29 036
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waard (richtlijn facturering)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. Voorstel van Wet

De in Artikel I, onderdeel B, opgenomen tweede volzin van artikel 35, tweede lid, luidde oorspronkelijk: Bij ministeriële regeling kan voor bepaalde ondernemers of groepen van ondernemers ontheffing worden verleend van de verplichting ingevolge de vorige volzin.

II. Memorie van Toelichting

1. Algemeen deel

De voorlaatste en de laatste volzin van de vierde alinea van paragraaf 2 (Factuurplicht), luidden oorspronkelijk: In het licht van een beperking van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, is overigens voorzien in de mogelijkheid om ondernemers of groepen van ondernemers bij ministeriële regeling te ontheffen van de verplichting om ook facturen uit te reiken aan niet-ondernemers. Richtsnoer hierbij zal zijn de afwezigheid van een onaanvaardbaar frauderisico.

Aan het slot van de derde alinea van paragraaf 4 (Electronische facturering) was oorspronkelijk als laatste volzin opgenomen: Die termijn is immers de periode tijdens welke de Belastingdienst kan controleren en de ondernemer «tegenbewijs» kan leveren omtrent een stelling die de Belastingdienst inneemt.

2. Toelichting op de artikelen

De tweede en de zevende volzin van de tweede alinea van de toelichting op Artikel I, onderdeel B (artikel 35c van de Wet OB), ontbraken oorspronkelijk.

In bijlage B bij de memorie van toelichting (Transponeringstabel) luidde de rechterkolom naast «Artikel 2, onderdeel 2 (lid 3d), 2e alinea» oorspronkelijk: Artikel I, onderdeel B (nieuw artikel 35c, tweede lid).

Naar boven