nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2004
Ter toelichting op uw uitnodiging aan de Staatssecretaris van Verkeer
en Waterstaat voor een, inmiddels tot nader order uitgesteld, algemeen overleg
op 30 juni 2004 over het onderhoud aan waterwegen en lage waterstanden
en in het bijzonder in reactie op de opmerkingen van de kamerleden Dezentjé
Hamming en Snijder-Hazelhoff rond de start van het baggeren van de Boven-Rijn
en Waal, wil ik het onderstaande naar voren brengen. Ik wil daarbij opmerken
dat het onderhoud van vaarwegen tot de portefeuille van de Minister van Verkeer
en Waterstaat behoort.
1. Bij de Begrotingsbehandeling in november 2003 is, naast de € 700
miljoen uit het Plan van aanpak beheer en onderhoud Rijkswaterwegen, een aanvullend
budget van in totaal € 35 miljoen voor de jaren 2004 en 2005 gereserveerd
voor de versnelling van de aanpak van achterstallig onderhoud. Deze € 35
miljoen wordt ingezet voor de versnelde aanpak van de topprioriteiten uit
het Plan van aanpak, waaronder de hoofdtransportas Rotterdam–Duitsland.
Belangrijk in het Plan van aanpak is het herstel van de afgesproken functionaliteit
en dus niet een uitbreiding van de functionaliteit zoals bijvoorbeeld de voorgenomen
verbeteringswerken voor de Waal (beoogde afronding in 2012). Voor de Waal
is afgesproken dat bij een lage afvoer van circa 1050 m3/s bij
Lobith de vaardiepte tenminste 2,50 meter en de vaarbreedte tenminste 150
meter dient te zijn. Afvoeren lager dan 1050 m3/s bij Lobith komen
gemiddeld 20 dagen per jaar voor.
2. Op basis van het bestaande onderhoudsbestek en de beschikbaar gekomen
extra financiële middelen, vindt thans een aantal noodzakelijke baggerwerkzaamheden
op de Waal plaats. Het streven is echter te komen tot een meerjarencontract
voor de baggerwerkzaamheden, waarin duidelijk afspraken zijn neergelegd ten
aanzien van het handhaven van het profiel van vrije ruimte (vaardiepte en
vaarbreedte). Het bedoelde meerjaren prestatiecontract dient om de continuïteit
van de werkzaamheden te waarborgen en eventuele ondieptes zo veel mogelijk
te voorkomen in plaats van ontstane ondieptes achteraf weg te baggeren.
3. Gelet op de financiële omvang van dit prestatiebestek, dient de
aanbesteding Europees te geschieden. Dit leidt helaas tot tamelijk tijdrovende
procedures en heeft tot gevolg dat na de zomer 2004 met daadwerkelijke werkzaamheden
gebaseerd op het prestatiecontract begonnen kan worden. Daarnaast is de voorbereidingstijd
voor een prestatiebestek groter dan voor een standaardbestek.
4. Totdat het prestatiecontract operationeel is, zullen echter de huidige
baggerwerkzaamheden worden voortgezet, die met name gebaseerd zijn op het
verwijderen van geconstateerde ondieptes alsmede het verbreden van de vaargeul
in enkele bochten boven Nijmegen, zodat naar verwachting ook in de komende
periode de afgesproken minimale diepgang en vaarwegbreedte gehandhaafd blijft.
Dit geldt uiteraard alleen als de waterafvoer van de Rijn in de komende periode
niet plotseling sterk afneemt en onder de maatgevende hoeveelheid van 1050
m3/s bij Lobith daalt.
5. Als er sprake is van een (zeer) lage afvoer, dat wil zeggen minder
dan 1050 m3/s bij Lobith, zal er naar gestreefd worden om de dan
optredende beperkende ondieptes steeds weg te baggeren («knelpuntenbaggeren»).
Als het nodig is, zal de vaargeul versmald worden, zodat steeds het diepste
deel van de rivier gebruikt wordt. Echter voor schepen die bij volledige belading
dieper steken dan de afgesproken minimale vaardiepte van 2,50 meter, kunnen
ladingbeperkingen in dergelijke situaties natuurlijk niet voorkomen worden.
Net als vorige zomer zal, als dergelijke maatregelen aan de orde zijn, een
en ander in goed overleg met de sector gebeuren.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs