29 033
Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds; Brussel, 18 november 2002

nr. 302
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 september 2003.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 oktober 2003.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 18 november 2002 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds,en de Republiek Chili, anderzijds (Trb. 2003, 37).1

Een toelichtende nota bij de Overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J.G. de Hoop Scheffer

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Op 18 november 2002 werd te Brussel ondertekend de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds (hierna te noemen het associatieverdrag). De onderhandelingen over dit verdrag zijn gestart in 1999. Er hebben negen onderhandelingsronden plaatsgevonden.

Als basis voor de onderhandelingen diende de op 21 juni 1996 te Florence tot stand gekomen Kaderovereenkomst voor samenwerking ter voorbereiding van een associatie van politieke en economische aard tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, als einddoel (Trb. 1996, 291). De Kaderovereenkomst die in 1997 stilzwijgend door de Staten-Generaal werd goedgekeurd (zie Kamerstukken 1997–1998, 26 064), zal door het associatieverdrag worden vervangen.

Chili heeft zich langzamerhand, na jaren van isolationisme tijdens het militaire regime, opnieuw een plaats verworven in de internationale arena. Op 20 december 1990 kwam te Rome tot stand de Kaderovereenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Chili (PbEG 1991, L79). Met dit eerste raamwerk voor samenwerking werden de politieke betrekkingen met Chili officieel hersteld. Een akkoord voor nog nauwere samenwerking werd op 21 juni 1996 te Florence ondertekend. Met deze eerdergenoemde Kaderovereenkomst kwam de weg vrij voor een politieke en economische associatie tussen de Europese Unie (EU) en Chili.

Chili is zeer actief in internationale organisaties en heeft de relaties met de buurlanden aangehaald. Het sloot reeds eerder vrijhandelsakkoorden met enkele andere staten zoals Canada, Mexico, de Verenigde Staten van Amerika, Zuid-Korea en andere Latijns-Amerikaanse staten.

Het associatieverdrag met Chili is gemengd van karakter en gesloten voor onbepaalde duur. De materie die door het verdrag wordt bestreken (onder meer de politieke dialoog en de samenwerking op het gebied van justitiële en binnenlandse zaken) is breder dan de bevoegdheid van de Gemeenschap; reden waarom ook de lidstaten partij dienen te worden. Daarnaast raken de afspraken het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie.

De rechtsbasis voor het verdrag wordt gevormd door artikel 310 van het op 25 maart 1957 te Rome totstandgekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag; Trb. 1998, 13). Ingevolge artikel 300 van het EG-verdrag is voor dergelijke verdragen instemming nodig van het Europees Parlement. Op 12 februari 2003 is die instemming verkregen.

Het verdrag met Chili bevat de volgende belangrijke elementen:

• een regelmatige politieke dialoog. De dialoog heeft als doelstelling bevordering, verspreiding en verdere ontwikkeling van democratische waarden, zoals eerbiediging van de mensenrechten, de vrijheid van het individu en de rechtsstaat;

• een geleidelijke totstandkoming van een vrijhandelszone, met in achtneming van de regelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Hierbij worden alle goederen, inclusief vis- en landbouwproducten omvat. Tarieven op vrijwel alle industriële producten uit Chili worden in drie jaar uitgefaseerd en op industriële producten uit de EU naar Chili in zeven jaar. Uitfasering van landbouwtarieven vindt aan beide zijden in tien jaar plaats. Daarnaast is er overeenstemming over oorsprongsregels en traditionele benamingen voor wijn en sterke drank, sanitaire en fytosanitaire maatregelen, handelsfacilitering, diensten, investeringen, publieke aanbestedingen, mededinging, intellectuele eigendom en een effectief systeem voor geschillenbeslechting;

• de versterking van de economische samenwerking in de breedste zin van het woord op terreinen die van belang zijn voor de betrekkingen tussen de partijen;

• sociale en culturele samenwerking;

• financiële samenwerking;

• samenwerking op het gebied van het buitenlands- en veiligheidsbeleid (artikel 14) en de terrorismebestrijding (artikel 15). Sinds de aanslagen van 11 september 2001 heeft de Europese Unie de bestrijding van terrorisme tot speerpunt van haar relaties met derde landen gemaakt. De strijd tegen het terrorisme is een integraal onderdeel van de samenwerking met derde landen geworden en is in nieuwe verdragen van de Unie geformaliseerd. De samenwerking zal plaatsvinden in het kader van de tenuitvoerlegging van resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad en andere relevante resoluties (waarmee toekomstige resoluties niet zijn uitgesloten). Verder zal informatie worden uitgewisseld over terroristische groeperingen en hun netwerken, in overeenstemming met het nationale en internationale recht, en zal ervaring worden uitgewisseld over de middelen en methoden voor het bestrijden van terrorisme;

• samenwerking op het gebied van beperking van illegale immigratie en de bestrijding van criminaliteit (artikelen 46 en 47). Het verdrag bevat met betrekking tot de illegale immigratie een terug- en overnameclausule.

De Nederlandse regering hecht om verschillende redenen aan de totstandkoming van het associatieverdrag met Chili. Allereerst is de EU een belangrijke handelspartner van Chili en dit verdrag is een bestendiging van de handelsbetrekkingen. Het verdrag betekent een stimulans voor verdere liberalisering terzake.

Ten tweede biedt het verdrag de mogelijkheid tot het uitbouwen van de politieke relatie tussen de EU en Chili.

Consolidatie van de politieke en economische betrekkingen tussen de EU en Chili zou tenslotte een stabiliserende werking op de regio kunnen hebben.

2. Opbouw van het associatieverdrag

Het onderhavige verdrag met Chili begint met een preambule en bestaat uit vijf delen.

Deel I bevat de algemene en institutionele bepalingen (artikelen 1 tot en met 11). In Deel II wordt de politieke dialoog behandeld (artikelen 12 tot en met 15).

Deel III (artikelen 16 tot en met 54) gaat in op de samenwerking op velerlei gebieden zoals economie, technologie en wetenschap, cultuur, staatshervorming en openbaar bestuur. Daarnaast zijn er ook afspraken gemaakt op sociaal gebied. De artikelen 46 en 47 bevatten bepalingen betreffende samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Hieronder vallen illegale migratie, terug- en overname, en de bestrijding van terrorisme. Voor wat betreft het gebruik van persoonlijke gegevens, is voor Nederland de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp; Wet van 6 juli 2000, Stb. 302) relevant. Met deze wet is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) geïmplementeerd.

Deel III wordt afgesloten met bepalingen die betrekking hebben op de betrokkenheid van de civiele samenleving bij de samenwerking en op de regionale samenwerking. In artikel 52 over de samenwerking binnen het kader van de associatie wordt verwezen naar de Associatieraad, die door de Associatiecomité bijgestaan wordt.

In Deel IV (artikelen 55 tot en met 196) komt aan de orde het economische deel van het associatieverdrag met daarin een groot aantal bepalingen dat betrekking heeft op het realiseren van een vrijhandelszone. In dit deel, na de algemene bepalingen (titel I, artikelen 55 tot en met 56), worden achtereenvolgens behandeld: het vrij verkeer van goederen (titel II, artikelen 57 tot en met 93), de handel in diensten en vestiging (titel III, artikelen 94 tot en met 135), de overheidsopdrachten (titel IV, artikelen 136 tot en met 162), de lopende betalingen en kapitaalverkeer (titel V, artikelen 163 tot en met 167), de intellectuele eigendomsrechten (titel VI, artikelen 168 tot en met 171), de mededinging (titel VII, artikelen 172 tot en met 180), de geschillenbeslechting (titel VIII, artikelen 181 tot en met 189), de transparantie (titel IX, artikelen 190 tot en met 192), de specifieke taken op handelsgebied van de bij het verdrag ingestelde organen (titel X, artikel 193) en de uitzonderingen betreffende de handel (titel XI, artikelen 194 tot en met 196).

Het verdrag wordt afgesloten met Deel V (artikel 197 tot en met artikel 206), waarin institutionele-, algemene en slotbepalingen zijn opgenomen.

Tijdens de ondertekening van het associatieverdrag zijn (al dan niet gemeenschappelijk) verklaringen bij afzonderlijke artikelen afgelegd. Deze verklaringen worden behandeld bij de artikelen waarop zij betrekking op hebben.

3. Artikelsgewijze toelichting

De preambule

De preambule bevat, zoals gebruikelijk bij gemengde verdragen van de Gemeenschap met derde landen, een opsomming van intenties en grondslagen die tezamen de context vormen van het verdrag. Partijen benadrukken hun gezamenlijke wens om hun banden te versterken en duurzame betrekkingen te ontwikkelen. Specifiek wordt verwezen naar de verklaring van de top van staatshoofden en regeringsleiders van Latijns-Amerika en het Caribische gebied en van de EU, vastgesteld in Rio de Janeiro op 29 juni 1999, waarin de wenselijkheid wordt uitgesproken het kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen die betrokken zijn bij het integratieproces in Latijns-Amerika te verbreden, teneinde bij te dragen tot een strategische associatie tussen de twee gebieden.

In de tweede en derde considerans wordt expliciet verwezen naar het belang van eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten.

Verder wordt in de preambule het belang bevestigd dat de partijen hechten aan vrijhandel en aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de op 15 april 1994 te Marrakesh totstandgekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO; Trb. 1994, 235). Deel IV van het associatieverdrag bevat artikelen met een verwijzing naar verdragen die in het kader van de oprichting van de WTO tot stand zijn gekomen. De vertalingen in het Nederlands daarvan zijn gepubliceerd in Trb. 1995, 130.

Deel I. Algemene en institutionele bepalingen (artikelen 1 tot en met 11)

TITEL I: AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

In dit artikel worden de drie beginselen van de associatie vastgesteld. Allereerst wordt opnieuw bevestigd dat wordt uitgegaan van eerbiediging van de democratische beginselen, de fundamentele rechten van de mens en het beginsel van de rechtsstaat. Een tweede leidend beginsel is de bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling en rechtvaardige verdeling van de voordelen die associatie biedt. Ten derde wordt het belang van goed bestuur bevestigd.

Artikel 2

In dit artikel 2 wordt de associatie ingesteld en de doelstelling daarvan ruim omschreven. De vier hoofddoelstellingen zijn:

– intensivering van de politieke dialoog over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang;

– versterking van de samenwerking op vele gebieden waarvan de belangrijkste politieke betrekkingen, handel, economie en financiën en wetenschap en technologie zijn;

– uitbreiding van de deelname van de partijen aan kaderprogramma's, specifieke programma's en andere activiteiten van de andere partij, voor zover de procedures dat toelaten;

– uitbreiding en diversificatie van de bilaterale handelsbetrekkingen tussen de partijen, overeenkomstig de bepalingen van de WTO en de nader gespecificeerde doelstellingen en bepalingen in deel IV van dit associatieverdrag.

TITEL II: INSTITUTIONEEL KADER

Artikelen 3 tot en met 11

Deze artikelen bevatten bepalingen met betrekking tot de overlegstructuren.

De opzet ervan volgt het klassieke model van de traditionele associatieakkoorden tussen de Gemeenschap en derde landen. Er wordt voorzien in een Associatieraad (artikel 3) op politiek niveau die tenminste één keer per twee jaar bijeenkomt. Aan de Associatieraad wordt de algemene supervisie toegekend met betrekking tot de toepassing en uitlegging van het verdrag. Er worden in beginsel geen beperkingen opgelegd aan de agenda van de Associatieraad voor wat onderwerpen betreft.

De Associatieraad wordt bijgestaan door een Associatiecomité (artikel 6), dat op hoog ambtelijk niveau bijeenkomt. Dit Comité bereidt de zittingen van de Associatieraad voor en komt eenmaal per jaar bijeen. De Associatieraad kan voor gespecialiseerde onderwerpen sub-comité's in het leven roepen.

Er wordt ook voorzien in parlementaire samenwerking. Leden van het Chileense Parlement en het Europees Parlement kunnen elkaar in het kader van het Parlementair Associatiecomité (artikel 9) ontmoeten en van gedachten wisselen.

Het voorzitterschap van de Associatieraad en het Associatiecomité wordt per toerbeurt vervuld door de Gemeenschap en door Chili.

Deel II. Politieke dialoog (artikelen 12 tot en met 15)

Artikelen 12 tot en met 15

Deze artikelen voorzien in een geïnstitutionaliseerde politieke dialoog tussen de partijen. Deze bepalingen vloeien voort uit de wens om de democratische waarden, als eerbiediging van de mensenrechten, de vrijheid van het individu en de rechtsstaat, te bevorderen, te verspreiden en verder te ontwikkelen.

De dialoog vindt in ieder geval één maal per twee jaar plaats op ministerieel niveau. Voor deze politieke dialoog worden alle mogelijkheden benut, inclusief de reguliere diplomatieke kanalen. Daarnaast komen de partijen overeen samen te werken bij bestrijding van terrorisme, waarbij de tenuitvoerlegging van de eerdergenoemde resolutie 1373 van de Veiligheidsraad specifiek vermeld wordt.

Deel III. Samenwerking (artikelen 16 tot en met 52)

In dit deel wordt een aanzienlijk aantal gebieden aangegeven waarop partijen onderlinge samenwerking zullen aangaan. Voor al deze gebieden is de uitwisseling van informatie en kennis een belangrijk element. De uiteindelijke vorm van de samenwerking op verschillende gebieden is echter sterk afhankelijk van de wijze waarop partijen in de toekomst invulling gaan geven aan de bepalingen in deze artikelen.

Op een aantal gebieden is de rol van de overheid beperkt tot het vergemakkelijken van contacten tussen economische actoren en stimulering van onder andere innovatie en scholing. Dit geldt met name voor industriële samenwerking (artikel 17) en de samenwerking op het gebied van midden- en klein bedrijf (artikel 19).

Voor andere gebieden wordt door de overheden onderling een dialoog opgezet en samenwerking aangegaan. Het gaat hierbij vooral om de dialoog inzake technische voorschriften en conformiteitsbeoordeling (artikel 18), douane (artikel 26) en statistische samenwerking (artikel 27).

Artikel 16

In dit artikel worden met betrekking tot de samenwerking de volgende vier doelstellingen genoemd:

– versterking van institutionele capaciteit tot ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van mensenrechten;

– stimulering van sociale ontwikkeling, waarbij specifiek de eerbiediging van sociale basisrechten wordt genoemd;

– bevordering van productieve synergie, die nieuwe mogelijkheden voor handel en investeringen moet creëren;

– intensivering en verbreding van de samenwerkingsacties.

Om deze doelstellingen te realiseren wordt de economische, financiële en technische samenwerking als middel genoemd.

TITEL I: ECONOMISCHE SAMENWERKING

Artikel 17

Op grond van dit artikel zullen het bedrijfsleven en netwerken van bedrijven hun onderlinge contacten en dialoog op het gebied van industriële samenwerking intensiveren.

Artikel 18

De in dit artikel beschreven samenwerking is met name gericht op vereniging van regelgeving, het opzetten van een netwerk van instanties voor conformiteitsbeoordelingen en vergroting van de compatibiliteit van de systemen.

Artikel 19

Dit artikel voorziet in het streven naar een klimaat dat gunstig is voor de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf. De samenwerking richt zich onder meer op technische bijstand, informatie uitwisseling en het stimuleren van gezamenlijk opereren.

Artikel 20

Dit artikel voorziet in nauwere samenwerking met name gericht op versterking van de Chileense dienstensector. De in dit artikel voorgestelde activiteiten zullen in het bijzonder op het midden- en kleinbedrijf gericht zijn en dienen WTO-conform te zijn.

Artikel 21

De in het artikel genoemde informatie-uitwisseling moet bijdragen aan behoud en ontwikkeling van een aantrekkelijk en stabiel klimaat voor wederkerige particuliere investeringen. Tevens wordt aangegeven dat bilaterale investeringsbeschermingsverdragen tussen de lidstaten en Chili de wederzijdse investeringen kunnen bevorderen en beschermen.

Artikel 22

De samenwerking die in dit artikel genoemd wordt, beslaat meer gebieden. Zij zal met name door uitwisseling van informatie, overdracht van technologie en bijstand aan instellingen die zich bezighouden met het formuleren van energiebeleid, tot stand moeten komen.

Artikel 23

Ingevolge dit artikel heeft de samenwerking op transportgebied als belangrijkste doel herstructurering en modernisering van het transportsysteem van de partijen. Dit gebeurt door uitwisseling van informatie, scholingsprogramma's en technologieoverdracht.

