Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29023 nr. 69 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29023 nr. 69 |
Vastgesteld 12 februari 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 14 januari 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:
– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 16 december 2008 inzake aansluitbeleid elektriciteit (29 023, nr. 65).
Van dit overleg brengt de commissie geredigeerd woordelijk verslag uit.
Voorzitter: Neppérus Griffier: Franke
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over het aansluitbeleid voor elektriciteit. De aanleiding voor dit algemeen overleg is dat de Kamer een ministeriële regeling op dit terrein heeft gestuit. Daarom wordt er eerst verder gepraat. Elk lid heeft vijf minuten spreektijd en ik zal daar streng op toezien. Ik heet de minister van Economische Zaken welkom. Ik heet ook de kijkers welkom, speciaal het publiek dat de moeite heeft genomen om naar de Kamer te komen.
Ik geef het woord aan de heer Jansen.
De heer Jansen (SP): Voorzitter. Zowel de landelijke als regionale elektriciteitsnetbeheerder moet producenten van elektriciteit op een redelijke termijn capaciteit bieden om op het net te komen. Er kunnen tijdelijke problemen optreden op het moment dat er te veel nieuwe toetreders tot het net zijn. De Kamer heeft ondubbelzinnig uitgesproken dat in die situatie duurzaam voorrang moet krijgen. Wat de SP-fractie betreft krijgt duurzaam voorrang bij aansluiten en daarna ook bij leveren.
Uit de technische briefing van gisteren bleek dat de drie grootste knelpunten op het elektriciteitsnet op dit moment zitten bij de Eemshaven, de Maasvlakte en het Westland. De problemen bij de Eemshaven en de Maasvlakte zijn van een andere aard en orde van grootte dan die in het Westland. Daar juist de energiereuzen die vervuilende kolencentrales willen bouwen de oorzaak van de opstopping. De SP-fractie is geen voorstander van de vijf nieuwe kolencentrales die dit kabinet in ons land wil toestaan. Dat staat namelijk haaks op de verduurzaming van de energieproductie. Uit de ministeriële regeling die nu voorligt, blijkt dat de minister de vervuilers ondanks capaciteitsproblemen gewoon op het elektriciteitsnet wil aansluiten en door middel van congestiemanagement de capaciteitsproblemen te lijf wil gaan.
De SP-fractie kan niet anders concluderen dan dat de energiegebruikers straks via hun transporttarieven gaan meebetalen aan het afschakelen van deze kolencentrales. Dat is absoluut niet de bedoeling. Ik ben daarom erg benieuwd naar de oorzaken van de plotselinge haast die de minister hiermee heeft. De meeste grote productie-installaties in de Eemshaven en de Maasvlakte zijn nog niet eens in aanbouw. Is het dan noodzakelijk om nu, vooruitlopend op de wet voorrang voor duurzaam die over ongeveer een jaar van kracht kan worden, dit soort overhaaste maatregelen te nemen? Waarom kiest de minister er niet voor om het huidige systeem te handhaven: nieuwe partijen kunnen worden aangesloten, maar krijgen niet per se een transportgarantie. Dat is immers het risico van het vak. Als onze kolenboeren overigens nog een paar jaar geduld hebben, zijn alle problemen opgelost door de investeringen die TenneT de komende jaren in het netwerk doet.
De heer Hessels (CDA): De heer Jansen pleit er dus voor om wel aan te sluiten, maar geen transportgarantie te geven. Geldt dit ook voor duurzame nieuwe initiatieven? Dat betekent dat zij simpelweg geen financiering zullen krijgen en dat zij er dus niet zullen komen.
De heer Jansen (SP): Ik ben mijn verhaal begonnen met te zeggen dat voor duurzame energie voorrang geldt bij zowel aansluiting als transport.
De heer Hessels (CDA): Dat onderscheid kan dus niet gemaakt worden. Daarvoor hebben wij een ministeriële regeling nodig. Volgens mij ligt die nu juist voor.
De heer Jansen (SP): Misschien is het beter als ik mijn verhaal eerst afmaak. De essentie van onze inbreng is dat wij de regeling een soort boemerang vinden. Straks wordt geld van de huishoudens in Nederland, van de klanten, gebruikt om in het kader van congestiemanagement kolencentrales af te schakelen. De essentie van ons voorstel, en volgens mij van de gehele Kamer, was dat er voorrang zou komen voor duurzame stroom zonder dat nieuwe fossiele energiecentrales ook daarvan zouden meeprofiteren.
