nederland kent geen algemeen geldende zelfstandige rechtsingang voor minderjarigen. De ouders zijn de wettelijke vertegenwoordigers van hun kind (art. 1:245 lid 4 BW) en zij treden in rechte op namens de minderjarige. Voor minderjarigen die onder voogdij staan, geldt een vergelijkbare regeling (art. 1:337 lid 1 jo 349 BW). Wanneer de belangen van de ouder of voogd in strijd zijn met de belangen van de minderjarige kan de kantonrechter in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding of het vermogen van de minderjarige een bijzondere curator benoemen (art.1:250 BW).
In een aantal zaken die rechtstreeks op de minderjarige betrekking hebben, heeft de minderjarige een eigen rechtsingang. Dit is onder meer het geval voor minderjarigen van twaalf jaar en ouder die onder toezicht zijn gesteld, als zij een verzoek willen indienen tot opheffing van de ondertoezichtstelling (art. 1:256 lid 4 BW), het intrekken of (gedeeltelijk) vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing (art. 1:260 lid 1 en 259 lid 1 BW) of beëindiging van de uithuisplaatsing (art. 1:263 lid 2 BW). Ook is een minderjarige van zestien jaar of ouder bevoegd in rechte te verschijnen in alles wat betrekking heeft op een door hem aangegane arbeidsovereenkomst (art. 7:612 lid 1 BW) of een door hem aangegane overeenkomst inzake een geneeskundige behandeling (art. 7:447 lid 3 BW). Ook kan een minderjarige vervangende toestemming voor een huwelijk verzoeken als de ouder toestemming tot het aangaan van een huwelijk door een minderjarige heeft geweigerd (art. 1:36 BW).
Naast de bovengenoemde formele rechtsingangen voor minderjarigen in het burgerlijk recht heeft de minderjarige van twaalf jaar of ouder of een minderjarige die de leeftijd van twaalf nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, in bepaalde gevallen een informele rechtsingang. De minderjarige kan aan de rechtbank kenbaar maken dat hij de vaststelling, wijziging of stopzetting van de omgangsregeling wenst (art. 1:377g BW) of dat hij wenst dat het gezag door één van zijn ouders wordt uitgeoefend na echtscheiding (art.1:251a BW). De regeling is informeel omdat geen procureurstelling nodig is en heeft als gevolg dat de minderjarige geen aanspraak kan maken op een beslissing van de rechter. Tegen de eventuele ambtshalve beslissing over een omgangsregeling of het gezag na echtscheiding die de rechter kan geven naar aanleiding van het verzoek van de minderjarige kan de minderjarige bovendien geen hoger beroep instellen.
In het bestuursrecht heeft een minderjarige zonder dat een bepaalde leeftijd wordt aangehouden, een zelfstandige rechtsingang indien zij tot een redelijke waardering van hun belangen in staat kunnen worden geacht (art. 8:21 lid 2 Awb).
Van de mogelijkheid tot het benoemen van een bijzondere curator door de kantonrechter blijkt nauwelijks gebruik te worden gemaakt. Uit het dossieronderzoek komt naar voren dat er in de jaren 1999, 2000 en 2001 in totaal 19 maal een beroep gedaan is op de mogelijkheid van de benoeming van een bijzondere curator. Hierbij ging het in de helft van de gevallen om het verdelen van een nalatenschap, waarbij de minderjarige erfgenaam was. De andere zaken betroffen hoger beroep tegen een machtiging uithuisplaatsing in een gesloten setting, conflicten over de verblijfplaats van de minderjarige, en een verzoek tot wijziging van gezag.
Uit de bestudeerde jurisprudentie blijkt dat in spoedeisende zaken de minderjarige als procespartij ontvankelijk wordt verklaard. Meestal maakt de voorzieningenrechter er geen probleem van dat een van de procespartijen minderjarig is. In het vreemdelingenrecht worden minderjarigen die een kort geding aanspannen tegen de staat om aan de dreigende uitzetting te ontkomen, over het algemeen ontvankelijk verklaard. Hetzelfde geldt voor het instellen van hoger beroep tegen een machtiging uithuisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting.
De in het onderzoek geïnterviewde deskundigen vinden het wenselijk dat minderjarigen een zelfstandige rechtsingang krijgen. Hieraan ligt een aantal argumenten ten grondslag. Het eerste argument is van principiële aard en wordt ontleend aan het Internationale Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). Het IVRK schept weliswaar geen verplichting tot het openen van een zelfstandige rechtsingang maar een minderjarige zou, aldus de deskundigen, een vermeende schending van de toegekende rechten wel zelf (dus zonder tussenkomst van de ouders of een bijzondere curator) moeten kunnen voorleggen aan een rechter. Andere argumenten die worden gegeven, zijn: minderjarigen worden wanneer zij een onmiddellijk en spoedeisend belang hebben al ontvankelijk verklaard (codificatie rechtspraak), het is ongewenst dat minderjarigen afhankelijk zijn van de medewerking van de rechter in zaken waarin zij een informele rechtsingang hebben en de huidige wetgeving heeft lacunes en is onoverzichtelijk door de verschillende regelingen. Tot slot pleiten ook de jongeren zelf voor een zelfstandige rechtsingang.
3. Een formele rechtsingang voor minderjarigen?
Op grond van de resultaten van het onderzoek meen ik dat er onvoldoende grond is om een formele rechtsingang voor minderjarigen in het burgerlijk recht te introduceren. Uit het onderzoek blijkt niet dat de rechtspositie van de minderjarige niet afdoende is geregeld.
Het huidige systeem waarin in beginsel de ouders hun kind in rechte vertegenwoordigen, voldoet. Zo nodig kan een bijzondere curator worden benoemd, die de belangen van minderjarigen in rechte behartigt. Dit kan in situaties waarin de ouders het kind niet willen of kunnen vertegenwoordigen en in situaties waarin de wettelijke vertegenwoordiger niets onderneemt («stilzit») of het belang anders waardeert dan de minderjarige. In een dergelijke situatie kan een strijd van belangen worden aangenomen waarvoor zo nodig benoeming van een bijzondere curator kan volgen. Deze treedt op als de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige in en buiten rechte en hij zal zijn taak in nauw overleg met de minderjarige uitoefenen. Een rechtsingang voor de minderjarige, voor de onderwerpen waarin hij niet zelfstandig bevoegd is, via vertegenwoordiging van zijn ouders of de bijzondere curator is dan ook afdoende.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29200-VI-116.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.