Artikel 24

Dit artikel geeft aan dat Chili en de EU beleid zullen stimuleren en steunen dat duurzame landbouw en agrarische en rurale ontwikkeling consolideert. Informatie-uitwisseling, wetenschappelijk onderzoek en opleiding van personeel zijn voorgestelde terreinen van samenwerking.

Artikel 25

Dit artikel geeft het belang aan van nauwere samenwerking op het gebied van visserij. Die samenwerking zou mogelijk kunnen leiden tot het afsluiten van overeenkomsten inzake de visserij op volle zee.

Artikel 26

Dit artikel gaat in op de samenwerking op douanegebied. Deze samenwerking, onder meer door verlening van technische assistentie, moet met name vereenvoudiging van de douaneprocedures realiseren en rechtmatige handel bevorderen, met behoud van de mogelijkheden tot controle. Daarnaast bepaalt het artikel dat de douaneautoriteiten elkaar bijstand verlenen.

Artikel 27

De samenwerking die in dit artikel beschreven wordt, heeft voornamelijk als doel de gebruikte statistiekmethoden dichter bij elkaar te brengen, zodat op basis van wederzijds erkende grondslagen gebruik kan worden gemaakt van elkaars gegevens.

Artikel 28

In dit artikel staat centraal de bevordering van behoud en de verbetering van het milieu, alsmede voorzichtig en zuinig omgaan met natuurlijke hulpbronnen. Hierbij wordt met name aan de volgende punten aandacht besteed:

– verband tussen armoede en milieu;

– milieueffect van economische activiteiten;

– milieuproblemen en het beheer van het bodemgebruik;

– versterking van milieubeleid;

– voorlichting en educatie om betrokkenheid van burgers te vergroten.

Artikel 29

Dit artikel gaat in op de bescherming van de consument. Ten aanzien van deze bescherming moet harmonisatie van regelgeving van de partijen leiden tot het voorkomen van handelsbelemmeringen. Daarnaast zouden ontwikkeling en koppeling van systemen voor wederzijdse informatieverstrekking over gevaarlijke goederen tot stand moeten komen.

Artikel 30

In dit artikel verbinden partijen zich ertoe om de bescherming van persoonsgebonden gegevens zodanig te regelen, dat deze bescherming geen belemmering vormt voor het vrije handelsverkeer.

Artikel 31

Dit artikel bepaalt dat de partijen de uitwisseling van informatie over hun macro-economisch beleid en macro-economische trends zullen bevorderen. Daarnaast zullen zij ervaringen uitwisselen op het gebied van de coördinatie van macro-economisch beleid in de context van regionale integratie.

Artikel 32

De in dit artikel beschreven samenwerking heeft als doel intellectuele eigendomsrechten te waarborgen en te stroomlijnen, schending van dergelijke rechten te voorkomen, namaak en piraterij te bestrijden en nationale organisaties voor controle op te richten en te versterken. De samenwerking kan op de volgende activiteiten worden geconcentreerd: adviesverlening op wetgevingsgebied, adviesverlening met betrekking tot de organisatie van administratieve infrastructuur, opleiding en voorlichting voor het bedrijfsleven en voor de civiele samenleving.

Artikel 33

Dit artikel voorziet in technische bijstand voor aangelegenheden in verband met overheidsopdrachten met name op gemeentelijk niveau.

Artikel 34

De samenwerking die in dit artikel wordt behandeld, is in de vorm van projecten, onderwijs en technische bijstand. Deze moeten tot bevordering van het toerisme leiden.

Artikel 35

Dit artikel regelt de samenwerking op het gebied van de mijnbouw. De te sluiten overeenkomsten inzake informatie-uitwisseling over schone technologieën en opzetten van wetenschappelijke en technologische initiatieven moeten de samenwerking bevorderen.

TITEL II: WETENSCHAP, TECHNOLOGIE EN INFORMATIEMAATSCHAPPIJ

Artikel 36

Doel van het samenwerken dat in dit artikel wordt voorgesteld, is het opzetten van een beleidsdialoog, technologie overdracht en bevordering van innovatie. De samenwerking kan de vorm krijgen van gezamenlijke projecten, uitwisseling van onderzoekers en bijeenkomsten van wetenschappers.

Artikel 37

In dit artikel wordt het belang van informatie- en communicatietechnologie voor economische en sociale ontwikkeling onderstreept. Uitwisseling en verspreiding van kennis en nieuwe technologieën, alsmede het stimuleren van gezamenlijke projecten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie zouden aan deze ontwikkeling moeten bijdragen.

TITEL III: CULTUUR, ONDERWIJS EN AUDIOVISUELE MEDIA

Artikelen 38 tot en met 40

De aandacht in artikel 38 voor samenwerking op het gebied van scholing en onderwijs heeft de versterking van bestaande banden tussen de bevolkingen van de verdragspartijen tot doel. De aandacht gaat met name uit naar de toegankelijkheid van het onderwijs voor sociaal kwetsbare groepen.

Ingevolge artikel 39 zullen opleidingsprogramma's voor de audiovisuele sector en de media, alsmede coproductie activiteiten de samenwerking op audiovisueel moeten versterken.

Op grond van artikel 40 verbinden partijen zich om de culturele samenwerking te bevorderen.

TITEL IV: STAATSHERVORMINGEN EN OPENBAAR BESTUUR

Artikelen 41 en 42

De samenwerking die in artikel 41 wordt genoemd heeft als doel het openbaar bestuur te moderniseren en te decentraliseren. De samenwerking richt zich op verbetering van de efficiëntie binnen het juridische en institutionele kader, waarbij aandacht uitgaat naar de betrokkenheid van de civiele maatschappij.

Ingevolge artikel 42 zal op interinstitutioneel niveau een nauwere samenwerking tot stand worden gebracht. Regelmatige bijeenkomsten tussen de betrokken instellingen zullen dit moeten realiseren.

TITEL V: SAMENWERKING OP SOCIAAL GEBIED

Artikel 43

In dit artikel geven de partijen aan dat de deelname van sociale partners aan de dialoog wordt bevorderd. Dergelijke deelname zal leiden tot verbetering van de levensomstandigheden en bevordering van de integratie. De aandacht moet uitgaan naar het voorkomen van discriminatie van Chileense onderdanen dan wel onderdanen van de lidstaten die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven.

Artikel 44

Volgens artikel 44 dient de sociale ontwikkeling hand in hand te gaan met economische ontwikkeling. Het creëren van werkgelegenheid en het eerbiedigen van sociale rechten, zoals vastgelegd in verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), zijn daarbij uitgangspunt.

Artikel 45

De samenwerking op het gebied van gendervraagstukken zal volgens dit artikel moeten bijdragen aan verbetering van mogelijkheid tot gelijkwaardige deelname van mannen en vrouwen in alle sectoren van het politieke, economische, maatschappelijke en culturele leven.

TITEL VI: ANDERE SAMENWERKINGSGEBIEDEN

Artikel 46

Tijdens de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken in december 1999 is besloten dat in verdragen van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van gemengde akkoorden, een terug- en overnameclausule dient te worden opgenomen. De rechtsbasis daarvoor is artikel 63, onder 3, onderdeel b, van het EG-verdrag. Voor de terug- en overname clausule is een standaardtekst geformuleerd.

Artikel 46 is conform die standaardtekst opgesteld. Op basis van het eerste lid verplichten de partijen zich wederzijds tot het zonder verdere formaliteiten terugnemen van eigen onderdanen die zich illegaal op respectievelijk het grondgebied van Chili of op het grondgebied van een der lidstaten van de Europese Gemeenschap bevinden.

Het tweede lid verplicht de partijen tot het verstrekken van passende identiteitsdocumenten ten behoeve van terugname van eigen onderdanen.

Ingevolge het derde lid komen de partijen overeen een verdrag te sluiten over nadere specifieke verplichtingen tot overname, met inbegrip van de overname van onderdanen van andere landen en statenloze personen.

Ten aanzien van het vierde lid verbindt Chili zich ertoe om, zolang het in het derde lid genoemde verdrag niet is gesloten, een bilateraal verdrag over specifieke verplichtingen tot overname, met inbegrip van de overname van onderdanen van andere landen en statenloze personen, te sluiten met een lidstaat van de Europese Gemeenschap, indien deze lidstaat daarom verzoekt.