Deze ministeriële regeling is verre van groen. Een kolencentrale afregelen is een kostbare zaak en afregelen onder de 70% is zelfs buitengewoon lastig. Een producent zal zo’n centrale dus alleen afregelen tegen een hoge prijs. Zal deze regeling dus niet in de hand werken dat straks de groenere producenten, zoals de warmtekrachtcentrales van de tuinders en de industriële wkk’s, bij congestie massaal moeten afschakelen omdat zij een lagere prijs bieden aan de netbeheerder?
Dit is geen «voorrang voor duurzaam» maar «cashen voor kolen». Wij vragen ons af waarom minister Cramer haar stem niet verheven heeft tegen dit voorstel. Is zij geconsulteerd over deze ministeriële regeling en het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam? Als dat zo is, ligt de conclusie voor de hand dat zij wederom onder de plak zit van haar CDA-vriendin.
De heer Samsom (PvdA): Ik hoorde de heer Jansen net zeggen dat windenergie massaal zal afschakelen omdat de producenten daarvan bij congestie een lagere prijs bieden.
De heer Jansen (SP): Ik had het over warmtekracht.
De heer Samsom (PvdA): En warmtekracht, oké. Het is zo dat degene die de hoogste prijs biedt, afschakelt. Ik weet niet of de heer Jansen de biedladder en het hele ingewikkelde systeem helemaal heeft doorgenomen, maar degene die de laagste prijs biedt, wordt genegeerd door TenneT. Daar hebben zij niets aan. Zij hebben hoge prijzen nodig om er niet te veel verlies op te lijden. Windmolens zullen blijven draaien, want die hebben hoge vaste kosten en lage variabele kosten. Zij zullen lage biedingen doen en waarschijnlijk zelfs helemaal niet meebieden. Zij kunnen gewoon blijven transporteren.
De heer Jansen (SP): Windmolens heb ik niet genoemd. Ik had het over warmtekrachtcentrales. Ik heb gezegd dat de kosten voor het afschakelen van kolencentrales erg hoog zijn, ook in verhouding tot warmtekrachtcentrales. Zij zullen daarom eerder uitgezet worden.
Het moge duidelijk zijn dat de SP-fractie deze ministeriële regeling daarom niet ziet zitten. Ik zou graag een voorschot willen nemen op het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam. Kan de minister aangeven of er naast voorrang voor duurzame elektriciteit bij transport ook voorrang bij aansluiting van groene elektriciteitsproducenten wordt geregeld? Zo nee, klopt het dan dat de situatie die ontstaat exact hetzelfde is als die die in de voorliggende ministeriële regeling wordt bekrachtigd? De energiegebruiker betaalt dan namelijk voor het afregelen van ongewenste kolencentrales.
De heer Hessels (CDA): Ik hoor de heer Jansen erg veel problemen opnoemen. Als ik goed geluisterd heb, hoor ik echter geen enkele oplossing voor het komende jaar. Daar zitten wij hier toch voor bij elkaar. Leidt de inbreng van de SP-fractie ertoe dat er geen ministeriële regeling komt? Regelen wij dus geen voorrang voor duurzaam op het net voor de komende anderhalf jaar?
De heer Jansen (SP): Deze ministeriële regeling lijkt ons vooral bedoeld te zijn om de investeerders in kolencentrales vertrouwen te geven om nu die investering te doen. Dat is precies het tegenovergestelde van wat wij eigenlijk zouden willen bereiken. Aan zo’n ministeriële regeling hebben wij geen behoefte.
De heer Hessels (CDA): Leidt de inbreng van de SP-fractie ertoe dat er de komende anderhalf jaar geen voorrang voor duurzaam op het net zal plaatsvinden?
De heer Jansen (SP): Tot onze verbazing komt juist uit de hoek van producenten van duurzame energie het geluid dat deze ministeriële regeling werkt als een boemerang. Deze werkt volkomen averechts. Kortom, wij zouden als Kamerfracties toch gek zijn als wij het tegenovergestelde bereiken van wat wij eigenlijk wilden?
De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie wil dat duurzame energie voorrang gaat krijgen. De grote vraag is langs welke weg wij dat het beste kunnen bereiken en welke stappen in welke volgorde genomen moeten worden. Het lijkt de fractie van de ChristenUnie het meest voor de handliggend om congestiemanagement te koppelen aan de wet voorrang voor duurzaam. Op basis van de brief van de minister van 16 december is de fractie van de ChristenUnie niet op andere gedachten gekomen. Ik proef wel duidelijk het dilemma. Door voor uitstel van de ministeriële regeling te pleiten en een behandeling in samenhang met het wetsvoorstel voor te stellen, zouden wij wellicht door een voortdurende onzekerheid over aansluiting mooie, duurzame initiatieven kunnen tegenhouden. De nadelen die de fractie van de ChristenUnie bij deze ministeriële regeling ziet, zijn groter dan de voordelen. Dat zal ik verder uitleggen.
Wij blijven twijfels houden over de gekozen koers. Had de minister, toen er schaarste aan transportcapaciteit dreigde te ontstaan, niet meteen de deur in het slot moeten gooien en moeten stoppen met aansluiten op locaties waar schaarste aan de orde is? Toen tien jaar geleden de Elektriciteitswet is opgesteld, is juist voor dit soort situaties voorzien in de mogelijkheid om de deur op slot te doen via artikel 24, lid 2. Daarin staat dat bij een al dan niet tijdelijk gebrek aan transportcapaciteit niet getransporteerd hoeft te worden door netbeheerders. De minister heeft gekozen voor een vlucht naar voren met een systeem voor congestiemanagement. Als ik de hele situatie bekijk en het voorstel afpel, kom ik tot de volgende analyse: er is nu geen congestie, wij hebben voldoende elektriciteitsproductie beschikbaar in Nederland en de voorzieningszekerheid is niet in gevaar. Er worden centrales, met name grote grijze jongens, bijgebouwd in aantrekkelijke koelwatergebieden met goede havenfaciliteiten. Daar zou iedereen wel willen zitten. Die grote grijze jongens kunnen vervolgens niet draaien omdat er congestie is. De stroom wordt dus nog steeds geproduceerd in centrales die nu ook al draaien en via congestiemanagement worden intussen wel de nieuwgebouwde centrales die niet kunnen draaien financieel schadeloos gesteld. De burger betaalt de rekening voor een centrale die niet kan draaien, terwijl de stroom op dezelfde manier wordt opgewekt als eerst het geval was. Dit noemen wij het socialiseren van het systeem. Ik kan mij voortstellen dat op korte termijn voor een klein percentage het een financieel voordeel kan opleveren als door deze regeling capaciteit beter benut kan worden. Met deze regeling ga je daar echter ver overheen. Dan ben ik benieuwd hoe het kosten-batenplaatje er uiteindelijk uit komt te zien.
Het Westland heeft laten zien dat er een vorm van congestiemanagement nodig is, maar dat dit ook zonder ministeriële regeling kan. Waarom wordt eenzelfde werkwijze niet op andere plekken in het land gehanteerd, waar zich vergelijkbare problemen voordoen? Dit is heel in het kort hoe wij de situatie beoordelen. Wij kijken uit naar een reactie van de minister.
De heer Hessels (CDA): Ik hoor mevrouw Wiegman aan de ene kant zeggen dat er nu geen congestieproblemen zijn. Aan de andere kant neem ik aan dat zij net als ik van bijvoorbeeld tuinders uit alle delen van het land brieven krijgt dat zij niet worden aangesloten omdat er problemen zijn met de transportcapaciteit. Hoe vallen die twee dingen met elkaar te rijmen?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Die geluiden heb ik inderdaad ook gehoord. Ik denk dat juist uit die hoek suggesties zijn gekomen om het anders te doen. Ik heb ons mooie programma Schoon en Zuinig er nog eens bij gepakt om te bekijken wat er nog meer gedaan kan worden om die goede doelstellingen te realiseren. Er worden suggesties gedaan voor verkorting van vergunningtrajecten, innovatie aan netwerken en voor het ondernemen in de gebouwde omgeving om de kleine wkk-installaties een plek te geven. Er zijn blijkbaar veel meer mogelijkheden te bedenken. De richting die gekozen is, heeft zeker voordelen, maar ik heb moeite met de nadelen. Alles wat je langs deze weg extra in huis haalt, kan uiteindelijk tegen je werken in het behalen van de doelstellingen en in de kosten.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Hessels.
De heer Hessels (CDA): Voorzitter. Er worden allemaal moeilijke vragen gesteld. Wij praten niet voor niets voor de zoveelste keer over dit probleem. Ook de CDA-fractie hecht grote waarde aan de garantie voor nieuwe initiatieven voor duurzame energieopwekking om toegang te krijgen tot het elektriciteitsnet. Het is daarom te prijzen dat de minister deze problematiek zo voortvarend aanpakt. Zij is immers direct begonnen met de voorbereiding van een wetsvoorstel dat de voorrang voor duurzame energie definitief moet regelen. Dat wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State. Als het aan de CDA-fractie ligt zal het zo snel mogelijk in de Kamer behandeld worden, zodat het in werking kan treden. Voor de tussentijd is echter nog niets geregeld. De minister heeft daarin willen voorzien door een ministeriële regeling voor te stellen die het gat tussen de huidige situatie en de invoeringsdatum van de wet zou kunnen dichten.
Wij hebben ons gezamenlijk afgevraagd of de minister hierin niet te voortvarend is. Tot onze verbazing kregen wij van nagenoeg alle bekende belangenbehartigers meerdere brieven die opriepen tot het gelijktijdig behandelen van de ministeriële regeling en het wetsvoorstel. Dat was een vreemde zaak die de stuiting van de regeling zeker rechtvaardigde. Inmiddels hebben wij veel nieuwe informatie gekregen, waaronder de technische briefing van gisteren. De indruk die ik daaruit gekregen heb, is tweeledig. Aan de ene kant lijkt er een discrepantie te bestaan tussen de belangen van de gevestigde energieproducenten, groot en klein, en de potentiële producenten. Die laatste zijn nog door niemand vertegenwoordigd en daarom hebben wij van hen geen brieven gekregen. Aan de andere kant lijkt het erop dat er bij de huidige producenten veel koudwatervrees bestaat voor de uitwerking van de ministeriële regeling. De CDA-fractie denkt daarom dat dit algemeen overleg zich uitstekend leent voor de minister om die koudwatervrees te ontkrachten.
Bij de producenten bestaat de vrees dat de rechten die grijze stroomproducenten nu krijgen op basis van de ministeriële regeling, definitief zullen zijn en ten koste zullen gaan van de eventuele groene voorrang na inwerkingtreding van de wet. Dat is nog al een punt. Is dit inderdaad een reëel gevaar? Kan op basis van het wetsvoorstel herziening plaatsvinden van rechten die toegekend worden op basis van de ministeriële regeling? Daarnaast is er het punt van de kosten. Hoe hoog zijn de kosten voor het maken van transportprognoses, biedingen en afschalingen voor bestaande partijen? Wanneer zal er sprake zijn van boetes bij het niet nakomen of onjuist invullen van bijvoorbeeld de transportprognoses? Vooral voor kleine aanbieders is het heel moeilijk om dat precies te voorspellen. Ik wil het dan nog niet eens hebben over producenten van zonne- of windenergie. Zij kunnen die prognoses helemaal niet op een goede manier invullen. Wanneer lopen zij het gevaar om beboet te worden? Hoe zal de wet zich verhouding tot de ministeriële regeling? Wat zal er anders worden en wat blijft hetzelfde? Kan de minister aangeven waar er problemen zullen ontstaan als de ministeriële regeling nu niet wordt vastgesteld? Hoe verhoudt de ministeriële regeling zich tot de nieuwe EU-richtlijn over hernieuwbare energie? Is hier sprake van enige discrepantie? Verstaat het zich wel onder elkaar? Welke mogelijkheid is er voor bestaande producenten om zich te verweren tegen mogelijke nadelen van de ministeriële regeling?
De CDA-fractie ziet voordelen in het voorgestelde systeem van een dynamische benadering van de beschikbare transportcapaciteit. Voor mijn fractie weegt het belang van stimulering van nieuwe duurzame energieprojecten erg zwaar. Graag zou ik zien dat de minister onze zorgen over de zojuist geformuleerde punten kan wegnemen.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Zijlstra.
De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie is er nog niet uit. Wij zien de voordelen van een betere benutting van het netwerk. Daardoor krijg je meer aanbod op de elektriciteitsmarkt en dat zal in een normaal functionerende markt leiden tot een drukkend effect op de prijs. Dat is positief. Dat je dat zo snel mogelijk wilt, kunnen wij begrijpen. Wij vragen ons echter af of daar een ministeriële regeling voor nodig is. Kan de minister ingaan op het feit dat de NMa op basis van artikel 5.1.1 over de Netcode stelt dat er nu al voldoende middelen zijn om congestie te bestrijden? Kan de minister ook ingaan op het probleem rond claims? In hoeverre is er sprake van mogelijke claims als je bestaande rechten van bestaande partijen inperkt? Wat schat de minister in en wat ziet zij aankomen?
