29 048
Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet)

nr. 37
AMENDEMENT VAN HET LID DUYVENDAK

Ontvangen 26 juni 2008

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 21 wordt vervangen door:

Artikel 21

1. Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd de productie en levering van warmte in het belang van de energievoorziening aan regels te binden.

2. Onverminderd het eerste lid kan de gemeenteraad:

a. een gebied aanwijzen voor warmtelevering;

b. voor een gebied concessie verlenen, al dan niet door het uitschrijven van een tenderprocedure, waarbij de concessiehouder het exclusieve recht krijgt tot het leveren van warmte in dat gebied;

c. in de gemeentelijke bouwverordening bepalingen opnemen inzake de plicht tot aansluiting van woningen of gebouwen op het warmtenet.

Toelichting

Warmteleveringsprojecten vallen of staan met de mogelijkheid om een voldoende schaalgrootte en dichtheid van de aansluitingen te behalen. Vooral bij grootschalige warmteleveringsprojecten in bestaand stedelijk gebied, waar gas-infrastructuur al in het gebied aanwezig is, kan het moeilijk zijn om voldoende aansluitingen te realiseren. Er bestaat daar immers een sterke concurrentie tussen aanleg van een (nieuw) warmtenet en het gebruik maken van een al bestaand gasnet, soms zelfs tot aan woning- en gebouwniveau toe.

Om op dergelijke binnenstedelijke locaties aan voldoende aansluitingen voor een nieuw warmtenet te komen, past in de praktijk een aantal gemeenten een aansluitplicht voor warmtelevering toe in de bouwverordening. Artikel 21 in het wetsvoorstel kan in zijn huidige formulering deze werkwijze van gemeenten in de weg staan. Door de mogelijkheid voor een aansluitplicht expliciet op te nemen in de wet, wordt zekergesteld dat gemeenten deze huidige praktijk kunnen voortzetten.

Daarnaast beoogt dit amendement gemeenten de mogelijkheid te geven delen van het bestaand stedelijk gebied exclusief voor warmtelevering te kunnen aanwijzen. Binnen die gebieden kunnen dan alle bouwlocaties, voortkomend uit herstructurering of inbreiding, via de lokale bouwverordening dwingend worden aangesloten op dit warmtenet. Dit gaat verder dan wat mogelijk is op grond van het Besluit aanleg energie-infrastrucuur (BAEI): het BAEI maakt het voor gemeenten mogelijk om een tender uit te schrijven voor de aanleg van een energie-infrastructuur op locaties met meer dan 500 woningen (of woonequivalenten) en is met name toepasbaar op de grootschaliger nieuwbouwlocaties waar nog geen energie-infrastructuur aanwezig is (zoals ook wordt geconcludeerd in het Evaluatierapport BAEI in opdracht van ministerie van EZ, juli 2003).

Bij de huidige warmteleveringsinitiatieven in de grote steden gaat het om omvangrijke gebieden, geheel of grotendeels binnen het bestaand stedelijk gebied, waarbinnen wordt gepoogd om alle losse bouw-initiatieven – vaak verspreide grotere en kleinere bouwlocaties van herstructurering, inbreiding, nieuwbouw en ingrijpende complexgewijze renovaties – op het warmtenet aangesloten te krijgen, met name voor toepassing van restwarmte en aardwarmte. Het BAEI is hiervoor niet geschikt. In die gebieden is bijna altijd al een gas- en electriciteits-infrastructuur aanwezig. Het conform het BAEI uitschrijven van een openbare procedure voor aanleg van een warmtenet is dan niet effectief (levert geen bruikbaar resultaat). Voor herstructureringslocaties is tot heden dan ook nog nooit voor een BAEI-procedure gekozen door enige gemeente.

Bovendien kent het BAEI een ondergrens van 500 woningen en sluit daarmee niet aan bij de praktijk met het stapsgewijs aansluiten op het warmtenet van allerlei losse bouwinitiatieven (van renovatie tot inbreiding) in bestaand stedelijk gebied. Dit amendement heeft deze ondergrens niet.

De overige beperkingen van gemeenten en provincies om regels te stellen aan de productie en levering van warmte blijven met dit amendement onverminderd van kracht.

Duyvendak

Naar boven