Het vijfde lid bepaalt dat de Associatieraad onderzoekt op welke andere wijze illegale immigratie kan worden voorkomen en gecontroleerd.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende artikel 46

In een Gemeenschappelijke Verklaring bij dit artikel wordt aangegeven dat nadere bepalingen voor de toepassing van het artikel vastgesteld zullen worden in verdragen.

Artikel 47

De partijen zullen op grond van dit artikel samenwerken om een evenwichtige en geïntegreerde benadering van de drugskwestie te garanderen. De samenwerking richt zich onder meer op het voorkomen en terugdringen van illegale productie van illegale handel in en het illegale gebruik van drugs, evenals het witwassen van de opbrengsten en het bestrijden van hiermee verband houdende criminaliteit.

Onder illegaal gebruik dient te worden verstaan alle vormen van gebruik van illegale drugs dat in termen van het op 30 maart 1961 te New York totstandgekomen Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen (Trb. 1962, 30) geen medisch of wetenschappelijk doel dient. Met het oog op het voorkomen en terugdringen van dergelijk drugsgebruik heeft Nederland evenals de andere EU-lidstaten preventie- en ontmoedigingsprogramma's. Dit beleid spoort ook met de Europese Drugsstrategie.

In de samenwerking wordt onder meer gestreefd naar projecten voor behandeling en heropname van drugsverslaafden in het maatschappelijk leven. Deze omvatten technische bijstand, onderzoeks- en opleidingsprogramma's. Ook zullen de partijen informatie uitwisselen op het gebied van witwassen en zullen zij het aannemen van richtlijnen bevorderen zoals die zijn vastgesteld door de Financial Action Task Force on money laundering. Het betreft een door de G-7 ingestelde organisatie op het gebied van bestrijding van witwassen en de strijd tegen de financiering van terrorisme.

TITEL VII: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 48

Met dit artikel erkennen de partijen de aanvullende rol en de bijdrage van de civiele samenleving in het ontwikkelingsproces en zullen actoren inlichten en betrekken. Actoren kunnen aanspraak maken op financiële middelen, mits de binnenlandse voorschriften van elke partij zulks toestaan, en kunnen deelnemen aan samenwerkingsprojecten.

Artikel 49

Volgens dit artikel zullen alle bestaande samenwerkingsinstrumenten worden ingezet om een nauwere samenwerking te bewerkstelligen tussen de partijen en de Mercosur (Mercado Común del Sur, een douane-unie in oprichting tussen Argentinië, Brazilië, Uruguay en Paraguay; Chili en Bolivia zijn geassocieerd lid). Hierbij is de bevordering van regionale integratie het doel. Activiteiten gericht op bevordering van handel en investeringen, samenwerking op milieugebied, ontwikkeling van infrastructuur en samenwerking op visserijgebied krijgen voorrang.

Artikel 50

De partijen erkennen de waarde van internationale samenwerking voor het bevorderen van rechtvaardige en duurzame ontwikkelingsprogramma's. Op grond van het artikel zal een impuls worden gegeven aan trilaterale samenwerking en programma's met derde landen op gebieden van gemeenschappelijk belang.

Artikel 51

Ingevolge dit artikel is geen enkel terrein bij voorbaat van samenwerking uitgesloten. Het Associatiecomité zal praktische mogelijkheden voor samenwerking onderzoeken.

Artikel 52

De samenwerking tussen de partijen door middel van programma's moet bijdragen aan de algemene doelstellingen van deel III van dit verdrag. Deelname van partijen als geassocieerd partner aan (kader) programma's en activiteiten wordt bevorderd voor zover voorschriften dat toelaten.

Artikel 53

In dit artikel is bepaald dat de partijen zich zullen inspannen passende middelen ter beschikking te stellen. Bovendien zullen de activiteiten van de Europese Investeringsbank in Chili worden bevorderd.

Artikel 54

In dit artikel worden de specifieke taken voor het Associatiecomité genoemd. Naast de taken vermeld in artikel 6 van het verdrag zal het comité bijstand verlenen aan de Associatieraad bij uitvoering van taken op het gebied van samenwerking en toezicht uitoefenen op de uitvoering van samenwerkingskader. Daarnaast zullen aanbevelingen worden gedaan voor strategische samenwerking en zal verslag worden uitgebracht aan de Associatieraad over toepassing en verwezenlijking van de doelstellingen.

Deel IV. HANDEL EN AANVERWANTE ZAKEN (artikelen 55 tot en met 196)

TITEL I: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikelen 55 en 56

In artikel 55 zijn de doelstellingen op het gebied van handel vastgelegd. De voornaamste zijn:

– geleidelijke wederzijdse liberalisering van handel in goederen (deze is overeenkomstig artikel XXIV over douane unies en vrijhandelszones van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 – GATT 1994; Marrakesh, 15 april 1994; Trb. 1994, 235);

– de facilitering van de handel in goederen door overeengekomen bepalingen (inzake douane, normen, technische regelgeving, procedures voor conformiteitsbeoordeling, sanitaire en fytosanitaire maatregelen en de handel in wijn en gedistilleerde dranken en gearomatiseerde dranken);

– wederzijdse liberalisering van handel in diensten (deze is overeenkomstig artikel V van de Algemene overeenkomst inzake de handel in diensten – GATS; Marrakesh, 15 april 1994; Trb. 1994, 235);

– verbetering van het onderlinge investeringsklimaat;

– liberalisering van betalingen en kapitaalverkeer;

– openstelling van markten voor overheidsopdrachten.

Essentieel bij deze doelstellingen zijn de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten, alsmede de instelling van een mechanisme voor samenwerking op gebied van mededinging en het beslechten van geschillen.

De maatregelen zullen binnen een termijn na de inwerkingtreding van het verdrag worden getoetst (zie bijvoorbeeld de artikelen 100 en 162). Het doel hiervan is om de liberalisering verder te versterken en de resterende beperkingen te verminderen of af te schaffen.

Ingevolge artikel 56 zullen geen van de bepalingen van dit verdrag een beletsel vormen voor de handhaving of instelling van douane-unies, vrijhandelszones of andere regelingen tussen een partij en derde landen, mits de rechten en plichten die uit het verdrag voortvloeien ongewijzigd blijven. Overeenkomsten tot instelling of aanpassing van bijvoorbeeld een douane-unie, komen voorafgaande aan de totstandkoming in het Associatiecomité aan de orde.

TITEL II: VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

Artikel 57

Dit artikel bepaalt dat de handel van goederen geleidelijk geliberaliseerd wordt. Daarbij zal rekening worden gehouden met de afspraken in WTO-verband over douane-unies en vrijhandelszones. De overgangsperiode begint op het moment van de inwerkingtreding van het verdrag.

HOOFDSTUK I. AFSCHAFFING VAN DOUANERECHTEN

Artikelen 58 tot en met 63

Ingevolge artikel 58 zal de afschaffing van de douanerechten van toepassing worden op producten die van oorsprong zijn uit de ene partij en uitgevoerd worden naar de andere partij. In bijlage III bij het verdrag zijn de oorsprongsregels voor producten vastgesteld die in aanmerking komen voor een preferentiële tariefbehandeling.

Het begrip douanerechten is in artikel 59 gedefinieerd. De vergoedingen en andere heffingen zullen op grond van artikel 63 beperkt dienen te blijven tot de kosten bij benadering van de verleende diensten en mogen geen indirecte bescherming van binnenlandse producten of belasting op in- of uitvoer voor fiscale doeleinden beogen.

De douanerechten zullen ingevolge het eerste lid van artikel 60 bij invoer tussen de partijen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 64 tot en met 72 worden afgeschaft. De douanerechten bij uitvoer zullen bij inwerkingtreding van dit verdrag worden afgeschaft. Uitgangspunten zijn de rechten zoals vastgelegd in de artikelen 64 tot en met 72. Het vijfde lid van artikel 60 geeft aan de bereidheid om indien de economische situatie het toelaat de douanerechten sneller af te schaffen. Een besluit terzake zal in de Associatieraad worden genomen.