Wij zouden graag uitgelegd krijgen waarom bij de zogenaamde run-backcontracten of achtergestelde contacten het risico van afschakeling volledig bij de producenten ligt. Als E.ON een centrale op de Maasvlakte bouwt en een achtergestelde aansluiting heeft, wordt E.ON afgeschakeld als er congestie optreedt. Zij krijgt daar dan geen vergoeding voor en dat is haar commerciële risico. Kan de minister uitleggen waarom wij dat aan het socialiseren zijn? Mevrouw Wiegman vroeg dit ook al. Dat bedrijf heeft dat risico bewust genomen en nu gaan wij met congestiemanagement feitelijk het risico van dat bedrijf wegtrekken. Dat geldt overigens niet alleen voor E.ON, maar voor alle nieuwe aanbieders die een achtergesteld contract hebben. Wat is de reden van deze socialisering? Heeft dat te maken met het feit dat TenneT achtergestelde contracten heeft afgesloten, dat daar een ontheffing van de NMa voor nodig is, dat die er niet is en dat de minister eigenlijk een juridisch probleem heeft? Kunnen wij vanuit die hoek allerlei claims verwachten? Is deze ministeriële regeling misschien ook een beetje bedoeld om in de kantlijn of als subhoofddoelstelling deze juridische vuiltjes weg te werken? Kan de minister daarop ingaan?
Wat is de urgentie? Wij hebben gisteren een briefing gehad die heel duidelijk was. TenneT verwacht dat er in 2% van de gevallen congestie zal optreden. Dat is niet echt enorm. Van mij hoeft daarvoor niet meteen een ministeriële regeling opgetuigd te worden, zeker niet gezien het feit dat een van de oorzaken van de congestie ligt in de afschakeling vanwege werkzaamheden van de verbinding Groningen-Zwolle. Dat gebeurt in het derde kwartaal van dit jaar en is een van de hoofdproblemen. Daar kun je een soort Westland-constructie op loslaten, namelijk een lokale oplossing waarbij je lokaal vrijwillig een congestiemanagementsysteem kunt optuigen. Kan de minister daarop ingaan? Waarom is dit vooruitlopend op het wetsvoorstel allemaal nodig? De minister heeft de middelen toch al? Wij zijn er nog niet uit. De antwoorden van de minister zijn dus van belang.
Wij zien ook bezwaren op het gebied van de aansluiting van duurzame energie. Het is ons ook opgevallen dat het heel gek is dat de protesten vooral uit die hoek komen. Wellicht hebben zij het niet goed begrepen, maar dan verwacht ik van de minister een heel helder antwoord waarom dit geen enkel probleem is voor de aansluiting van duurzaam. Ook bij het systeem dat de minister voorstelt, kunnen wij niet onuitputtelijk aansluiten. Te veel aansluiten leidt tot continu congestiemanagement en dan ben je continu vergoedingen aan het geven. De balans valt dan op een zeker moment natuurlijk verkeerd uit. Daar zit volgens mij de vrees van die partijen. Er wordt wel heel veel extra capaciteit aangesloten en dat is nu inderdaad nog mogelijk, maar daarmee kom je op den duur in een situatie dat de deur weer dicht moet, misschien precies als de groene partijen ervoor staan. Kan de minister daarop ingaan?
