29 200 IXB
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2004

nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2004

Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste commissies voor Financiën en Buitenlandse Zaken op 21 april 2004 (26 234, nr. 32) zijn door de heer Koenders vragen gesteld met betrekking tot de impact van het nieuwe kapitaalakkoord voor banken (Bazel 21 ) op leningen aan ontwikkelingslanden. In concreto werd gewezen op analyses die aantonen dat (grote) banken met een leningenportfolio waarin zowel ontwikkelde landen als opkomende economieën zijn vertegenwoordigd een lager risicoprofiel hebben dan (grote) banken die alleen leningen aan ontwikkelde landen in portefeuille hebben. Verder werd gevraagd of Bazel 2 leidt tot hogere kosten voor ontwikkelingslanden bij het aantrekken van kapitaal, of er een risico bestaat van een hogere internationale rente als gevolg van Bazel 2 en of er sprake is van vroegtijdige rente-alertering in relatie tot crisispreventie.

Het huidige kapitaalakkoord dat stamt uit 1988 (Bazel 1) wordt gekenmerkt door een minimumsolvabiliteitseis die grofweg inhoudt dat 8 procent kapitaalbuffer moet worden aangehouden (standaardbenadering). Vanwege de toegenomen complexiteit van het bankwezen en het toenemende aantal complexe financiële producten, bleek Bazel 1 eind jaren negentig te grofmazig en weinig flexibel. Vandaar dat in 1998 werd besloten tot de opstelling van een nieuw kapitaalakkoord (Bazel 2) dat een meer flexibele benadering voor het bankentoezicht mogelijk moet maken. Dit Bazel 2 akkoord heeft als voordelen dat het beter aansluit bij de risicomodellen die banken hanteren, daarmee een beter inzicht verschaft in de kapitaalpositie van banken, en daardoor naar verwachting zal leiden tot betere waarborging van stabiliteit in het financiële systeem.

Bazel 2 onderscheidt een standaardbenadering (een verfijnde versie van het huidige Bazel 1 akkoord), en een eenvoudige en een geavanceerde interne ratings methode. Voor leningen aan (ontwikkelings)landen betekent Bazel 2 dat onder de standaardbenadering, die gebruik maakt van externe ratings, meer gedifferentieerd zal worden. Aangezien dankzij deze differentiatie meer oog is voor daadwerkelijke risico's van leningen, kan dit betekenen dat er (ontwikkelings)landen zijn aan wie in de toekomst een lagere dan wel een hogere rente zal worden berekend. Omdat een aanzienlijk deel van de Nederlandse (en overige grote internationaal georiënteerde) banken nu al aan de hand van eigen modellen bepaalt welk prijskaartje (rentepercentage) aan een lening aan een homogene groep van debiteuren gehangen dient te worden, zal Bazel 2 niet of nauwelijks tot aanpassingen in de prijszetting van leningen aan ontwikkelingslanden leiden1, temeer omdat het uitgangspunt van Bazel 2 is dat het vereiste kapitaal grosso modo gelijk blijft aan het onder Bazel 1 cumulatief vereiste kapitaal voor de bankensector.

Banken hadden graag gezien dat Bazel 2 diversificatie-effecten expliciet zou hebben toegestaan, dat wil zeggen dat de spreiding van risico's wordt beloond met een lager vereiste voor de aan te houden kapitaalbuffer. Grofweg zijn in de discussie over diversificatie-effecten door het Bazels Comité de volgende componenten onderscheiden: 1) diversificatie tussen landen, en 2) diversificatie tussen portefeuilles. Aangezien Bazel 2 is gebaseerd op (verlies)gegevens van internationale grootbanken die in deze verliesgegevens het diversificatievoordeel hebben meegenomen, kan gesteld worden dat met diversificatie tussen landen (internationale diversificatie) rekening wordt gehouden in Bazel 2. Met andere woorden, er is sprake van impliciete erkenning van diversificatie-effecten. Volgens het expertcomité dat Bazel 2 heeft opgesteld (Bazels Comité bestaande uit centrale bankiers en bankentoezichthouders van de meest geïndustrialiseerde landen) is het voor het toestaan van diversificatie tussen verschillende portefeuilles nog te vroeg omdat het betrouwbaar schatten van diversificatie-effecten technisch gezien nog te moeilijk is. Het onderwerp staat echter hoog op de agenda van het Bazels Comité. Als ministerie volgen we deze ontwikkelingen op de voet.

Inzake gevolgen van Bazel 2 op de internationale rente geldt dat credit spreads op leningen aan ontwikkelingslanden en opkomende economieën behoorlijk volatiel zijn en weinig relatie tonen met kapitaalvereisten. Mogelijk voordeel van het door Bazel 2 bevorderde betere risicomanagement is dat banken meer inzicht in de spreads op leningen aan ontwikkelingslanden en opkomende economieën krijgen. Hierdoor kunnen overreacties die tot uitdrukking komen in de volatiliteit van deze spreads afnemen waardoor de financiële stabiliteit in ontwikkelingslanden en opkomende economieën bevorderd kan worden.

Het nieuwe kapitaalakkoord (Bazel 2) is op 26 juni 2004 door de betrokken centrale bankiers en bankentoezichthouders geratificeerd en moet de convergentie van het toezicht op internationale bankengroepen bevorderen. Het Bazel 2 akkoord wordt via aanpassing van de kapitaaltoereikendheidrichtlijn en de bankenrichtlijn naar EU-regelgeving omgezet die vervolgens door middel van aanpassing van de nieuwe Wet op het financieel toezicht (Wft) en de daarbij behorende lagere regelgeving zal worden geïmplementeerd in Nederland. De onderhandelingen over genoemde richtlijnen starten op 23 juli 2004 onder Nederlands voorzitterschap. Implementatie van Bazel 2 is voorzien per 2007.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

De Tweede Kamer is eerder geïnformeerd over de uitgangspunten van Bazel 2. Zie onder andere Kamerstuk 28 000 IXB nr. 23 d.d. 11 april 2002.

XNoot
1

DNB hanteert reeds een landenrisicobeleid ter compensatie van de tekortkomingen van Bazel 1.

Naar boven