Artikel 61 bevat de afspraak dat bij de inwerkingtreding van het verdrag in het handelsverkeer tussen de partijen geen nieuwe douanerechten worden ingesteld of bestaande rechten worden verhoogd. Daarnaast stelt dit artikel dat Chili het prijstranchestelsel dat middels artikel 12 van de Chileense Wet nr 18 525 is vastgelegd, voor enkele producten (levensmiddelen als suiker, meel en plantaardige oliën) mag blijven hanteren mits het de WTO-afspraken niet schaadt en mits derde landen, inclusief de landen waarmee Chili een douane-unie of een vrijhandelsovereenkomst heeft of nog sluit, niet een gunstigere behandeling dan EU-lidstaten ten deel valt. De indeling van goederen in het handelsverkeer zal, met verwijzing naar artikel 62, geschieden overeenkomstig de geldende overzicht van de Wereld Douane Organisatie.

Artikelen 64 tot en met 74

Deze artikelen hebben betrekking op het afschaffen van douanerechten op industrieproducten, vis en visserijproducten, landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten.

De invoer van Chileense industrieproducten in de Gemeenschap is voor de meeste producten vrij van rechten bij de inwerkingtreding van het verdrag. Voor enkele producten geldt een geleidelijke afbouw die tot gehele afschaffing van de rechten op 1 januari 2006 moet leiden. De invoerrechten bij invoer in Chili worden respectievelijk bij inwerkingtreding afgeschaft of geleidelijk afgebouwd, opdat douanerechten volledig zijn afgeschaft op 1 januari 2008 of op 1 januari 2010.

Ingevolge de artikelen 68 en 69 zullen de douanerechten bij de invoer van vis en visserijproducten van oorsprong uit Chili in de Gemeenschap respectievelijk (bij inwerkingtreding), binnen één, binnen vier, binnen zeven of binnen tien jaar worden afgeschaft.

Douanerechten bij invoer in Chili worden, bij inwerkingtreding van dit verdrag, voor vis en visserijproducten, vermeld in bijlage II bij het verdrag, afgeschaft. Voor enkele producten worden tariefcontigenten geopend. Dit zijn bepaalde vooraf vastgestelde hoeveelheden die kunnen worden ingevoerd tegen een lager tarief dan buiten het contingent geldt. Tariefcontingenten werden tijdens de Uruguay Ronde van 1986 tot 1994 ingevoerd om minimum markttoegang (van 5 procent) te garanderen.

Met betrekking tot de landbouwproducten en de verwerkte landbouwproducten waarop het verdrag van toepassing is, wordt in artikel 70 verwezen naar bijlage 1 bij de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.

Ingevolge de artikelen 71 en 72 worden de douanerechten voor deze producten geleidelijk afgeschaft, waarbij het doel is complete afschaffing van deze rechten voor de laatste categorie producten op 1 januari 2013.

Een uitzondering voor producten van oorsprong uit Chili betreft de groente en fruit sector, waar specifieke concessies zijn verleend voor, inter alia, tomaten en komkommers. Er zijn ook concessies verleend aan de verwerkte landbouwproducten uit Chili, zowel door middel van verlaging van tarieven, als door het openen van tariefcontingenten.

Voor producten uit de Gemeenschap worden tariefcontingenten geopend met ingang van de datum van inwerkingtreding van het verdrag. De concessies van Chili zijn onder andere te vinden in kaas.

In artikel 73 worden de voorwaarden voor maatregelen, de procedures en de mogelijke maatregelen opgesomd in het geval dat invoer van een product tot ernstige schade of verstoring van de markt voor dergelijke producten leidt of dreigt te leiden. Van ernstige schade is sprake bij een aanzienlijke algemene verslechtering van de positie van de gezamenlijke producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten.

In artikel 74 spreken de partijen af dat in het derde jaar na de inwerkingtreding van het verdrag de situatie geëvalueerd wordt met het oog op verdere liberalisering.

HOOFDSTUK II. NON-TARIFAIRE MAATREGELEN

Artikelen 75 tot en met 78

Deze artikelen zijn van toepassing op de handel in goederen tussen de partijen.

Ingevolge artikel 76 zullen bij de inwerkingtreding van het verdrag alle invoer- en uitvoerverboden en beperkingen in de onderlinge handel, andere dan douanerechten en belastingen, afgeschaft worden. Het is dan niet toegestaan nieuwe beperkingen in de handel tussen de partijen te introduceren.

Op grond van artikel 77 zullen op producten afkomstig van Chili of de EU geen hogere interne heffingen of belastingen of minder gunstige regelgeving van toepassing zijn dan die op soortgelijke binnenlandse producten. Er mogen geen kwantitatieve beperkingen gehandhaafd of opgelegd worden, die voorschrijven dat bij het mengen, be- of verwerken van producten een bepaalde hoeveelheid van de hulp- en grondstoffen van binnenlandse oorsprong moet zijn. Wel mogen in bijzondere gevallen onder voorwaarden subsidies worden toegekend aan uitsluitend binnenlandse producenten.

Wanneer in het handelsverkeer tussen de partijen antidumping plaatsvindt of subsidie wordt verstrekt die aanleiding geeft tot compenserende maatregelen, dan kunnen op grond van artikel 78 passende maatregelen genomen worden, met inachtneming van de afspraken die in de WTO zijn gemaakt.

Artikel 79

Op grond van dit artikel verbinden de partijen zich om intensief samen te werken en informatie over douanewetgeving enregelingen uit te wisselen, voorschriften en procedures die door de partijen zijn overeengekomen toe te passen, alsmede vereisten en formaliteiten te vereenvoudigen.

De handels- en douanebepalingen, en de douaneprocedures mogen geen onnodige last voor het bedrijfsleven betekenen en de bestrijding van fraude niet hinderen. Zij moeten bescherming bieden aan legitieme handel.

In het artikel wordt tot slot vastgelegd dat tijdig met het bedrijfsleven moet worden overlegd over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot wetgeving of procedures op douanegebied en dat nieuwe maatregelen (zo mogelijke elektronisch) gepubliceerd moeten worden.

Artikelen 80 tot en met 82

Artikel 80 geeft aan dat de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 (Trb. 1994, 235), met enkele uitzonderingen van toepassing is op voorschriften inzake douanewaarde voor het handelsverkeer tussen partijen.

Op grond van artikel 81 zal een commissie voor douanesamenwerking en oorsprongsregels worden ingesteld, die bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen. Deze commissie brengt verslag uit aan het Associatiecomité. Zij houdt tevens toezicht op de tenuitvoerlegging en het beheer van de artikelen 79 en 80, de bijlage II bij het verdrag en andere douanebepalingen inzake markttoegang. Daarnaast onderzoekt zij problemen in verband met douanezaken.

Met artikel 82 wordt een nieuwigheid in preferentiële overeenkomsten geïntroduceerd, die tot nu toe slechts in het Algemeen Preferentieel Stelsel voorkwam. De Gemeenschap wil met dit artikel benadrukken dat een correct gebruik van de preferentiële regelingen moet plaats vinden. De partijen kunnen derhalve de preferentiële behandeling voor een of meer producten tijdelijk opschorten indien de andere partij systematisch geen administratieve medewerking verleent. Artikel 82 bevat een nadere uitleg van het begrip «systematisch niet verlenen van medewerking».

Artikelen 83 tot en met 88

Afdeling 4 bevat bepalingen over normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures. Hierbij wordt beoogd de handel in goederen te vergemakkelijken en te intensiveren door het afschaffen van onnodige handelsbelemmeringen.

Ingevolge artikel 83 zullen de partijen de eigen wettelijke mogelijkheden en het beginsel van non-discriminatie dat in de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235), in acht nemen.

De artikelen 84, 85 en 86 hebben betrekking op het toepassingsgebied, definities en basisrechten enverplichtingen. Deze bepalingen zijn van toepassing op normen, technische voorschriften en conformiteitbeoordelingsprocedures, zoals deze gedefinieerd zijn in de voornoemde WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen. Zij zijn ook van toepassing op handel in goederen. Voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen en voor overheidsaanbestedingen gelden andere bepalingen (zie onder meer artikel 89).

De partijen bevestigen in artikel 86 hun rechten en verplichtingen op grond van de genoemde WTO-overeenkomst en zullen deze volledig ten uitvoer leggen.

De partijen zullen op grond van artikel 87 intensief samenwerken op het gebied van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures om de toegang tot elkaars markten te vergemakkelijken. De partijen streven uiteindelijk, middels samenwerking, onder meer naar:

– totstandkoming van gemeenschappelijke standpunten over goede regelgevingpraktijken;

– compatibiliteit en/of gelijkwaardigheid van wederzijdse technische voorschriften, normen en conformiteitbeoordelingsprocedures;

– bevordering en aanmoediging van samenwerking in internationale organisaties en versterking van internationale normen als basis voor technische voorschriften.

Er zal een commissie voor normen, technische voorschriften en conformiteit-beoordelingsprocedures worden ingesteld. Ingevolge artikel 88 zal die commissie bestaan uit vertegenwoordigers van de partijen. De commissie brengt verslag uit aan het Associatiecomité en houdt toezicht op tenuitvoerlegging van de bepalingen over normen, technische voorschriften en conformiteitprocedures. Zij is tevens forum voor discussie en informatie-uitwisseling.

Artikel 89

Dit artikel behandelt de sanitaire en fytosanitaire maatregelen. Het doel is de handel in dieren en dierlijke producten, planten, plantaardige producten en andere goederen tussen de Gemeenschap en Chili te vergemakkelijken, zonder daarbij de volks-, dier- en plantgezondheid in gevaar te brengen.

Het tweede lid van artikel 89 geeft aan dat de Gemeenschap en Chili een Overeenkomst hebben gesloten inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen van toepassing op de handel in dieren en dierlijke producten, planten, plantaardige producten en andere goederen alsmede dierenwelzijn. De tekst van die Overeenkomst is opgenomen in bijlage IV bij het associatieverdrag. Deze Overeenkomst bouwt voort op de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen en behandelt daarnaast dierenwelzijn.

Artikel 90

Dit artikel verwijst naar de in de bijlagen V en VI bij het verdrag opgenomen Overeenkomst inzake de handel in wijn en de Overeenkomst inzake de handel in gedistilleerde en gearomatiseerde dranken. Op grond van deze verdragen wordt op basis van non-discriminatoire maatregelen en wederkerigheid de handel in wijnen en gedistilleerde dranken, die in Chili en in de Gemeenschap geproduceerd worden, bevorderd en vergemakkelijkt.

HOOFDSTUK III. UITZONDERINGEN

Artikelen 91 tot en met 93

Artikel 91 bevat een bepaling die vergelijkbaar is met artikel 30 van het EG-Verdrag. De bewoordingen ervan zijn op nagenoeg letterlijk gevolgd. De bepaling vormt een uitzondering op het verbod van kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking op het goederenverkeer tussen Chili en de Unie. Aan de mogelijke uitzonderingsgronden die in artikel 30 van het EG-Verdrag worden genoemd, is onder andere toegevoegd de mogelijkheid om de invoer of uitvoer te beperken op grond van regelingen met betrekking tot goud of zilver. Overigens zijn ook de bepalingen van artikel XX van de GATT, waarin de uitzonderingen voor liberalisering van handel in goederen zijn vastgelegd, van toepassing in de betrekkingen tussen beide partijen.

Artikel 92 bevat een verwijzing naar artikel XIX van de GATT en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen (Marrakesh, 15 april 1994; Trb. 1994, 235). Ingevolge die regels mogen WTO-leden maatregelen nemen wanneer zich de onvoorziene en uitzonderlijke situatie voordoet dat een product in zulke grote hoeveelheden op hun markt wordt ingevoerd, of onder zulke voorwaarden dat de binnenlandse producenten hierdoor worden bedreigd. Deze maatregelen houden in dat een land (gunstige) tariefconcessies mag intrekken voor zolang als nodig is om het evenwicht op de markt te herstellen of de verplichtingen onder de WTO-regels tijdelijk mag opschorten. Het artikel voegt eraan toe dat, als een dergelijke situatie zich zou voordoen, Chili en de Unie onmiddellijk moeten overgaan tot consultaties in het Associatiecomité. Inmiddels kunnen partijen op grond van het vijfde lid maatregelen uit artikel XIX van de GATT en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen. Hierbij verplicht het associatieverdrag partijen om te kiezen voor die maatregelen die de doelstellingen van het associatieverdrag het minst doorkruisen (zesde lid). Eenmaal vastgesteld, dienen de maatregelen onmiddellijk aan het Associatiecomité te worden meegedeeld en vormen zij het onderwerp van periodieke consultatie, met als doel het zo spoedig mogelijk weer opheffen van de maatregelen (negende lid).

Artikel 93 voorziet in een tekortclausule die het mogelijk maakt om passende maatregelen te treffen indien op de markt van een van beide partijen een voorzieningstekort van levensmiddelen of andere essentiële producten zou ontstaan.

TITEL III: HANDEL IN DIENSTEN EN VESTIGING

Artikelen 94 tot en met 96

Artikel 94 geeft aan dat het onderlinge investeringsklimaat en met name de voorwaarden voor vestiging wordt verbeterd. In de artikelen 95 en 96 worden de begrippen gedefinieerd en de verschillende vormen van dienstverlening toegelicht. Dienstensectoren die buiten de bepalingen vallen zijn: financiële diensten, audiovisuele diensten, nationale maritieme cabotage en luchtvervoerdiensten.

Artikel 97

In dit artikel wordt bepaald dat elke partij diensten en dienstverleners van de andere partij geen ongunstiger behandeling geeft dan als voorzien in de bij het verdrag behorende lijst van specifieke verbintenissen (zie artikel 99). Wanneer verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan mogen door een partij geen maatregelen worden genomen of gehandhaafd in de vorm van beperkende quota, monopolies of de eis van een onderzoek naar economische noodzaak.

Artikelen 98 en 99

In artikel 98 is vastgelegd dat iedere partij in de sectoren die in haar lijst van specifieke verbintenissen zijn opgenomen diensten en dienstverleners van de andere partij niet minder gunstig behandelt dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners.

Artikel 99 verwijst naar Bijlage VII die de lijst van specifieke verbintenissen op het gebied van diensten bevat. Die lijst geeft voor iedere sector de voorwaarden en beperkingen voor markttoegang weer, de voorwaarden en kwalificaties voor nationale behandeling en overige verplichtingen.

Artikelen 102 en 103

Deze artikelen hebben tot doel te voorkomen dat maatregelen in verband met procedures voor vergunningen en certificering van dienstverleners onnodige handelsbelemmeringen opwerpen.

Artikel 104

Op basis van dit artikel wordt het onderlinge elektronische handelsverkeer bevorderd. De samenwerking gaat in op problemen die dergelijke handel met zich meebrengt als het gaat om markttoegang en regelgeving.

Artikelen 106 en 107

Deze artikelen bevatten het toepassingsbereik en definities van toepassing op liberalisering van vervoer over zee. Onder vervoer over zee worden ook scheepvaartmaatschappijen verstaan die buiten de Gemeenschap of Chili zijn gevestigd en onder zeggenschap staan van onderdanen van een lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk van Chili, mits de vaartuigen rechtsgeldig geregistreerd zijn en de vlag van een lidstaat of van Chili voeren.

Artikel 108

De partijen blijven het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markt voor zeevervoer op commerciële en non-discriminatoire grondslag toepassen.

Voor toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen gelden beperkingen met betrekking tot het opnemen van bepalingen over vrachtverdeling.

Partijen verplichten zich alle eenzijdige maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende invloed kunnen hebben op vrij verlenen van diensten in het internationale vervoer over zee.

Artikel 109 tot en met 115

Deze artikelen leggen bepalingen vast voor telecommunicatiediensten. Belangrijkste punten van verplichtingen zijn: de regelgevende autoriteiten voor telecommunicatiediensten moeten gescheiden zijn van leveranciers van basis telecommunicatiediensten en de autoriteiten mogen geen verantwoording hoeven af te leggen aan de leveranciers. Besluiten van de autoriteit zijn non-discriminatoir. De wijze waarop vergunningen worden verleend moet helder en transparant zijn.

Artikelen 116 en 117

Deze artikelen definiëren de begrippen met betrekking tot financiële diensten en omschrijven de verschillende vormen van financiële dienstverlening. Overheidsopdrachten en subsidies vallen niet onder de bepalingen in dit hoofdstuk. Deze onderwerpen worden geregeld in titel IV (Overheidsopdrachten).

Daarnaast vallen activiteiten van de centrale bank of monetaire autoriteit, activiteiten in het kader van een wettelijk stelsel van sociale zekerheid of algemene ouderdomsvoorziening en andere door openbare instantie ondernomen activiteiten voor rekening van of met middelen van de overheid niet onder dit hoofdstuk.

