29 045
Protocol bij het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland, Wellington, 10 maart 2003

nr. 306
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2003

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 15 september 2003.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 15 oktober 2003.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 10 maart 2003 te Wellington totstandgekomen Protocol bij het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland (Trb. 2003, 46 en 130).1

In verband met de toekomstige inwerkingtreding van het Verdrag inzake sociale zekerheid met Nieuw-Zeeland zal de binding aan het Protocol – onder toepassing van artikel 20, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet – spoedig na verkregen parlementaire goedkeuring worden geëffectueerd.

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

TOELICHTENDE NOTA

I. Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid, jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Op 30 juni 2000 is het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland ondertekend (verder te noemen: het Verdrag; Trb. 2001, 102). Het Verdrag, dat het op 9 oktober 1990 te Wellington ondertekende verdrag vervangt (Trb. 1990, 176 en Trb. 1991, 175), was onder meer noodzakelijk in verband met de op 1 januari 2000 in werking getreden Wet beperking export uitkeringen (BEU; Wet van 27 mei 1999, Stb. 250) en de Wijzigingswet beperking export uitkeringen (Wet van 22 december 1999, Stb, 594). Op grond van deze wetten heeft de verzekerde geen recht op een socialeverzekeringsuitkering gedurende de periode dat hij, of degene ten behoeve van wie de uitkering wordt verstrekt, niet in Nederland woont, tenzij met het desbetreffende land een verdrag is gesloten dat handhavingsbepalingen bevat.

Achtergrond van deze wetgeving is de omstandigheid dat de rechtmatigheid van de socialeverzekeringsuitkeringen die over de grens worden verstrekt, niet afdoende kan worden gewaarborgd. De uitvoeringsorganen beschikken dikwijls niet over de mogelijkheden om buiten Nederland de voor de uitvoering van de sociale verzekeringen noodzakelijke verificaties en controles te verrichten zoals die ook in Nederland plaatsvinden. Het doel van de Wet BEU is om de rechtmatigheid van de uitkeringen te verbeteren door de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten over de grens te versterken.

Het Verdrag is op een aantal punten niet meer in overeenstemming met recent gewijzigde Nieuw-Zeelandse wetgeving inzake met name privacy. Het onderhavige Protocol bevat bepalingen om het Verdrag aan deze Nieuw-Zeelandse wetgeving aan te passen. Het Protocol bevat verder enkele aanpassingen van redactionele aard.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat een toevoeging van nieuwe Nieuw-Zeelandse wetgeving aan de definitie van «uitkering» in het Verdrag. De naam van de bevoegde autoriteit met betrekking tot Nieuw-Zeeland wordt gewijzigd in het Ministerie van Sociale Ontwikkeling (Directie Werk en Inkomen). Tot slot wordt een definitie van «income tested benefit» toegevoegd met het oog op de toepassing van artikel 18 van het Verdrag.

Artikel 2

Dit artikel bevat een toevoeging van nieuwe Nieuw-Zeelandse wetgeving aan de materiële werkingssfeer van het Verdrag.

Artikel 3

Dit artikel bevat slechts een redactionele aanpassing met betrekking tot artikel 19 van het Verdrag.

Artikel 4

Dit artikel bevat naast enkele redactionele aanpassingen een toevoeging van een onderdeel en een nieuw lid. Er wordt in het zesde lid van artikel 20 van het Verdrag een onderdeel c toegevoegd waarin de verstrekking van informatie wordt beperkt tot de gegevens die op grond van onderdeel b zijn vermeld. Daarnaast wordt een negende lid aan dat artikel toegevoegd, waarin wordt bepaald dat een partij persoonlijke informatie van een individu niet aan derde landen mag verstrekken zonder toestemming van het bevoegde orgaan of de individu zelf.

Artikel 5

De in artikel 21 van het Verdrag op te vragen medische informatie zal in overeenstemming met artikel 20 van het Verdrag worden verstrekt.

Artikel 6

Naast een aantal redactionele wijzigingen, wijzigt dit artikel de definitie van «schuld inzake sociale zekerheid» in artikel 22, eerste lid, van het Verdrag op een aantal punten. Voorts wordt artikel 22, derde lid, onderdeel g, van het Verdrag vervangen door een nieuw onderdeel g. Hierin wordt nader gespecificeerd wanneer er sprake is van een uitputting van het recht van bezwaar of beroep. Tot slot wordt het tiende lid van artikel 22 van het verdrag vervangen. De nieuwe bepalingen zien op de situatie waarin een schuldenaar het recht op bezwaar of beroep uitoefent, nadat een verzoek tot vordering van de schuld is gedaan.

Artikel 7

De terugvordering van teveel betaalde uitkering, zoals in artikel 23 van het Verdrag geregeld, zal in overeenstemming met artikel 22 van het Verdrag worden uitgevoerd.

Artikel 8

Artikel 24 van het Verdrag wordt geschrapt. Dit artikel verwees in algemene zin naar de begrenzingen in de nationale wetgevingen terzake van het bieden van administratieve bijstand en gegevensverstrekking. Deze begrenzingen worden thans specifiek weergegeven in de afzonderlijke artikelen.

Artikel 9

Het Protocol zal op dezelfde dag in werking treden als het Verdrag.

III. Koninkrijkspositie

Het Protocol zal, evenals het Verdrag, voor wat betreft het Koninkrijk, alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven