29 048
Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet)

nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2008

Hierbij ontvangt u mijn antwoorden op de gestelde vragen tijdens het debat over de initiatiefwet «Warmtewet» (Kamerstukken 29 048) op 26 juni jl. alsmede mijn reactie op de op dat moment voorliggende amendementen.

1. Aan mij gestelde vragen

Het lid Boelhouwer vroeg naar de mogelijkheden om het probleem van alleenstaande, verlieslijdende projecten op te lossen. Aangezien dit type projecten geen deel uitmaakt van de portfolio van een warmtebedrijf kan van de mogelijkheid tot pooling geen gebruik worden gemaakt. Het wetsvoorstel biedt ook voor dit type projecten waarborgen voor de leveringszekerheid en de tarieven van de afnemers (leveringsplicht voor vergunninghouders, onafhankelijk toezicht op de tarieven). Het door dit lid genoemde «bakstenenfonds» betreft – op het gebied van stadsverwarming – uitsluitend de compensatie van warmteleverende elektriciteitsproducenten.

Het lid Jansen vroeg naar mijn mening of met name voor nieuwe installaties de locatiealternatieven een rol dienen te spelen bij de eisen die gesteld worden aan de nuttige inzet van warmte.

In dit verband wees het lid Van der Vlies op de mogelijkheid om de industrie die warmte loost, meer te stimuleren om deze aan te bieden aan potentiële gebruikers. In ruil daarvoor zouden deze gebruikers dan extra CO2-rechten moeten krijgen. Dit lid vroeg naar mogelijkheden om met dit voorstel restwarmtebenutting beter te stimuleren en zo ja of ik voornemens ben hierop actie te ondernemen. Voorts wees dit lid erop dat in de Warmtewet de mogelijkheid wordt gecreëerd om subsidies voor warmteprojecten te verlenen, maar dat de vraag of en waaraan daadwerkelijk subsidie wordt verleend, wordt overgelaten aan de Minister van Economische Zaken. Tot slot vroeg dit lid naar een onderzoek of op de verwerkingstarieven van afvalverbranders, composteerinrichtingen en rioolwaterzuiveringen een warmteheffing kan worden geheven naar rato van de hoeveelheid warmte die wordt geloosd.

Met betrekking tot de vragen van bovengenoemde leden wijs ik op het aanvalsplan warmte, zoals ik dat in het Energierapport heb aangekondigd. Dit plan zal een integrale visie bevatten over o.a. de aanpak van resten afvalwarmte en het bevorderen van de toepassing van duurzame warmte, zoals aardwarmte, zonnewarmte en omgevingswarmte.

Het warmtebeleid kan hierbij zijn bijdrage leveren aan de energiedoelstellingen van dit kabinet. Ik streef ernaar om dit plan, dat tevens een antwoord zal geven op de mij gestelde vragen, in het najaar te kunnen aanbieden. Daarbij zullen ook de visies die in het debat zijn gewisseld over dit onderwerp, bijvoorbeeld over technische haalbaarheid en kosteneffectiviteit, zeker een rol spelen.

Het lid Jansen vroeg naar de mening van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie inzake het optrekken van de isolatiewaarden bij de herziening van het Bouwbesluit.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie bereidt momenteel de mogelijkheden voor van de verhoging van de minimale isolatie-eisen naar niveau van de huidige stand der techniek. Deze wijziging zal meegenomen worden in het derde pakket van wijzigingen van het Bouwbesluit.

Het lid Zijlstra vroeg of ik zijn vrees deelde dat als wij de gemeenten laten tenderen, de kosten van het project stijgen, want tenderen levert opbrengsten op voor de gemeenten.

Ik heb geen aanleiding om die vrees te delen, aangezien ook bij de ontwikkeling van warmteprojecten sprake is van een onderhandelingsproces.

Het lid Graus vraagt de regering om het publieke belang van de warmtevoorziening te dienen. Dit lid vraagt erop toe te zien dat consumenten het teveel betaalde vastrecht en variabele deel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 kunnen terugvorderen.

Ik zal de wet uitvoeren zoals zij komt te luiden, in het belang van bescherming van de afnemer. Voor mijn reactie op de vraag van dit lid naar de terugwerkende kracht verwijs ik naar mijn reactie op amendement 33.