Artikel 118

In dit artikel wordt bepaald dat elke partij diensten en dienstverleners van de andere partij geen ongunstiger behandeling geeft dan als voorzien in de lijst van specifieke verbintenissen. Artikel 120 verwijst naar bijlage VII met de lijst van specifieke verbintenissen op het gebied van diensten. De lijst geeft voor iedere sector de voorwaarden en beperkingen voor markttoegang weer, de voorwaarden en kwalificaties voor nationale behandeling en de overige verplichtingen.

Artikel 119

Dit artikel legt vast dat iedere partij in de financiële dienstensectoren waarin zij specifieke verbintenissen aan is gegaan diensten en dienstverleners van de andere partij niet minder gunstig behandelt dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners.

Artikel 121

Dit artikel bepaalt dat elke partij verleners van diensten van de andere partij die op haar grondgebied zijn gevestigd toestaat om nieuwe financiële diensten aan te bieden die onder het verdrag zijn toegestaan, mits invoering geen nieuwe wetgeving vereist.

Artikel 122

De partijen staan dienstverleners van de andere partij toe gegevens, met het oog op verwerking daarvan, van en naar hun grondgebied te verzenden, wanneer deze verwerking noodzakelijk is in het kader van de normale transacties. Wanneer dit om persoonsgegevens gaat, geldt de wetgeving van de partij waar vandaan de gegevens worden verzonden.

Artikel 123

Ingevolge dit artikel moeten belanghebbenden in kennis worden gesteld van de beoogde maatregelen opdat zij commentaar kunnen leveren. Daarnaast dienen financiële autoriteiten belanghebbenden in kennis te stellen van voorschriften voor aanvragen op het gebied van financiële dienstverlening.

Partijen leggen bovendien vast samen te zullen werken met het doel witwaspraktijken te bestrijden.

Artikel 124

Ingevolge dit artikel worden partijen niet verplicht vertrouwelijke informatie te verschaffen die met het openbaar belang in strijd is of die schadelijk is voor handelsbelangen van openbare of particuliere ondernemingen.

Artikel 125

Geen van de bepalingen mag de vaststelling of handhaving van redelijke maatregelen voor prudentiële doeleinden beletten, zoals bescherming van investeerders en deelnemers aan financiële markten, handhaving van veiligheid, solvabiliteit en het verzekeren van de stabiliteit van het financieel systeem.

Artikel 126

Een partij kan maatregelen van bedrijfseconomisch toezicht van de andere partij erkennen.

Artikel 127

Middels dit artikel wordt een commissie voor financiële diensten ingesteld, die bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen bij het verdrag. De speciale commissie brengt verslag uit aan het Associatiecomité en houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van de bepalingen op het gebied van financiële diensten. Zij onderzoekt tevens problemen die door een partij worden voorgelegd.

Artikel 129

In principe worden geschillen op het gebied van financiële dienstverlening geregeld als vastgelegd in titel VIII van dit deel van het verdrag; enkele uitzonderingen en specificaties worden nader toegelicht in dit artikel.

Artikelen 130 en 131

Dit hoofdstuk is van toepassing op de vestiging in alle sectoren, met uitzondering van alle dienstensectoren, ook de financiële diensten sector.

Artikel 132

Dit artikel legt vast dat iedere partij in de sectoren in bijlage X, onder voorbehoud van de in de lijst vermelde voorwaarden en kwalificaties, rechtspersonen en natuurlijke personen van de andere partij niet minder gunstig behandelt dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners.

Artikelen 133 en 134

Deze artikelen geven aan dat de partijen voorschriften voor de vestiging van rechtspersonen en natuurlijke personen mogen vaststellen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 132 van het verdrag. Partijen bevestigen bovendien de rechten en plichten die voor hen voortvloeien uit de bilaterale en multilaterale overeenkomsten waarbij zij partij zijn.

Voorts bepaalt het artikel 134 dat de partijen drie jaar na inwerkingtreding van het verdrag het juridische raamwerk betreffende investeringen, het investeringsklimaat en de investeringsstromen opnieuw zullen bekijken met het oog op verdere liberalisering.

Artikel 135

De bepalingen van artikel XX van de GATT en artikel XIV van de GATS zijn van toepassing in de betrekkingen tussen beide partijen. Deze artikelen leggen de uitzonderingen vast voor de liberalisering van de handel in diensten en vestiging.

TITEL IV: OVERHEIDSOPDRACHTEN

Artikel 136, 137 en 138

In deze artikelen wordt vastgelegd dat partijen toe zullen zien op effectieve wederzijdse openstelling van hun markten voor overheidsopdrachten. Voorwaarden voor openstelling van de opdrachten zijn in de bijlagen XI, XII en XIII vastgelegd.

Uitzonderingen vormen onder meer opdrachten die krachtens internationale overeenkomsten of verdragen op specifieke terreinen (onder andere levering van strijdkrachten) worden geplaatst en overheidsopdrachten in het kader van bijstands- of samenwerkingsprogramma's.

Artikelen 139 en 140

Partijen leggen vast er op toe te zien dat opdrachten op transparante, redelijke en non-discriminatoire wijze worden geplaatst, waarbij alle leveranciers gelijk behandeld worden en op objectieve wijze worden beoordeeld.

Artikel 141

Dit artikel bepaalt dat een instantie opdrachten niet in kleinere delen mag splitsen of een waardebepalingsmethode mag toepassen om de opdracht op die wijze aan de toepassing van deze titel te onttrekken. Vastgelegd wordt op welke wijze waarde bepaald moet worden.

Artikelen 142 tot en met 160

In deze artikelen zijn nadere afspraken vastgelegd inzake procedures met betrekking tot aanbesteding van overheidsopdrachten.

Artikel 161

De bepalingen uit artikel XXIII van de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten zijn van toepassing in de betrekkingen tussen de verdragspartijen. Dit artikel geeft de uitzonderingsbepalingen voor openstelling van overheidsopdrachten weer.

TITEL V: LOPENDE BETALINGEN EN KAPITAALVERKEER

Artikel 163

Partijen stellen zich tot doel het liberaliseren van lopende betalingen en kapitaalverkeer tussen de partijen. Hierbij wordt de stabiliteit van de valuta van de partijen in acht genomen.

Artikelen 164 en 165

In dit artikel worden de betalingen en kapitaalstromen die onder artikel 163 vallen nader gedefinieerd en worden enkele randvoorwaarden gesteld.

Artikel 166

In dit artikel wordt bepaald dat als betalingen en kapitaalstromen tussen de partijen serieuze problemen (dreigen te) veroorzaken voor de uitvoering van het monetaire of wisselkoersbeleid van een van de partijen, de getroffen partij noodzakelijke beschermingsmaatregelen mag nemen. Deze maatregelen mogen voor maximaal een jaar genomen worden, en de andere partij dient hier onmiddellijk over geïnformeerd te worden.

Artikel 167

De partijen bevestigen de rechten en verplichtingen die bestaan onder andere verdragen waar zij partij bij zijn.

TITEL VI: INTELLECTUELE- EIGENDOMSRECHTEN

Artikel 168

Partijen komen overeen te zullen voorzien in doeltreffende en toereikende bescherming van intellectuele- eigendomsrechten overeenkomstig de strengste internationale normen en zien toe op handhaving zoals is voorzien in internationale verdragen.

Artikel 169

Dit artikel somt de verschillende toepassingsgebieden op, waarvan de belangrijkste: auteursrecht (inclusief op computerprogramma's en gegevensbanken), rechten in verband met octrooien, geografische aanduidingen en handelsmerken.

Artikelen 170 en 171

In artikel 170 komen de partijen overeen de verplichtingen die uit verdragen voortvloeien op doeltreffende en toereikende wijze na te blijven komen. Daarnaast komen de partijen overeen uiterlijk op 1 januari 2007 of 1 januari 2009 tot verschillende multilaterale verdragen toe te treden en andere multilaterale verdragen te bekrachtigen en de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen.

De in artikel 170 genoemde lijst van verdragen kan ingevolge artikel 171 worden uitgebreid door de Associatieraad.

TITEL VII: MEDEDINGING

Artikel 172

In dit artikel wordt overeengekomen dat partijen hun mededingingsregels in overeenstemming brengen, opdat mededingingsregels geen afbreuk doen aan de voordelen die het proces van liberalisering biedt. Teneinde verstoringen of beperkingen van mededinging te voorkomen zullen partijen bijzonder aandacht besteden aan concurrentieverstorende overeenkomsten, onderling afgestemde feitelijke gedragingen en misbruik van machtsposities. Partijen zullen bij tenuitvoerlegging van concurrentiewetgeving samenwerken en coördineren.

