29 025
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (fraude niet-chartaal geldverkeer)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL EN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I VOORSTEL VAN WET

1. In Artikel I was een onderdeel F opgenomen, dat luidde:

«F

Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 326d

Hij die, met het oogmerk zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een technische ingreep binnendringt in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, of in een deel daarvan, dan wel gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen, verandert, wist, dan wel andere gegevens daaraan toevoegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.»

II MEMORIE VAN TOELICHTING

1. De eerste zin van het algemeen deel, inleiding luidde:

«Bij besluit van de Europese Raad van 28 mei 2001 is aangenomen het kaderbesluit betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (PbEG L 149).»

2. In paragraaf 2.2. luidde het vierde tekstblok vanaf de tweede alinea als volgt:

«In artikel 350a van het Wetboek van Strafrecht is strafbaar gesteld het onrechtmatig invoeren, wijzigen, wissen, onbruikbaar of ontoegankelijk maken van computergegevens. In artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht is strafbaar gesteld het opzettelijk wederrechtelijk binnendringen in een computer, waarbij de beveiliging wordt doorbroken of de toegang wordt verworven door een technische ingreep, met behulp van valse signalen of een valse sleutel of door het aannemen van een valse hoedanigheid.

Over het algemeen zullen de gedragingen omschreven in artikel 3 van het Kaderbesluit een strafbaar feit opleveren onder artikel 350a, al dan niet in combinatie met artikel 138a, van het Wetboek van Strafrecht. Het in het kaderbesluit opgenomen element, dat het onrechtmatig ingrijpen in de werking van een computerprogramma of -systeem moet plaatsvinden met het oogmerk om zichzelf of een ander economisch voordeel te verschaffen, is in deze artikelen voor de strafbaarheid niet relevant.

Denkbaar is echter dat de situatie zich voordoet waarbij wordt ingegrepen in de werking van een computerprogramma of -systeem zónder dat er sprake is van vernieling, maar waarbij wel sprake is van (het oogmerk van) bevoordeling van zichzelf of een ander. Voor die gevallen waarin wordt binnengedrongen in een computer waarbij geen sprake is van vernieling, terwijl wel economisch voordeel wordt beoogd, wordt een nieuw artikel opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. In het nieuwe artikel 326d wordt strafbaar gesteld het ingrijpen in een computer met het oogmerk om zichzelf of een ander te bevoordelen.»

3. In plaats van de laatste drie zinnen aan het slot van de toelichting op onderdeel D was de volgende zin opgenomen:

«Voor de verhoging van de strafmaat van artikel 234 van het Wetboek van Strafrecht is aansluiting gezocht bij artikel 214 van het Wetboek van Strafrecht.»

4. Na de toelichting op onderdeel E volgde een toelichting op onderdeel F, die als volgt luidde:

«F

In artikel 326d wordt strafbaar gesteld het ingrijpen in de werking van een computerprogramma- of systeem teneinde zichzelf of een ander economisch voordeel te verschaffen. Over het algemeen zal het ingrijpen in de werking van een computerprogramma of -systeem strafbaar gesteld zijn onder artikel 350a, al dan niet in combinatie met artikel 138a, van het Wetboek van Strafrecht. Denkbaar is echter dat er wordt ingegrepen in een computer zonder dat er schade wordt toegebracht of een beveiliging wordt doorbroken, maar waarbij er wel sprake is van bevoordeling van zichzelf of een ander. Het kaderbesluit stelt dat ook deze situatie strafbaar wordt gesteld. Omdat deze situatie in het Wetboek van Strafrecht niet strafbaar is gesteld, wordt er een nieuw artikel opgenomen. Dit artikel wordt opgenomen in titel XXV (Bedrog), nu bij dit strafbaar feit het oogmerk is gericht op het voor zichzelf of een ander verschaffen van economisch voordeel, en niet op vernieling van het geautomatiseerd werk. Onder een geautomatiseerd werk wordt verstaan elke inrichting die met technische middelen geschikt is gemaakt voor de opslag, verwerking of overdracht van gegevens. Hieronder vallen computers, netwerken van aan elkaar verbonden computers en geautomatiseerde inrichtingen voor telecommunicatie (Kamerstukken II 1989/90, 21 551, nr. 3, pag. 6)

Naar boven