29 026
Technische Herstelwet 2003

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VOOR HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING, ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I VOORSTEL VAN WET

Artikel I, onderdeel C, tweede lid, luidde oorspronkelijk als volgt:

12. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder woning mede verstaan: een woonboot en een woonwagen, alsmede de aanhorigheden van een woning, woonboot en woonwagen.

Artikel I, onderdeel E, tweede lid, luidde oorspronkelijk als volgt:

E. Artikel 3.19, vijfde lid, komt te luiden:

5. Voor de toepassing van dit artikel:

a. wordt onder woning mede verstaan: een woonboot en een woonwagen;

b. blijft onder woning begrepen een werkruimte waarvan de kosten en lasten, indien die werkruimte niet tot het ondernemingsvermogen zou behoren, ingevolge artikel 3.16, eerste lid, niet in aftrek zouden komen.

Artikel I, onderdeel F, tweede lid, luidde oorspronkelijk als volgt:

2. Aan het artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, dat komt te luiden:

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder woning mede verstaan: een woonboot en een woonwagen, alsmede de aanhorigheden van een woning, woonboot en woonwagen.

Het huidige artikel III, onderdelen C en D, ontbraken oorspronkelijk.

Artikel IV, onderdeel A, eerste lid, luidde oorspronkelijk als volgt:

1. Aan artikel 10, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat komt te luiden:

i. kosten en lasten die verband houden met een werkruimte, de inrichting daaronder begrepen, ten behoeve van een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4, uitgezonderd de artikelen 4.10 en 4.11, van de Wet inkomstenbelasting 2001 in de belastingplichtige heeft, of van een daarmee verbonden persoon als bedoeld in artikel 3.92 van die wet, in zijn woning die niet tot het vermogen van een onderneming of tot het resultaat uit een werkzaamheid behoort, tenzij de werkruimte een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van de woning vormt en:

1°. ingeval bedoeld persoon tevens een werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij zijn belastbaar loon hoofdzakelijk in de werkruimte in die woning verwerft, of

2°. ingeval bedoeld persoon niet tevens een werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij zijn belastbaar loon hoofdzakelijk in of vanuit de werkruimte in die woning verwerft en in belangrijke mate in de werkruimte in die woning verwerft.

Artikel VII, onderdeel A, tweede lid, tweede volzin, luidde oorspronkelijk als volgt:

Herziening vindt alleen plaats indien de rechtshandeling niet onherroepelijk was ten tijde van de aanwijzing als massaal bezwaar en de onjuiste beantwoording van de rechtsvraag bij het verrichten van de rechtshandeling de inspecteur ter kennis is gekomen binnen vijf jaren na de in de eerste volzin bedoelde uitspraak.

Artikel VII, onderdeel C, luidde oorspronkelijk als volgt:

C. In artikel 30i, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 19b, eerste lid, of tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, of zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Voorts wordt «de aanspraak ingevolge een pensioenregeling» vervangen door: de aanspraak ingevolge een pensioenregeling of de aanspraak op periodieke uitkeringen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel VII, onderdeel D, luidde oorspronkelijk als volgt:

D. Artikel 68, eerste lid, onderdeel c, komt als volgt te luiden:

c. de artikelen 28, 29, 35d, 35e, 35k, 35l en 35m van de Wet op de loonbelasting 1964;.

Het huidige artikel XV ontbrak oorspronkelijk.

Artikel XVI en artikel XVII waren oorspronkelijk artikel XV en artikel XVI.

Het oorspronkelijke artikel XVI, tweede, vierde en vijfde lid, van het bij de Raad ingediende wetsvoorstel luidde oorspronkelijk:

2. Artikel II, onderdelen C en D, werken terug tot en met 1 januari 2001.

4. Artikel II, onderdeel E, artikel III, artikel IV, onderdeel D, tweede lid en de onderdelen E, G, H en I, artikel V en artikel VI, onderdeel A, werken terug tot en met 1 januari 2003.

5. De artikelen XI, XII, XIII en XIV, werken terug tot en met 1 april 2003.

II MEMORIE VAN TOELICHTING

Aan het slot van § 3 van de toelichting is één zin toegevoegd.

Aan de toelichting van de toelichting bij artikel 3.16, eerste lid en twaalfde lid, 3.93, eerste lid, onderdeel b en derde lid, en 3.111, eerste lid en tiende lid is aan het slot een paragraaf toegevoegd.

