nr. 13
BRIEF VAN DE INDIENERS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2005
Tijdens de plenaire behandeling op 22 en 23 juni 2005 hebben de indieners
van het wetsvoorstel met de Tweede Kamer en de Minister van Economische Zaken
van gedachten gewisseld over de grondslagen van het voorliggende wetsvoorstel
en de daaraan door de indieners gegeven uitwerking. Gedurende het debat hebben
de Tweede Kamer en de Minister uitgesproken dat zij de doelstellingen van
het wetsvoorstel onderschrijven. Uit het debat is evenwel naar voren gekomen
dat er op verschillende onderdelen van het wetsvoorstel behoefte bestaat bij
de Tweede Kamer, de Minister en de indieners aan een nadere feitelijke onderbouwing
van een aantal elementen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel. In
dit licht bezien is de toegezegde nota van wijzing op dit moment niet opportuun.
Vanuit een oogpunt van de door de indieners nagestreefde zorgvuldigheid bij
de totstandkoming van het wetsvoorstel achten de indieners het thans geraden
eerst een nader onderzoek te doen naar een aantal feitelijkheden die ten grondslag
zijn gelegd aan het wetsvoorstel. Deze overweging brengt de indieners er toe
een aantal onderzoeken te initiëren die de gewenste duidelijkheid omtrent
bedoelde feiten moeten brengen.
De indieners wensen de volgende onderzoeken te initiëren:
• Administratieve lasten (ACTAL)
• Misbruik monopolie (NMa)
• Steunmaatregelen (Europese Commissie)
• Winst-/verliesgevendheid gesubsidieerde warmteleveranciers (ARK)
• Winst-/verliesgevendheid warmteleveranciers (Belastingdienst)
Deze onderzoeken zijn noodzakelijk voor het verkrijgen van de door de
Tweede Kamer, de Minister en de indieners gewenste helderheid omtrent de hierboven
aangeduide feitelijkheden.
Administratieve lasten
Inzicht in de administratieve lasten is nodig voor een goede beoordeling
van de voor- en nadelen van de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen,
waarbij in het bijzonder kan worden gedacht aan de in artikel 26 lid 1 genoemde
datum van 1 juli 2004. Het onderzoek naar administratieve lasten is in
dit verband geen (zelfstandig) doel, maar een instrument om het voordeel van
de warmteleveranciers af te zetten tegen de nadelen van de afnemers.
Misbruik monopolie
Voor netwerksectoren, zoals de warmtelevering, geldt op grond van het
door de Dte bij netwerksectoren gehanteerde CAPM-model een rendement van iets
meer dan 5% als redelijk. Uit het door de Algemene Rekenkamer uitgebrachte
onderzoek (rapport «Stadsverwarming») komt naar voren dat bij
tenminste een aantal warmteleveranciers rendementen ('netto-winsten') worden
behaald van vele tientallen procenten (oplopend tot 70%). Deze winstpercentages
afgezet tegen een «redelijk» rendement duiden op onredelijk hoge
prijzen en daarmee op misbruik van monopolie. Inzicht in de omvang van de
monopoliewinsten is, zoals ook aangegeven door de Minister tijdens het plenair
debat, van belang voor een beoordeling van de redelijkheid van de in artikel
26 lid 1 bedoelde datum van 1 juli 2004.
Steunmaatregelen
Zowel door de Minister als door een aantal fracties in de Tweede Kamer
zijn vragen gesteld over de Europees-rechtelijke implicaties van een aantal
in het wetsvoorstel opgenomen financiële maatregelen (compensatie leveranciers,
uitkering noodleverancier en -producent).
De indieners vernemen graag het oordeel van de Europese Commissie over
de vraag of het gedogen door de Minister van (monopolie)winsten oplopend tot
70% als een steunmaatregel moet worden beschouwd. Immers, onder normale marktomstandigheden,
waarbij misbruik van monopolies door de overheid wordt bestreden (op grond
van de Mededingingswet), is het normaliter voor een warmteleverancier niet
mogelijk winsten oplopend tot 70% te behalen. De handelswijze van de Minister
(gedoogbeleid) stelt warmteleveranciers in staat bedoelde winsten ten laste
van derden te behalen. De beslissing van de Minister om 70 miljoen van deze
winsten af te romen, teneinde zijn opgelegde bezuinigingsdoelstelling af te
dekken, kan worden gekwalificeerd als een overheidsmaatregel. Tegen deze achtergrond
bezien is de kans aannemelijk dat sprake is van een verboden steunmaatregel.
Winst-/verliesgevendheid gesubsidieerde warmteleveranciers
Een aantal warmteprojecten heeft van de Minister subsidies ontvangen (NOVEM-contracten).
Door de Tweede Kamer is de Algemene Rekenkamer verzocht inzicht te verschaffen
in de winst- en verliesgevendheid van deze warmteprojecten in de periode 2001
t/m 2003. Tengevolge van deze beperking in tijd gaat het rapport van de Algemene
Rekenkamer slechts in op de financiële positie van een zestal warmteprojecten.
Uit het rapport 'stadsverwarming' blijkt dat er voor vijftien warmteprojecten
inmiddels zogeheten 'beëindigingsovereenkomsten' zijn gesloten. Voor
een volledig en vooral evenwichtig beeld is een aanvullend onderzoek van de
Algemene Rekenkamer naar deze warmteprojecten nodig.
Winst-/verliesgevendheid warmteleveranciers
In het rapport «Stadsverwarming» geeft de Algemene Rekenkamer
aan dat over (tenminste) 27 van de 43 warmteprojecten geen financiële
gegevens bij het Ministerie van Economische Zaken beschikbaar zijn. Ieder
bedrijf in Nederland, waaronder ook warmteleveranciers, moet belasting betalen.
De belastingwetgeving kent een uitgebreid systeem van wettelijke regels omtrent
financiële verantwoording van winsten en verliezen. Een onderzoek door
de belastingdienst kan derhalve het door de Minister, de Tweede Kamer en de
indieners gevraagde inzicht verschaffen in de winst-/verliesgevendheid van
warmteprojecten.
Wij zullen de Tweede Kamer verzoeken, daar waar nodig, in te stemmen met
het verrichten van de door hun en de Minister gevraagde onderzoeken.
Wij veronderstellen u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd
over de wijze waarop de indieners voort wensen te gaan met de behandeling
van het wetsvoorstel.
Ten Hoopen
Hessels