nr. 7
AMENDEMENT VAN HET LID VAN VROONHOVEN-KOK
Ontvangen 30 oktober 2003
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
Aan onderdeel J, tweede lid, wordt toegevoegd:
Voorts wordt in de derde volzin «met een maximum van € 6097»
vervangen door: met een maximum van € 12 045. Tenslotte vervalt
de laatste volzin.
II
Onderdeel J, derde lid, wordt vervangen door:
3. In het derde lid wordt «bestaat uit het gezamenlijke bedrag van»
vervangen door: bestaat voor de toepassing van het eerste lid uit het gezamenlijke
bedrag in het voorafgaande kalenderjaar van, en voor de toepassing van het
tweede lid uit het gezamenlijke bedrag in het kalenderjaar zelf van.
III
In onderdeel J wordt na het vijfde lid een lid toegevoegd, luidende:
6. Onder vernummering van het vijfde lid in zesde lid, wordt na het vierde
lid een lid ingevoegd, luidende:
5. Indien de belastingplichtige in het kalenderjaar een onderneming –
of een gedeelte daarvan – waaruit hij als ondernemer winst geniet staakt,
wordt op bij zijn aangifte gedaan verzoek in afwijking van de voorgaande leden
voor de berekening van hetgeen in het kalenderjaar aan lijfrentepremies in
aanmerking kan worden genomen, niet uitgegaan van de voor die berekening relevante
gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, maar die van het kalenderjaar
zelf.
IV
In onderdeel K, eerste lid, wordt in het voorgestelde tweede lid, onderdeel
b, van artikel 3 130 «als bedoeld in de artikelen 3 128 en
3. 129» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 3 127, vijfde
lid, 3 128 en 3 129.
Toelichting
In de Technische Herstelwet 2003 krijgt het amendement Van Vroonhoven-Kok
(kamerstuk nr. 28 607, nr. 15) een nadere uitwerking. Met ingang van
2003 moet bij de berekening van de jaarruimte de zogenaamde factor A van het
voorafgaande jaar in aanmerking worden genomen. Belastingplichtigen krijgen
zo meer tijd om hun pensioengat te berekenen en eventuele aanvullende maatregelen
te nemen. In het verlengde hiervan zal ingevolge het voorliggende wetsvoorstel
bij de berekening voortaan ook moeten worden uitgegaan van de inkomensgegevens
en de (per saldo) dotatie aan de oudedagsreserve van het voorafgaande jaar.
De bedoeling achter beide wijzigingen is het vergemakkelijken van de berekening
van de jaarruimte.
In tegenstelling tot wat in het oorspronkelijke amendement was voorzien,
brengt het onderhavige voorstel mee dat belastingplichtigen met een wisselend
inkomen hiervan nadeel zullen ondervinden. Het amendement is erop gericht
dit nadeel zoveel mogelijk weg te nemen door de toegankelijkheid van de reserveringsregeling
(inhaalruimte) langs twee wegen te vergroten. Onderdeel I van het amendement
doet dit door geen onderscheid meer te maken tussen belastingplichtigen van
jonger dan 55 jaar en belastingplichtigen van 55 jaar en ouder. Het amendement
stelt het maximum bedrag van de reserveringsregeling voor elke belastingplichtige
op het bedrag dat bij de bestaande wetgeving geldt voor belastingplichtigen
van 55 jaar en ouder. Met dit amendement wordt de inhaalruimte voor belastingplichtigen
van jonger dan 55 jaar vergroot. Door het vervallen van de leeftijdsgrens
van 55 jaar wordt de regeling tevens eenvoudiger.
Onderdeel II van het amendement vergroot de toegankelijkheid van de inhaalruimte
door voor de bepaling van de premiegrondslag uit te gaan van de inkomensgegevens
van het kalenderjaar zelf (in plaats van het voorafgaande kalenderjaar).
Een bijzonder geval van een wisseling in de hoogte van het inkomen doet
zich voor bij staking van een onderneming. Voor dat geval wordt in onderdeel
III voorgesteld om op de systematiek van de jaarruimte een uitzondering te
maken, in die zin, dat deze ondernemer naar keuze de premiegrondslag van het
jaar van staken (kalenderjaar) dan wel die van het voorafgaande jaar kan gebruiken.
Voor het geval wordt gekozen voor de premiegrondslag in het jaar van staken
wordt de terugwentelingstermijn van drie maanden verlengd tot zes maanden
(onderdeel IV van het amendement). Voor de toepassing van de specifieke ondernemersfaciliteiten
van de artikelen 3 128 en 3 129 Wet IB 2001 geldt overigens ook
(al) een zesmaandstermijn.
Van Vroonhoven-Kok