In de toelichting bij de toelichting op artikel I, onderdeel J, is in de eerste alinea, negende zin, aangevuld en zijn twee zinnen ingevoegd. Aan het einde van de eerste alinea zijn twee zinnen toegevoegd en is tussen de eerste en tweede alinea een nieuwe alinea met twee voorbeelden ingevoegd. Voorts is de laatste zin van de laatste alinea vervallen. Tot slot zijn na de laatste alinea twee alinea's toegevoegd.

Aan de toelichting op artikel I, onderdeel O, is aan het slot de volgende zin toegevoegd:

Aan deze wijziging wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2003, omdat de fout is ontstaan als gevolg van het vervallen van de fietsaftrek per 1 januari 2003 bij Wet van 12 december 2002, Stb. 615 (Belastingplan 2003, deel I).

De oorspronkelijke tekst in de toelichting bij de toelichting op artikel II, onderdeel D, luidde als volgt:

De wijziging van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKb van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 houdt verband met de wijziging van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKac van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd. Voorgesteld wordt artikel II, onderdeel D, mede gelet op het begunstigende karakter, terugwerkende kracht te verlenen tot en met 1 januari 2001.

In de toelichting ontbrak de toelichting op het huidige artikel III, onderdelen C en D.

Aan de toelichting van de toelichting bij artikel IV, onderdeel A, is aan het slot een paragraaf toegevoegd.

Aan de toelichting op artikel VI, onderdeel B, is aan het slot de volgende zin toegevoegd:

Aan de bepaling is terugwerkende kracht verleend tot de datum van inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht (1 januari 2003).

Aan de toelichting bij artikel VII, onderdeel C, is de toelichting op het tweede en derde lid toegevoegd.

De oorspronkelijke tekst in de toelichting bij de toelichting op artikel VII, onderdeel D, luidde als volgt:

Deze wijziging betreft op de eerste plaats het herstel van een tweetal omissies. Bij de wijzigingen van de Wet op de loonbelasting 1964 bij Wet van 14 december 2001 tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 IV – Herziening successie- en schenkingsrecht, BTW-maatregelen, artiesten- en sportersregeling, alsmede overige aanpassingen), Stb. 643 en bij de Wet van 11 december 2002, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Vervolgwijzigingen in samenhang met de Belastingherziening 2001), Stb. 613 is ten onrechte artikel 68 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet aangepast aan respectievelijk het vervallen van het vijfde lid van artikel 35b (artikel II, onderdeel I, van eerstgenoemde wet) en het vervallen van het tweede lid van artikel 28 (artikel V, onderdeel F, van laatstgenoemde wet).

Op de tweede plaats is, ter vermijding van misverstand over de vraag of de sanctie op overtreding van artikel 68, eerste en tweede lid, ook betrekking heeft op de administratieverplichting, opgenomen in artikel 28, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964, dit onderdeel niet langer uitgesloten van artikel 68, eerste lid, onderdeel c. Het argument hiervoor was destijds dat dit een overtreding was op grond van artikel 68, tweede lid, onderdeel d.

Op de derde plaats is opgenomen de strafbaarstelling op het niet nakomen van enkele verplichtingen opgenomen in Hoofdstuk VII (belastingheffing van artiesten en beroepssporters) en Hoofdstuk VIIA (belastingheffing van buitenlandse gezelschappen) van de Wet op de loonbelasting 1964. Het gaat hierbij wat betreft de artikelen 35e, 35l en 35m om overeenkomstige verplichtingen als opgenomen in artikel 28 en wat betreft de artikelen 35d en 35k om overeenkomstige verplichtingen als opgenomen in artikel 29 van de Wet op de loonbelasting 1964. Bij de invoering van de artikelen 35e, 35l, 35m, 35d en 35k bij de hiervoor genoemde wet van 14 december 2001 is ten onrechte nagelaten deze artikelen op te nemen in de strafbaarstelling van artikel 68, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Met het alsnog opnemen van deze artikelen in laatstgenoemd artikel wordt bereikt dat voor deze overeenkomstige verplichtingen eenzelfde strafbaarstelling bestaat.

De toelichting op artikel XV ontbrak oorspronkelijk.

De bijlage is aan de memorie van toelichting toegevoegd.

Naar boven