nr. 299a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 maart
2003 en het nader rapport d.d. 14 augustus 2003, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 27 januari 2003, no. 03.000282, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister
van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het Aanvullend Protocol nr. 7 bij de Herziene Rijnvaartakte;
Straatsburg, 27 november 2002, met toelichtende nota.
Het Aanvullend Protocol nr. 7 bij de Herziene Rijnvaartakte heeft
tot doel de harmonisatie van de technische voorschriften op Europees niveau
en de vereenvoudiging van de verplichtingen op het terrein van scheeps- en
schipperspatenten (hierna: scheepsattesten respectievelijk vaarbewijzen) te
bewerkstelligen. Het voorziet in de bevoegdheid van de Centrale Commissie
voor de Rijnvaart (CCR) om verklaringen die terzake door andere dan de Verdragstaten,
waaronder communautaire verklaringen, zijn afgegeven te erkennen als gelijkwaardig
met de op basis van de Herziene Rijnvaartakte afgegeven attesten, met inachtneming
van de voor de Rijnvaart geldende veiligheidsstandaarden.
Dit protocol moet gezien worden als de pendant van de regeling in richtlijn
nr. 82/714/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 oktober
1982 tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenschepen (PbEG L 301)
(hierna: de richtlijn) waarin volgens de toelichtende nota het Rijnscheepsattest
als geldig voor de vaart op alle communautaire binnenwaterwegen wordt erkend.
Omgekeerd is het communautaire scheepsattest echter nog niet geldig voor de
vaart op de Rijn.
Over de verhouding tussen de richtlijn en dit aanvullend protocol heeft
de Raad van State de volgende opmerkingen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 januari
15 januari 2003, no. 03.000282, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State
zijn advies inzake het bovenvermelde Aanvullend Protocol rechtstreeks aan
mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 maart 2003, nr. W09.03.0027/V,
bied ik U hierbij aan.
1. Het Rijnscheepsattest is, anders dan in de toelichtende nota wordt
verondersteld, niet zonder meer geldig voor andere communautaire binnenwaterwegen
dan de Rijn. In artikel 4, tweede lid, van de richtlijn wordt geregeld
in welke gevallen een communautair aanvullend attest noodzakelijk is. De toelichtende
nota behoeft derhalve nuancering.
1. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad van State is de toelichtende
nota aangevuld.
2. Verder heeft de bij dit protocol in artikel 23 van de Herziene Rijnvaartakte
ingevoerde erkenningsregeling (artikel II) een ruimere reikwijdte dan voor
de erkenning van communautaire scheepsattesten nodig is:
– In de toelichtende nota wordt uiteengezet dat in het Aanvullend
Protocol de CCR de bevoegdheid is gegeven om ook scheepsattesten van niet
tot de Europese Unie (EU) behorende landen te erkennen, mocht de voortschrijdende
harmonisatie van de binnenvaartregelgeving op het pan-Europese vlak daartoe
aanleiding geven.
– Bovendien geeft het Aanvullend Protocol de CCR de bevoegdheid
niet alleen scheepsattesten, maar ook vaarbewijzen van communautaire of andere
herkomst te erkennen. Dit om te voorkomen dat de Herziene Rijnvaartakte opnieuw
zou moeten worden gewijzigd, wanneer ook aan een dergelijke erkenning behoefte
zou bestaan.
Wanneer de CCR van deze ruime erkenningsbevoegdheid gebruik maakt om scheepsattesten
van niet tot de EU behorende landen voor de Rijnvaart te erkennen, ligt het
naar de mening van de Raad in de rede dat zij die erkenningen afstemt op de
communautaire attesten die ingevolge artikel 3 van de richtlijn worden afgegeven
voor schepen van binnen en buiten de EU voor het varen op andere wateren,
waaronder de Donau. Anders zou bijvoorbeeld een schipper van buiten de EU
die achtereenvolgens de Donau, het Main-Donaukanaal, de Main en de Rijn bevaart,
geconfronteerd kunnen worden met van elkaar verschillende regimes voor scheepsattesten.
Hetzelfde geldt voor de erkenning door de CCR van vaarbewijzen uit die landen
en de regels die daarvoor op communautaire binnenwaterwegen gelden. De Raad
adviseert hierop in te gaan in de toelichtende nota.
2. Conform het advies van de Raad van State is de toelichtende nota aangevuld.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Aanvullend
Protocol wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, verzoeken
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het Aanvullend Protocol
vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. G. de Hoop Scheffer