2. Amendementen

Onderstaand geef ik mijn reactie op de amendementen, zoals die ten tijde van het debat op 26 juni voorlagen.

Nr. 12 van het lid Kortenhorst/Crone

Dit amendement is ingetrokken.

Nr. 17 van het lid Irrgang

Het horen van organisaties over het warmtetarief vóór het opstellen van een besluit ligt voor de hand. Het verschaffen van informatie aan deze organisaties ligt daarmee in lijn. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 21 van het lid Jansen

Het voorkomen van afsluiten in de winter is naar analogie van regelingen in de Gaswet en de Elektriciteitswet. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 26 van het lid Boelhouwer

De mogelijkheid om ook aan andere producenten van restwarmte dan elektriciteitscentrales eisen te kunnen stellen met betrekking tot het nuttig gebruik van restwarmte is een logische toevoeging. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 27 van het lid Zijlstra

Het amendement beperkt de mogelijkheid om zonder vergunning te leveren. Gevolg van dit amendement is dat eigenaren van gebouwen, waaraan zij warmte leveren, vergunningplichtig worden. Dit kan tot zeer veel vergunninghouders (met name van kleinschalige projecten) leiden met bijbehorende administratieve en bestuurlijke lasten. Aangezien ik het amendement tevens niet noodzakelijk acht ontraad ik daarom dit amendement.

Nr. 28 van het lid Zijlstra

Het betreft een technische wijziging van de begripsomschrijving van een warmtenet. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 29 van het lid Zijlstra

Transport van elektriciteit en warmte onderscheidt zich inderdaad van ander goederenvervoer. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 31 van het lid Zijlstra

Het amendement is in lijn met de constante inbreng van de regering in het debat. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 32 van het lid Zijlstra

De mogelijkheid om ook aan andere producenten van restwarmte dan elektriciteitscentrales eisen te kunnen stellen met betrekking tot het nuttig gebruik van restwarmte is een logische toevoeging. De technische haalbaarheid en de financieel-economische rendabiliteit zijn daarbij uiteraard van belang. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 33 van het lid Zijlstra

De terugwerkende kracht van het wetsvoorstel is uitvoeringstechnisch gecompliceerd. Bij terugwerkende kracht zouden namelijk de gegevens van – voormalige – klanten moeten worden achterhaald met bijbehorende administratieve en toezichtlasten. De uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel komt door de terugwerkende kracht in het gedrang. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 34 van het lid Jansen

Dit amendement levert grote uitvoeringsproblemen op en extra bestuurslast, omdat de meest kosteneffectieve individuele warmtebron per situatie kan verschillen (o.a. een warmtevoorziening op basis van een individuele gasinstallatie, warmte/koude opslag, geothermie, zonne-energie, warmtepomp toepassingen etc.) Eén van de doelen van het eerdergenoemde «aanvalsplan warmte» is om hierin meer duidelijkheid te verschaffen. Om deze redenen ontraad ik dit amendement.

Nr. 35 van het lid Jansen

Dit amendement is naar mijn mening niet nodig. Projectontwikkelaars zijn mans genoeg om met energiebedrijven te onderhandelen. Het amendement brengt naar mijn indruk het risico mee van verstoring van het gebruikelijke proces van onderhandelen. Om die reden ontraad ik dit amendement.

Nr. 36 van het lid Kortenhorst

Ook verbruikers met een aansluiting tussen 100 kW en 1000 kW kunnen doorgaans niet over alternatieven beschikken. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Nr. 38 van de leden Duyvendak en Jansen en Nr. 39 van het lid Boelhouwer

Deze amendementen betreffen bevoegdheden van provincies en gemeenten inzake de aanleg, herstel, uitbreiding of vernieuwing van (warmte-)netten alsmede gemeentelijke bevoegdheden in het kader van de gemeentelijke bouwverordening. Aangezien de consequenties van amendement 38 thans onvoldoende duidelijk zijn (dit geldt met name voor het voorgestelde onderdeel c), zou mijn voorkeur uitgaan naar amendement 39.

De minister van Economische Zaken

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven