29 048
Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Hessels tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet)

nr. 13
BRIEF VAN DE INDIENERS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2005

Tijdens de plenaire behandeling op 22 en 23 juni 2005 hebben de indieners van het wetsvoorstel met de Tweede Kamer en de Minister van Economische Zaken van gedachten gewisseld over de grondslagen van het voorliggende wetsvoorstel en de daaraan door de indieners gegeven uitwerking. Gedurende het debat hebben de Tweede Kamer en de Minister uitgesproken dat zij de doelstellingen van het wetsvoorstel onderschrijven. Uit het debat is evenwel naar voren gekomen dat er op verschillende onderdelen van het wetsvoorstel behoefte bestaat bij de Tweede Kamer, de Minister en de indieners aan een nadere feitelijke onderbouwing van een aantal elementen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel. In dit licht bezien is de toegezegde nota van wijzing op dit moment niet opportuun. Vanuit een oogpunt van de door de indieners nagestreefde zorgvuldigheid bij de totstandkoming van het wetsvoorstel achten de indieners het thans geraden eerst een nader onderzoek te doen naar een aantal feitelijkheden die ten grondslag zijn gelegd aan het wetsvoorstel. Deze overweging brengt de indieners er toe een aantal onderzoeken te initiëren die de gewenste duidelijkheid omtrent bedoelde feiten moeten brengen.

De indieners wensen de volgende onderzoeken te initiëren:

• Administratieve lasten (ACTAL)

• Misbruik monopolie (NMa)

• Steunmaatregelen (Europese Commissie)

• Winst-/verliesgevendheid gesubsidieerde warmteleveranciers (ARK)

• Winst-/verliesgevendheid warmteleveranciers (Belastingdienst)

Deze onderzoeken zijn noodzakelijk voor het verkrijgen van de door de Tweede Kamer, de Minister en de indieners gewenste helderheid omtrent de hierboven aangeduide feitelijkheden.

Administratieve lasten

Inzicht in de administratieve lasten is nodig voor een goede beoordeling van de voor- en nadelen van de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen, waarbij in het bijzonder kan worden gedacht aan de in artikel 26 lid 1 genoemde datum van 1 juli 2004. Het onderzoek naar administratieve lasten is in dit verband geen (zelfstandig) doel, maar een instrument om het voordeel van de warmteleveranciers af te zetten tegen de nadelen van de afnemers.

Misbruik monopolie

Voor netwerksectoren, zoals de warmtelevering, geldt op grond van het door de Dte bij netwerksectoren gehanteerde CAPM-model een rendement van iets meer dan 5% als redelijk. Uit het door de Algemene Rekenkamer uitgebrachte onderzoek (rapport «Stadsverwarming») komt naar voren dat bij tenminste een aantal warmteleveranciers rendementen ('netto-winsten') worden behaald van vele tientallen procenten (oplopend tot 70%). Deze winstpercentages afgezet tegen een «redelijk» rendement duiden op onredelijk hoge prijzen en daarmee op misbruik van monopolie. Inzicht in de omvang van de monopoliewinsten is, zoals ook aangegeven door de Minister tijdens het plenair debat, van belang voor een beoordeling van de redelijkheid van de in artikel 26 lid 1 bedoelde datum van 1 juli 2004.

Steunmaatregelen

Zowel door de Minister als door een aantal fracties in de Tweede Kamer zijn vragen gesteld over de Europees-rechtelijke implicaties van een aantal in het wetsvoorstel opgenomen financiële maatregelen (compensatie leveranciers, uitkering noodleverancier en -producent).

De indieners vernemen graag het oordeel van de Europese Commissie over de vraag of het gedogen door de Minister van (monopolie)winsten oplopend tot 70% als een steunmaatregel moet worden beschouwd. Immers, onder normale marktomstandigheden, waarbij misbruik van monopolies door de overheid wordt bestreden (op grond van de Mededingingswet), is het normaliter voor een warmteleverancier niet mogelijk winsten oplopend tot 70% te behalen. De handelswijze van de Minister (gedoogbeleid) stelt warmteleveranciers in staat bedoelde winsten ten laste van derden te behalen. De beslissing van de Minister om 70 miljoen van deze winsten af te romen, teneinde zijn opgelegde bezuinigingsdoelstelling af te dekken, kan worden gekwalificeerd als een overheidsmaatregel. Tegen deze achtergrond bezien is de kans aannemelijk dat sprake is van een verboden steunmaatregel.

Winst-/verliesgevendheid gesubsidieerde warmteleveranciers

Een aantal warmteprojecten heeft van de Minister subsidies ontvangen (NOVEM-contracten). Door de Tweede Kamer is de Algemene Rekenkamer verzocht inzicht te verschaffen in de winst- en verliesgevendheid van deze warmteprojecten in de periode 2001 t/m 2003. Tengevolge van deze beperking in tijd gaat het rapport van de Algemene Rekenkamer slechts in op de financiële positie van een zestal warmteprojecten. Uit het rapport 'stadsverwarming' blijkt dat er voor vijftien warmteprojecten inmiddels zogeheten 'beëindigingsovereenkomsten' zijn gesloten. Voor een volledig en vooral evenwichtig beeld is een aanvullend onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar deze warmteprojecten nodig.

Winst-/verliesgevendheid warmteleveranciers

In het rapport «Stadsverwarming» geeft de Algemene Rekenkamer aan dat over (tenminste) 27 van de 43 warmteprojecten geen financiële gegevens bij het Ministerie van Economische Zaken beschikbaar zijn. Ieder bedrijf in Nederland, waaronder ook warmteleveranciers, moet belasting betalen. De belastingwetgeving kent een uitgebreid systeem van wettelijke regels omtrent financiële verantwoording van winsten en verliezen. Een onderzoek door de belastingdienst kan derhalve het door de Minister, de Tweede Kamer en de indieners gevraagde inzicht verschaffen in de winst-/verliesgevendheid van warmteprojecten.

Wij zullen de Tweede Kamer verzoeken, daar waar nodig, in te stemmen met het verrichten van de door hun en de Minister gevraagde onderzoeken.

Wij veronderstellen u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de wijze waarop de indieners voort wensen te gaan met de behandeling van het wetsvoorstel.

Ten Hoopen

Hessels

Naar boven