nr. 37
AMENDEMENT VAN HET LID DUYVENDAK
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 21 wordt vervangen door:
Artikel 21
1. Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd de productie
en levering van warmte in het belang van de energievoorziening aan regels
te binden.
2. Onverminderd het eerste lid kan de gemeenteraad:
a. een gebied aanwijzen voor warmtelevering;
b. voor een gebied concessie verlenen, al dan niet door het uitschrijven
van een tenderprocedure, waarbij de concessiehouder het exclusieve recht krijgt
tot het leveren van warmte in dat gebied;
c. in de gemeentelijke bouwverordening bepalingen opnemen inzake
de plicht tot aansluiting van woningen of gebouwen op het warmtenet.
Toelichting
Warmteleveringsprojecten vallen of staan met de mogelijkheid om een voldoende
schaalgrootte en dichtheid van de aansluitingen te behalen. Vooral bij grootschalige
warmteleveringsprojecten in bestaand stedelijk gebied,
waar gas-infrastructuur al in het gebied aanwezig is, kan het moeilijk zijn
om voldoende aansluitingen te realiseren. Er bestaat daar immers een sterke
concurrentie tussen aanleg van een (nieuw) warmtenet en het gebruik maken
van een al bestaand gasnet, soms zelfs tot aan woning- en gebouwniveau toe.
Om op dergelijke binnenstedelijke locaties aan voldoende aansluitingen
voor een nieuw warmtenet te komen, past in de praktijk een aantal gemeenten
een aansluitplicht voor warmtelevering toe in de bouwverordening. Artikel
21 in het wetsvoorstel kan in zijn huidige formulering deze werkwijze van
gemeenten in de weg staan. Door de mogelijkheid voor een aansluitplicht expliciet
op te nemen in de wet, wordt zekergesteld dat gemeenten deze huidige praktijk
kunnen voortzetten.
Daarnaast beoogt dit amendement gemeenten de mogelijkheid te geven delen
van het bestaand stedelijk gebied exclusief voor warmtelevering
te kunnen aanwijzen. Binnen die gebieden kunnen dan alle bouwlocaties, voortkomend
uit herstructurering of inbreiding, via de lokale bouwverordening dwingend
worden aangesloten op dit warmtenet. Dit gaat verder dan wat mogelijk is op
grond van het Besluit aanleg energie-infrastrucuur (BAEI): het BAEI maakt
het voor gemeenten mogelijk om een tender uit te schrijven voor de aanleg
van een energie-infrastructuur op locaties met meer dan 500 woningen (of woonequivalenten)
en is met name toepasbaar op de grootschaliger nieuwbouwlocaties waar nog
geen energie-infrastructuur aanwezig is (zoals ook wordt geconcludeerd in
het Evaluatierapport BAEI in opdracht van ministerie van EZ, juli 2003).
Bij de huidige warmteleveringsinitiatieven in de grote steden gaat het
om omvangrijke gebieden, geheel of grotendeels binnen het bestaand stedelijk
gebied, waarbinnen wordt gepoogd om alle losse bouw-initiatieven – vaak
verspreide grotere en kleinere bouwlocaties van herstructurering, inbreiding,
nieuwbouw en ingrijpende complexgewijze renovaties – op het warmtenet
aangesloten te krijgen, met name voor toepassing van restwarmte en aardwarmte.
Het BAEI is hiervoor niet geschikt. In die gebieden is bijna altijd al een
gas- en electriciteits-infrastructuur aanwezig. Het conform het BAEI uitschrijven
van een openbare procedure voor aanleg van een warmtenet is dan niet effectief
(levert geen bruikbaar resultaat). Voor herstructureringslocaties is tot heden
dan ook nog nooit voor een BAEI-procedure gekozen door enige gemeente.
Bovendien kent het BAEI een ondergrens van 500 woningen en sluit daarmee
niet aan bij de praktijk met het stapsgewijs aansluiten op het warmtenet van
allerlei losse bouwinitiatieven (van renovatie tot inbreiding) in bestaand
stedelijk gebied. Dit amendement heeft deze ondergrens niet.
De overige beperkingen van gemeenten en provincies om regels te stellen
aan de productie en levering van warmte blijven met dit amendement onverminderd
van kracht.
Duyvendak