29 048
Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Hessels en Spies tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet)

nr. 22
ZESDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 mei 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift komt te luiden: Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet)

B

Artikel 1, onderdeel f, en artikel 2a vervallen.

C

Artikel 1, onderdeel g, komt te luiden:

g. verbruiker: een persoon die warmte afneemt van een warmtenet en een aansluiting heeft van maximaal 100 kilowatt;

D

Het opschrift van hoofdstuk 2 wordt vervangen door: Hoofdstuk 2. Levering van warmte.

E

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Een vergunninghouder die tevens koude levert aan verbruikers voert een afzonderlijke boekhouding ten aanzien van de levering van koude.

F

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt een maximumprijs vast voor de levering van warmte. De maximumprijs is gebaseerd op de integrale kosten die een verbruiker zou moeten maken voor het verkrijgen van dezelfde hoeveelheid warmte bij het gebruik van gas als energiebron. Deze kosten worden bepaald met de rendementsmethode. Het besluit tot vaststelling van een maximumprijs wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

2. Het negende tot en met het achttiende lid vervallen.

G

Artikel 3b wordt vervangen door:

Artikel 3b

1. Indien door een vergunninghouder bij een verbruiker een aansluitbijdrage in rekening wordt gebracht, bedraagt deze bijdrage maximaal hetgeen een gasverbruiker zou bijdragen in de situatie waarbij sprake is van aansluiting op een gasnet.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de aansluitbijdrage en de toepassing van het eerste lid.

H

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vijfde lid wordt vervangen door:

5. Onze Minister kan een netbeheerder als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Gaswet, opdracht geven tot het aanleggen van een gastransportnet in het door hem aangewezen gebied. Verbruikers ontvangen een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming in verband met de kosten van de aansluiting op het gastransportnet. Bij ministeriële regeling wordt geregeld, op welke wijze de betrokken verbruikers een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming ontvangen in verband met kosten van de aansluiting op het gastransportnet; de hoogte van de tegemoetkoming kan voor verschillende groepen verbruikers verschillend worden vastgesteld.

2. In het zesde lid wordt «het derde en vijfde lid» vervangen door: het derde lid.

I

Artikel 9, vierde lid, wordt vervangen door:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste, tweede en derde lid. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan eenieder de gelegenheid is geboden om binnen acht weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenking ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.

J

In hoofdstuk 6 wordt artikel 17a gewijzigd als volgt.

1. In het tweede en vierde lid wordt «het Gerechtshof te ’s-Gravenhage» telkens vervangen door: het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

2. In het derde lid wordt «Gerechtshof» telkens vervangen door: College.

3. In het vierde lid vervalt de zinsnede «, alsmede veroordelingen tot betaling van een dwangsom, zo deze is opgelegd,».

K

Hoofdstuk 6A vervalt.

L

In hoofdstuk 6B wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende: Paragraaf 3: Lozing van restwarmte

Artikel 17i

Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, aan een elektriciteitsproducent eisen stellen met betrekking tot het nuttig gebruik van restwarmte. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter zake nadere regels worden gesteld; deze kunnen tevens betrekking hebben op het instellen van een heffing ter zake van lozing van restwarmte dan wel op een verbod daarvan.

M

In artikel 18a vervallen de onderdelen C tot en met F, H, I, K en L.

N

Artikel 19 wordt vervangen door:

Artikel 19

In artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Warmtewet, de artikelen 2, eerste, vierde en zesde lid, 3, eerste en achtste lid, 8, eerste lid, 9, 10, eerste en tweede lid, 11, 12, eerste lid, en 25a, derde, vierde en zevende lid.

O

Artikel 25 vervalt.

P

Artikel 25a, eerste tot en met vierde lid, worden vervangen door:

1. Onze Minister kan op aanvraag van een leverancier ontheffing verlenen van de in artikel 2, derde lid, of 3a, eerste lid, opgenomen verplichting de aldaar bedoelde redelijke prijs te hanteren. Alvorens Onze Minister beslist op een aanvraag voor een ontheffing brengt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit advies uit, tenzij de bevoegdheid tot ontheffingverlening aan hem is gemandateerd. Van het advies wordt uiterlijk tegelijk met de bekendmaking van het besluit op de aanvraag kennis gegeven.

2. Een ontheffing wordt slechts verleend voor zover de leverancier kan aantonen dat levering van warmte door hem of door een onderneming met wie hij in een groep verbonden is, zoals bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met behulp van een specifiek warmtenet zonder deze ontheffing verliesgevend is.

3. Een ontheffing kan ten hoogste worden verleend voor een periode van 10 jaar te rekenen vanaf het moment van bekendmaking van het besluit tot verlening van de ontheffing. In de ontheffing wordt aangegeven welke met de levering van warmte gepaard gaande verliezen met de aanvullende inkomsten als gevolg van de ontheffing mogen worden gecompenseerd. In de ontheffing wordt een beschrijving opgenomen van het warmtenet waarmee de verliesgevende levering van warmte plaatsvindt.

4. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een ontheffing. Aan een ontheffing wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat de aanvullende inkomsten als gevolg van de ontheffing uitsluitend mogen worden aangewend ter compensatie van gemaakte verliezen op levering van warmte vanuit de in de ontheffing beschreven warmtenetten. Onze Minister kan de aan een ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen wijzigen.

Q

Artikel 25b vervalt.

R

Artikel 26 wordt vervangen door:

Artikel 26

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

2. De artikelen 3 en 3a, eerste lid, werken terug tot en met 1 januari 2007.

Toelichting

Inleiding

Deze Nota van Wijziging met betrekking tot de Warmtewet heeft tot doel om het hoge niveau van bescherming van consumenten te handhaven en tegelijk de grote voordelen van het hergebruik van restwarmte voor het milieu beter te benutten. Ook wordt de scope van de wet versmald, door een aantal onderwerpen niet in de Warmtewet op te nemen.

In de eerste plaats blijft het hoge niveau van bescherming in stand. Daarbij is met name het systeem van prijsregulering van belang. Met deze Nota van Wijziging wordt de mogelijkheid tot ontheffing van het maximumtarief geschrapt en het systeem van pooling uitgebreid («pooling» is het compenseren van verlieslatend projecten met winstgevende projecten). Door deze wetswijziging kunnen verzoeken tot ontheffing van de redelijke prijs ook na een jaar na inwerkingtreding van de wet nog ingediend worden. Daardoor is pooling niet langer een overgangsmaatregel, maar een permanente oplossing voor verlieslatende projecten. Om te bewerkstelligen dat er alleen gebruikt wordt gemaakt van de mogelijkheid tot pooling als dat daadwerkelijk noodzakelijk is om verliezen te compenseren, zijn er verschillende waarborgen ingebouwd. Het tweede hoofddoel van deze Nota van Wijziging is om de grote voordelen van het hergebruik van restwarmte voor het milieu beter te benutten. Om dat doel te bereiken is met name het nieuwe artikel 17i van belang. Met dit artikel wordt de mogelijkheid gecreëerd om regels te stellen met betrekking tot het hergebruik van restwarmte. Daarbij zijn een verbod op of heffing over de lozing van restwarmte mogelijkheden. De initiatiefnemers vinden het wenselijk om door middel van deze bevoegdheid het hergebruik van restwarmte te stimuleren. In de derde plaats wordt met deze Nota van Wijziging de scope van de Warmtewet versmald. Omdat onderwerpen als de levering van koude en de isolatie van gebouwen een verband hebben met de levering van warmte en ook invloed hebben op de warmteprijs, is er tot deze wijziging voor gekozen om ze in de Warmtewet zelf te regelen. Omdat verschillende partijen hier anders over denken en omdat het ook mogelijk is om de verschillende onderwerpen op andere plaatsen op een goede wijze in wet- en regelgeving te adresseren, kiezen de initiatiefnemers ervoor om ze niet in de Warmtewet op te nemen.

De wijzigingen hebben betrekking op de volgende onderwerpen.

Initiatiefnemers

De initiatiefnemers van de Warmtewet waren de leden Ten Hoopen, Hessels en Spies en worden de leden Ten Hoopen en Samsom.

Beperking tot regulering van warmte(artikel 1, onderdeel f; artikel 2, zesde lid; artikel 2a)

Het wetsvoorstel ziet ook op de levering van koude. Bij nader inzien is het beter om de werkingssfeer ervan te beperken tot de levering van warmte. Voor levering van koude en koeling bestaan, anders dan bij warmtelevering, alternatieven. Het probleem van gebonden klanten speelt daar niet, omdat het iedere afnemer vrij staat al dan niet koude af te nemen of een eigen koelinstallatie hiervoor aan te schaffen.

De reden om het wetsvoorstel uit te breiden tot de levering van koude was met name om te bewerkstelligen dat de kosten van koude aan koude worden toegerekend en de kosten van warmte aan warmte, zodat de warmteprijs niet verhoogd kan worden door kosten van koude aan warmte toe te rekenen. Om dat doel te bereiken is in artikel 2 een nieuw zesde lid opgenomen. De afzonderlijke boekhouding leidt tot een juiste toerekening van de kosten en tot transparantie over de toerekening.

Beperking tot kleinverbruikers

Grote zakelijke afnemers zijn niet altijd «gebonden klanten» en beschikken in een deel van de gevallen over alternatieven voor hun warmtevoorziening. De reikwijdte van de wet wordt dan ook beperkt tot warmtelevering aan kleinverbruikers.

Warmtetarieven

a. Formulering NMDA-beginsel op basis van de rendementsmethode (artikel 3, eerste en vierde lid)

In de besprekingen rond het wetsvoorstel werd door velen een voorkeur uitgesproken om bij de berekening van de maximumprijs op basis van het niet-meer-dan-anders-beginsel uit te gaan van de zogenoemde rendementsmethode Wij volgen deze voorkeur.

De berekeningswijze van de maximumprijs op basis van de rendementsmethode zal nader worden geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Aangezien het hier gaat om een belangrijk onderwerp is voorzien in parlementaire betrokkenheid door middel van een voorhangprocedure

b. Mogelijkheid tot pooling op concernniveau (schrappen artikel 3, 9e–18e lid; artikel 25a, nieuw eerste tot en met vierde lid)

Op dit moment compenseren concerns hun verlieslatende projecten met winstgevende projecten («poolen»). Als gevolg van de eerder voorgestelde cost+ aanpak van het wetsvoorstel worden de winsten gereguleerd met als gevolg dat exploitanten van meer projecten, bijvoorbeeld concerns, de verlieslatende projecten niet meer kunnen compenseren. De combinatie van een maximumtarief met een cost+ aanpak werd in de discussies rond het wetsvoorstel als een knelpunt ervaren. De bedrijven zouden minder snel nieuwe projecten starten dan uit milieuoogpunt wenselijk is.

In de vijfde nota van wijziging is getracht hiervoor een oplossing te vinden door enerzijds tijdelijke ontheffing van het maximumtarief bij structurele verliesgevendheid teneinde de kosten te saneren (artikel 3, 9e–18e lid) en anderzijds, als overgangsmaatregel, een (eenmalige) ontheffingsmogelijkheid om warmteleveranciers toe te staan verliesgevende projecten tijdelijk te compenseren met opbrengsten van winstgevende projecten van dezelfde leverancier (tijdelijk poolen; artikel 25a).

Omdat afnemers van warmte veel waarde hechten aan de maximumprijs, leveranciers verlieslatende projecten willen poolen en er een andere effectieve oplossing voorhanden is, kiezen de initiatiefnemers voor een andere route. De mogelijkheid tot ontheffing van het maximumtarief wordt geschrapt en het systeem van pooling wordt uitgebreid. Verzoeken tot ontheffing van de redelijke prijs kunnen ook na een jaar na inwerkingtreding van de wet nog ingediend worden. Daardoor is pooling niet langer een overgangsmaatregel, maar een permanente oplossing voor verlieslatende projecten. Wel bevat de wet een aantal maatregelen om te bewerkstelligen dat er slechts gebruikt wordt gemaakt van de mogelijkheid tot pooling als dat daadwerkelijk noodzakelijk is om verliezen te compenseren. Zo moet er (nog steeds) per individueel verlieslatend project een ontheffing verleend worden. Dat is onder meer van belang om de volgende reden. Verlieslatende projecten kunnen op een gegeven moment winstgevend worden. Als er een ontheffing verleend zou zijn voor bijvoorbeeld twee verlieslatende projecten, zou die ontheffing, zodra een van de projecten winst gaat maken, niet ingetrokken kunnen worden. Dat is vanuit het oogpunt van de bescherming van gebonden afnemers onwenselijk.

Aansluitbijdrage op basis van NMDA-beginsel (artikel 3b)

In dit nieuw geformuleerde artikel wordt ook voor de aansluitbijdrage invulling gegeven aan het NMDA-beginsel. Bij de aansluitbijdrage mag rekening worden gehouden met vermeden kosten als gevolg van de warmtevoorziening. Het gaat om uitgespaarde bouwkosten en zogenaamde «uitgespaarde EPC-kosten».

Dit artikel is in de praktijk overigens voor verbruikers niet relevant bij de ontwikkeling van nieuwe, grotere woningbouwprojecten. In het overleg tussen projectontwikkelaar, gemeente(n) en warmteleverancier(s) zal in die gevallen besproken worden welke bijdrage de projectontwikkelaar betaalt om op een door de warmteleverancier aan te leggen warmtenet aangesloten te worden. Dit overleg speelt zich dus af in een situatie waarbij de projectontwikkelaar en gemeente vrije keus hebben ten aanzien van de energievoorziening en er dus geen sprake is van een gebondenheid ten gevolge van een monopoliepositie. Bij dit overleg speelt de verbruiker geen rol.

Het artikel is slechts relevant voor situaties waarbij een woningbouwproject is gerealiseerd en voorzien van een warmtenet. Indien op een later tijdstip nieuwe woningen binnen het project worden gerealiseerd bestaat de kans dat er weinig keus is voor een andere warmtevoorziening. Het artikel biedt consumenten in die situatie bescherming tegen te hoge aansluitbijdragen en maakt het tevens mogelijk dat consumenten van de uitgespaarde kosten – via het warmtebedrijf – profiteren. Het biedt ook mogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe projecten.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de componenten van de bijdrage, de berekeningswijze en dergelijke geregeld. Dat is van belang om voor transparantie te zorgen en om te zorgen dat er daadwerkelijk een NMDA-prijs voor de aansluitbijdrage komt.

Aansluitvergoeding (artikel 6, vijfde lid)

Als de minister opdracht geeft tot het aanleggen van een gastransportnet, is het wenselijk dat verbruikers een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming in verband met de kosten van de aansluiting op het gastransportnet ontvangen. Omdat de verplichte aansluiting op een gasnet alleen aan de orde is in de zogenaamde «noodprocedure» ligt het voor de hand dat de tegemoetkoming in verband met de kosten van aansluiting op het gastransportnet niet bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld, maar dat het de minister is, die bij elke afzonderlijke toepassing van een noodprocedure regelt welke gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming de betrokken verbruikers ontvangen.

Subsidie voor representatieve organisaties (schrapping artikel 17a)

Met deze wijziging vervalt de mogelijkheid voor representatieve organisaties om subsidie te ontvangen. Het alternatief voor die subsidie is een expertisecentrum, dat belanghebbenden inhoudelijk kan ondersteunen.

Lozing van restwarmte (nieuw artikel 17i)

De initiatiefnemers zijn van oordeel, dat het beprijzen of verbieden van warmtelozingen en het stimuleren of afdwingen van het hergebruik van restwarmte instrumenten zijn die, hoewel gericht op de producent van warmte en niet op de leverancier, van belang zijn voor het warmtebeleid.

Het is bij de uitwerking van deze instrumenten natuurlijk van belang om de relatie met de warmtevraag voor ogen te houden. Een lozingsverbod of een afzetverplichting treffen geen doel indien er geen nabijgelegen warmtevraag bestaat. Dit nog afgezien van eventuele verstrekte vergunningen voor koelwaterlozing. De inzet van het instrument beprijzing leidt in deze gevallen slechts tot lastenverzwaring.

Vooruitlopend op nader onderzoek door de betrokken ministers en in het besef dat het hier gaat om een complexe materie, mede gelet op de relatie met de milieuwetgeving, hechten wij eraan reeds nu een mogelijkheid tot het toepassen van die instrumenten in de wet neer te leggen en gaan ervan uit dat de regering gebruik zal maken van deze instrumenten ter bevordering van een nuttig gebruik van restwarmte.

Wijzigingen in de Gaswet (schrapping van onderdelen van artikel 18a)

De vermeende aansluitplicht in de Warmtewet heeft tot veel onduidelijkheid geleid. De initiatiefnemers geven er bij nader inzien de voorkeur aan om de betreffende discussie te voeren bij een ander deel van de energiewetgeving.

Isolatie van woningen (vervallen artikel 25b)

Het Bouwbesluit voorziet reeds in normen met betrekking tot de isolatie van gebouwen. De initiatiefnemers geven er de voorkeur aan om de discussie in dat kader te voeren.

Terugwerkende kracht (artikelen 25 en 26)

In het nieuw geformuleerde artikel 26 is de terugwerkende kracht van het wetsvoorstel beperkt. Wel hechten de initiatiefnemers aan enige terugwerkende kracht van de prijsstellingsartikelen. In het tweede lid is daarom bepaald dat de artikelen 3 en 3a, eerste lid, terugwerkende kracht hebben. Dat betekent dat de leveringstarieven voor warmteleveringen in de bedoelde periode alsnog getoetst zullen kunnen worden aan de maximumprijs, zoals die krachtens artikel 3 voor de eerste keer zal worden vastgesteld en aan de in artikel 3a neergelegde redelijkheidsnorm; krachtens artikel 25a kan pooling ook over deze periode worden toegestaan.

Overige aanpassingen

Artikel 9, vierde lid

De adviestaak van de Algemene Rekenkamer is vervallen, aangezien zij niet tot taak heeft de regering over concept-wettelijke maatregelen te adviseren. Uiteraard dient de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit als uitvoerder en toezichthouder van deze wet wel om advies te worden gevraagd.

Wijziging artikel 17a (procedure bij het gerechtshof)

Het Gerechtshof te Den Haag blijkt, anders dan in het consumentenrecht waaraan deze bepaling is ontleend, op dit terrein niet de meest gespecialiseerde rechter te zijn. Daarom wordt het Hof vervangen door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.  Ten Hoopen Samsom

Naar boven