Artikel 173

Dit artikel geeft de definities van de begrippen mededingingswetgeving, mededingingsautoriteit en van rechtshandhavingsactiviteiten.

Artikel 174 tot en met 176

Beide partijen komen in deze artikelen procedures overeen bij rechtshandhavingsactiviteiten.

Artikel 177

Dit artikel legt de afspraken over informatie-uitwisseling en vertrouwelijkheid vast. Bovendien wordt afgesproken dat de partijen op jaarbasis informatie uitwisselen over overheidssteun met, indien mogelijk, een specificatie per sector.

Artikel 178

De partijen kunnen elkaar technische bijstand verlenen om ervaring te delen.

Artikel 179

In dit artikel wordt bepaald dat partijen conform eigen wetgeving nog na inwerkingtreding van het verdrag monopolies kunnen toewijzen aan ondernemingen. Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend zal het Associatiecomité er op toezien dat geen regels worden vastgelegd die de handel zodanig verstoren dat de belangen van de partijen daardoor worden geschaad.

Artikel 180

Geen van beide partijen kan voor geschillen die ontstaan op het toepassingsgebied van deze titel een beroep doen op de procedures voor geschillenbeslechting zoals in het verdrag opgenomen.

TITEL VIII: GESCHILLENBESLECHTING

Artikelen 181 en 182

Doel van deze artikelen is het vermijden en beslechten van geschillen en het vinden van wederzijds aanvaardbare oplossingen voor problemen voortvloeiend uit de interpretatie en toepassing van dit deel van de overeenkomst.

Artikel 183

Partijen zullen zo veel mogelijk streven naar overeenstemming over de interpretatie van de tekst en zullen door middel van samenwerking en overleg onderlinge geschillen trachten te vermijden. Bij problemen kan iedere partij verzoeken om overleg in het Associatiecomité. De procedure-afspraken daarover zijn in dit artikel vastgelegd.

Artikel 184 tot en met 188

Wanneer de kwestie niet in het Associatiecomité wordt opgelost kan de klagende partij schriftelijk om instelling van een arbitragepanel verzoeken. Het arbitragepanel bestaat uit drie scheidsrechters. De landen stellen een lijst op van ten minste vijftien personen die als scheidsrechter op kunnen treden.

Het arbitragepanel legt zijn uitspraak in beginsel uiterlijk drie maanden na instelling voor aan de partijen en aan het Associatiecomité. De uitspraak is definitief en wordt openbaar gemaakt. Artikel 187 legt deze procedure vast en geeft onder meer aan wat deze uitspraak vermeldt. Het arbitragepanel interpreteert de bepalingen van deze overeenkomst volgens internationaal recht.

De procedures voor te treffen maatregelen zijn in artikel 188 van het verdrag vastgelegd.

Artikel 189

Dit artikel legt de afspraken vast rondom wijziging van procedures en de zittingen van het arbitragepanel en de mogelijkheid voor partijen om zich te kunnen beroepen op de Overeenkomst tot oprichting van de WTO. In bijlage XV van het verdrag zijn de standaard- en procedureregels vastgelegd.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende artikel 189, derde lid

In de Gemeenschappelijke Verklaring geven de partijen aan dat, indien de arbitragepanels in WTO-verband worden toegepast, de desbetreffende procedures openbaar worden.

TITEL IX: TRANSPARANTIE

Artikelen 190, 191 en 192

De partijen zullen ter vergemakkelijking van de communicatie over de onder dit deel van het verdrag vallende handelsaangelegenheden een contactpunt instellen. Op verzoek zal een partij informatie verstrekken over maatregelen die aanzienlijke gevolgen zouden kunnen hebben voor de werking van de handelsliberalisatie.

TITEL X: SPECIFIEKE TAKEN OP HANDELSGEBIED VAN DE BIJ DEZE OVEREENKOMST INGESTELDE ORGANEN

Artikel 193

Het Associatiecomité heeft op handelsgebied in het bijzonder de volgende taken: het toezicht houden op de tenuitvoerlegging, het beoordelen van resultaten, het beslechten van geschillen en het verlenen van bijstand aan de Associatieraad bij het uitvoeren van zijn taken op het gebied van handel.

TITEL XI: UITZONDERINGEN BETREFFENDE DE HANDEL

Artikel 194

Geen bepaling kan zo worden uitgelegd dat zij een partij verplicht gegevens te verstrekken waarvan openbaring in strijd wordt geacht met de wezenlijke veiligheidsbelangen, een partij belet maatregelen te nemen ter bescherming van de wezenlijke veiligheidsbelangen of een partij belet maatregelen te nemen tot handhaving van de internationale vrede en veiligheid voortkomend uit de verplichtingen krachtens het VN/ Handvest. Artikel 203 legt vast dat bepalingen van dit artikel van toepassing zijn op het gehele verdrag.

Artikel 195

Dit artikel bepaalt dat indien een partij serieuze betalingsbalansproblemen heeft (of deze dreigen op te treden) er handels- en kapitaalstroom beperkende maatregelen genomen of aangehouden mogen worden. De beperkende maatregelen zouden conform de relevante bepalingen in WTO-verdragen en statuten van het Internationaal Monetair Fonds moeten zijn.

De partij die maatregelen als bedoeld in dit artikel neemt, zal de andere partij spoedig informeren alsmede consulteren met het Associatiecomité. Deze consultatie is erop gericht om de betalingsbalanssituatie van de partij te beoordelen en te bepalen of de genomen maatregelen in overeenstemming zijn met de leden van dit artikel.

Artikel 196

Dit artikel bepaalt dat geen enkele bepaling uit dit deel van het verdrag zo kan worden uitgelegd, dat een partij bij de toepassing van de relevante bepalingen uit de voor die partij geldende fiscale wetgeving geen onderscheid zou mogen maken tussen belastingplichtigen die zich niet in dezelfde situatie bevinden. Daarnaast staat het verdrag niet in de weg voor het invoeren van regelgeving ter voorkoming van belastingontwijking of -misbruik.

Dit deel van het verdrag heeft geen invloed op de rechten en verplichtingen van een partij die voortvloeien uit belastingverdragen. Meer in concreto betekent dit dat er geen «most favourite nation clause» van toepassing is. Indien er een discrepantie bestaat tussen een belastingverdrag en bepalingen uit het onderhavige verdrag, dan prevaleert het belastingverdrag boven dit verdrag.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende artikel 196

In de Gemeenschappelijke Verklaring bij dit artikel wordt aangegeven dat artikel 196 eveneens de belastingvrijstelling genoemd in artikel XIV van de GATS omvat.

Deel V. SLOTBEPALINGEN (artikelen 197 tot en met 206)

Dit deel bevat de gebruikelijke bepalingen over de naleving van het verdrag, een definitie van partijen, de looptijd (onbeperkt) van het verdrag, en de werktalen waarin het verdrag wordt opgesteld.

Artikel 198 bepaalt dat het verdrag in werking treedt op de eerste dag van de tweede maand nadat beide partijen het verdrag hebben geratificeerd. Voor de Unie geldt dat alle lidstaten dienen te ratificeren nadat zij hun eigen parlementaire goedkeuringsprocedure hebben voltooid.

Het verdrag voorziet in een voorlopige inwerkingtreding van enkele artikelen nadat de Europese Gemeenschap en Chili elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de goedkeuringsprocedures. De artikelen die in het derde lid van artikel 198 worden genoemd, vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.

Ingevolge het vijfde lid van artikel 198 zal het associatieverdrag vanaf de datum van inwerkingtreding de Kaderovereenkomst van 1996 vervangen. Die Kaderovereenkomst bevat een Protocol betreffende wederzijdse bijstand in douanezaken tussen de douaneautoriteiten dat op 13 juni 2001 tot stand is gekomen (PbEG 2001, L 167). Het vijfde lid bepaalt tevens dat het Protocol van kracht blijft en een integrerend onderdeel van het associatieverdrag wordt.

4. Koninkrijkspositie

Evenals de eerdere samenwerkingsverdragen van de EU met derde landen en de Kaderovereenkomst van 1996 zal het onderhavige verdrag voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

A. Nicolaï


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven