29 042
Implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (Overleveringswet)

nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID VOS

Ontvangen 20 november 2003

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

Tegen de uitspraak van de rechtbank staat beroep in cassatie open.

II

In artikel 31, eerste lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Tegen de uitspraak van de rechtbank betreffende de overlevering van de opgeëiste persoon kan zowel door de officier van justitie als door de opgeëiste persoon binnen vierentwintig uren beroep in cassatie worden ingesteld.

III

In artikel 31 worden na het eerste lid drie leden ingevoegd, luidende:

2. Zowel de officier van justitie als de opgeëiste persoon zijn op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen een week nadat zij beroep in cassatie hebben ingesteld bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen, houdende de middelen van cassatie.

3. De voorzitter bepaalt na overleg met de procureur-generaal de rechtsdag, die in ieder geval binnen zestig dagen na de aanhouding van de opgeëiste persoon plaatsvindt. De procureur-generaal doet de dag voor de behandeling van het beroep bepaald ten minste twee dagen vóór de rechtsdag aanzeggen aan de opgeëiste persoon. Bij gebreke van tijdige aanzegging wordt door de Hoge Raad de aanzegging van een nieuwe rechtsdag bevolen, tenzij voor de opgeëiste persoon een raadsman is verschenen.

4. Indien de uitspraak van de rechtbank geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd doet de Hoge Raad wat de rechtbank had behoren te doen

IV

In artikel 31 wordt in het (bestaande) derde lid na «de griffier van de rechtbank» ingevoegd: of, indien cassatie heeft plaatsgevonden, de Hoge Raad.

V

In artikel 31 wordt in het (bestaande) vierde lid de zinsnede «tweede lid» vervangen door: vijfde lid.

Toelichting

De Overleveringswet voorziet niet in een cassatiemogelijkheid. De concentratie van de behandeling in één instantie levert naar verwachting een bijzonder zware verantwoordelijkheid op de rechtbank. Het is wenselijk een snelle beroepsmogelijkheid in te stellen vooral indien de rechtbank zich dient uit te spreken over mogelijke schendingen van het EVRM.

Vos

Naar boven