Hoe zit het met de administratieve lasten? Wat is de prognose? Hoe zit het met de boetes, zoals de heer Hessels ook al vroeg? Ik herhaal dat wij de voordelen zien, maar ik heb de indruk dat het niet helemaal een goede oplossing is. Laat ik de volgende beeldspraak gebruiken. Als er een emmer water omvalt, gebruik je een dweil om het op te dweilen. Dat zou vrijwillig congestiemanagement à la het Westland zijn; gewoon lokaal een oplossing in elkaar draaien. Ik heb nu toch een beetje de indruk dat wij als oplossing proberen een kraan open te zetten. Wij laten iedereen toe op het netwerk en dan gaat het aansluitprobleem vanzelf weg. Volgens mij schuiven wij daarmee het probleem alleen maar op. Wij hebben misschien voor de korte termijn iets opgelost, maar op de langere termijn hebben wij nog steeds een probleem, want wij weten dat de netwerkcapaciteit de komende jaren nog steeds zwaar onvoldoende zal zijn. Als de minister onze zorgen kan wegnemen, mag zij wat ons betreft door, maar op dit moment heeft de VVD-fractie die zorgen dus nog.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Van der Vlies.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Wij willen een paar dingen tegelijk. Er is een energiebehoefte in dit land en daarin willen wij in redelijkheid voorzien. Wij willen die energie zo goedkoop mogelijk aangeleverd krijgen en wij willen deze duurzamer maken. In dat proces steunt mijn fractie de uitspraak die er al ligt en het wetsvoorstel dat daarover in voorbereiding is om voorrang te gaan geven aan duurzaam. Dat wetsvoorstel is onderweg en het gaat nog enige tijd duren voordat deze in werking treedt. De relevantie van een ministeriële regeling voorafgaand daaraan is of die voldoende voorsprong geeft op het wetgevingstraject. Heb je er wat aan en doe je er wat mee? Dat is mijn eerste vraag. Hoe schat de minister dat in? Zij moet mij niet antwoorden dat zij afhankelijk is van de Kamer. Ik ken natuurlijk het antwoord. De Raad van State gaat zelf over hoe lang het wetsvoorstel daar ligt. Het lijkt mij toch dat zij een redelijke inschatting moet kunnen maken. Mijn inschatting is dat het alles bij elkaar nog wel een jaar kan duren, dat ontleen ik ook aan de briefing van gisteren. Een ministeriële regeling zou dus een jaar eerder een instrument kunnen geven voor dat congestiemanagement. Dat dit nodig is, zie je in bepaalde gebieden en het wordt beklemtoond in een vandaag ontvangen brief van Netbeheer Nederland.
Wat betekent deze regeling nu voor bestaande installaties en bestaande contracten? Wat betekent het voor nieuwe initiatieven? De minister kan zich wel herinneren dat ik al enige tijd met haar in discussie ben over nieuwe duurzame initiatieven, met name over de kleinschalige initiatieven daaronder. Mijn vervolgvraag is daarom: wat betekent de regeling voor grote en kleine nieuwe initiatieven? De beoogde nieuwe installatie in de Eemshaven is iets anders dan de biovergasser op het boerenerf. Ik zou dat hele plaatje willen meenemen en goede kansen willen geven. Ik vind eigenlijk dat er een beschamende kant zit aan het feit dat wij deze discussie nu moeten hebben. Er is blijkbaar onvoldoende ingespeeld op de ontwikkelingen op het gebied van optimalisering van productiecapaciteit en transportcapaciteit. Hadden wij niet kunnen voorzien dat wij hier tegen een probleem aan zouden lopen en had er niet veel eerder op moeten worden ingespeeld? Daarop wil ik graag een reactie. Ik ben overigens nuchter genoeg om te beseffen dat de feiten nu eenmaal zo liggen.
De heer Jansen (SP): De heer Van der Vlies loopt hier al veel langer rond dan ik. Verlangt hij ook niet af en toe terug naar het goede oude Elektriciteitsplan waarin netwerk- en productiecapaciteit beter op elkaar werden afgestemd?
De heer Van der Vlies (SGP): Je moet nooit naar de schoenen verlangen die je als oud hebt afgedankt. Je moet gewoon reëel zijn. Wij zitten in deze situatie en gaan de toekomst tegemoet en wij gaan voor duurzaam; dat heeft zo zijn consequenties. Daar is nu nog geen in alle opzichten adequate transportcapaciteit voor beschikbaar. Dat had van mij wel eerder onderkend mogen worden. Ik ben gevoelig voor het verwijt dat ik daar zelf vrij lang bij ben geweest. Ik wil de hand gerust ook in eigen boezem steken. Is dat niet een stukje van de werkelijkheid waar wij nu in zitten? Hoewel dat nu niet aan de orde is, wil ik toch zeggen dat dit je dwingt tot een langetermijnvisie en de herziening van het reguleringskader. Die komen eraan en daarin moet dat allemaal weer gezwaluwstaart worden.
De vragen die ik had over de effecten voor de consument en over de prijsvorming zijn al gesteld. Er is zojuist bij mij enige verwarring ontstaan door een interruptiedebatje tussen mijn gewaardeerde collega’s Jansen en Samsom. Ik had begrepen dat bij het eventueel afschakelen van installaties vanwege de capaciteit de laagste biedingen het eerst zouden worden gehonoreerd. De heer Samsom suggereert juist dat het om de hoogste biedingen gaat. Ik dacht het begrepen te hebben en ik wil het graag blijven begrijpen. Als de leden tenminste allemaal nog begrijpen wat ik bedoel. Ik vraag aan de minister om het nog eens haarscherp uit te leggen, want wie kan het beter dan de minister zelf?
De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Samsom.
De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik zou misschien kunnen volstaan met de vraag of de minister het nog een keer wil uitleggen. Zoals het nu gaat, wordt het immers wel heel verwarrend. Ineens hoor ik dat bedrijven geld krijgen om af te schakelen in het congestiemanagement. Zo is het volgens mij niet. Het is wat ingewikkelder dan dat. Uiteindelijk komt het erop neer dat met congestiemanagement een virtuele stroomkabel wordt gecreëerd die eigenlijk had moeten worden aangelegd om dit probleem te voorkomen. Het laatste is niet gelukt. Wij zijn het erover eens dat dit betreurenswaardig is en dat het zo snel mogelijk alsnog moet gebeuren. Daarom en om nog veel betere redenen is het verstandig om duurzame energie sowieso voorrang te geven op het net. Dat moeten wij in de wet vastleggen.
Wij zijn het er ook allemaal over eens – ik probeer het maar met zo veel mogelijk eens te blijven, want anders wordt het heel lastig in alle verwarring – dat wij tot die tijd duurzame energie de facto voorrang zouden moeten geven op het net. Dat duurt helaas iets langer dan wij zouden willen. Duurzame energie heeft hoge vaste kosten en lage of zelfs nul variabele kosten, althans geen kosten die aan brandstof zouden kunnen worden uitgespaard. Zoals ik congestiemanagement ken, geeft het duurzame energie de facto voorrang op het net. Producenten van windenergie zullen niet meebieden in de biedladder als er door TenneT congestiemanagement wordt afgekondigd. Die producenten hebben immers niets om aan te bieden, want zij hebben alleen maar vaste kosten en die maken zij sowieso. Dat wat zal afschakelen, zal vermogen zijn dat veel brandstof ge- en verbruikt. Misschien is dat zelfs wel kolenvermogen, al zijn de technische afschakelingsmogelijkheden daarvan beperkt. Hoe dat precies gaat lopen, weet ik niet. Wij zijn het er volgens mij ook over eens dat congestiemanagement de facto aan de duurzaamste energie voorrang verleent. Ik vraag de minister of zij dat nog kort kan uitleggen of bevestigen.
Dit hele verhaal is begonnen doordat een aantal mensen niet zo lang geleden een vinger opstak en vroeg om iets te doen aan de problemen. De Kamer heeft daar alert op gereageerd. Het waren producenten van warmtekrachtkoppeling (wkk) die moord en brand schreeuwden omdat zij niet bij het net konden. Producenten van windenergie uit het noorden van Nederland schreeuwden ook moord en brand. Wij moesten dus iets regelen. Ik vind het merkwaardig dat als het dan geregeld is, dezelfde partijen zeggen dat het niet deugt. Dat de minister er een potje van heeft gemaakt, zou kunnen. Dat sluit ik niet uit, maar ik acht de kans daarop niet groot. Misschien kan zij haar voorstel nog een keer toelichten.
Ik heb cijfers opgevraagd bij TenneT. Wat staat er nu eigenlijk op de rol? Er staat ongeveer 900 megawatt aan windenergie, als dat prachtige park in de Noordoostpolder wordt meegeteld en 900 megawatt aan wkk-energie. Die zijn dus straks niet met een draadje aangesloten op het elektriciteitsnet, want dat kan niet. Daarvoor doe ik het. Als de minister mij kan uitleggen dat dit kan worden bewerkstelligd met de methode die zij heeft gekozen, heeft zij mij mee om dit te doen.
Een theorie is dat deze ministeriële regeling is bedoeld als een soort camelnose of trojan horse om de kolencentrales binnen te slepen. Daarbij kan ik mij wel iets voorstellen. Als dat het geval is, zou dat voor mij een argument zijn om even een pas op de plaats te maken. Ik hoef het die kolencentrales namelijk niet gemakkelijk te maken. Zij hebben vanzelf de wind mee in de huidige discussies over de energievoorziening. Die kolencentrales komen echter over het algemeen pas na 2010 op het net, dus die zullen onder het regime van het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam vallen. Ik wil één ding zeker weten: als er straks een kolencentrale op de Maasvlakte staat, of zelfs twee of drie kolencentrales, er krapte is op de stroommarkt, het hard waait op de Noordzee en er achter die kolencentrale langs 6000 megawatt windenergie het net op suist, heeft die windenergie voorrang en gaat die kolencentrale uit. Staat dat inderdaad in het wetsvoorstel dat straks aan ons zal worden voorgelegd?
De heer Zijlstra (VVD): Ik denk dat de laatste analyse klopt. Ik geloof niet dat wij het voor elkaar krijgen voor 2020, maar dat is een heel andere discussie. Die 6000 megawatt aan wind komt achter die kolencentrale op de Maasvlakte langs waaien en die wordt dus afgeschakeld. In het huidige systeem met de huidige contracten komt dat voor risico van die kolencentrale. Daar hoeft de maatschappij niet voor te betalen. In dit systeem is het risico uiteindelijk voor de eindgebruiker. Vindt u dat een probleem, mijnheer Samsom?
De heer Samsom (PvdA): Dit systeem is slechts een jaar geldig. Hoe spoedig ik het ook zou willen en hoe zeer u het mij ook zou proberen te verhinderen, die 6000 megawatt zal er over een jaar niet staan en die kolencentrale overigens ook niet. Ik vraag naar de situatie die zich straks zal voordoen. Er is een theorie dat kolencentrales nu aangesloten kunnen worden omdat er congestiemanagement is, dat zij daarmee rechten verkrijgen op levering die zij straks, ook onder de werking van de Wet voorrang voor duurzaam, niet meer hoeven af te staan. Dat zou een zorgelijke ontwikkeling zijn. Ik wil zeker weten dat op dat moment, wat er nu ook gebeurt met aansluiten en congestiemanagement, die kolencentrale uitgaat voor eigen rekening en risico, dat die 6000 megawatt ongestoord langs kan suizen en dat die al die huishoudens van schone energie kan voorzien. Als ik daarvoor de garantie krijg en ook dat deze regeling die 900 megawatt aan wind en 900 megawatt aan wkk wel toegang biedt tot het net waar dat anders moeizaam of niet zou kunnen, is aan de twee voorwaarden voldaan om mijn fractie achter deze regeling te krijgen.
De heer Zijlstra (VVD): U zei dat het afkoppelen voor eigen rekening moet gebeuren. Als je met deze ministeriële regeling die centrales op basis van een normaal contract aansluit, waar zij nu een run-backcontract hebben, geldt dat over zes jaar ook nog. Dat kan volgens mij niet over een jaar worden teruggedraaid. Vindt u dat een bezwaar?
De heer Samsom (PvdA): Het is goed dat u dat zegt, want dat verheldert de discussie. De vraagstelling aan de minister ligt daarmee nog scherper op tafel. In mijn beleving is dat namelijk niet het geval. Het wetvoorstel voorrang voor duurzaam creëert een nieuw speelveld waarop duurzaam altijd voorrang heeft, in welke omstandigheid dan ook, tenzij zelfs die duurzame energie niet door het draadje past. Dan moeten wij als een gek nog meer draadjes aanleggen en dienen wij een rangorde aan te brengen in duurzame energie. Dat wordt een heel ingewikkelde toestand. Duurzame energie heeft onder de nieuwe wet altijd voorrang en de kolencentrale zal, welke voorwaarden die bij TenneT ook bedingt, moeten worden afgeschakeld voordat de transformator smelt.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Het voelt een beetje vervelend om een bepaalde eensgezinde sfeer te doorbreken die er is omdat de heer Samsom het over dingen vooral eens wil zijn. Stel dat hij aan de tekentafel zat. Zou er dan niet een veel eenvoudiger weg te verzinnen zijn om de gewenste doelstellingen te bereiken? Er is een probleem met die kleine wwk-installaties. Zoek dan een maatwerkoplossing. Als de heer Samsom zo graag vooral wat grootschaliger windparken direct wil aansluiten, waarom moet dat dan via deze omweg die veel verwarring veroorzaakt en vragen oproept over de gevolgen voor kolencentrales? Zij staan massaal in de rij. Kennelijk zien zij het wel zitten. Zij denken vast niet: wij proberen het voor een jaartje en volgend jaar is alles anders en halen wij die grote centrale weer weg.
De heer Samsom (PvdA): Ik snap uw vraag niet zo goed. Allereerst zeg ik dat ik bijna letterlijk aan de tekentafel heb gezeten. Ik heb met mensen van TenneT in het Westland gesproken. Wij hebben nagedacht over de beste methode van congestiemanagement. Vandaar dat ik ook de illusie heb dat ik het begrijp. Ik hoor nog wel of dat inderdaad een illusie is. Dit is de beste methode om dat te regelen. Dat blijkt ook uit het convenant dat in het Westland is gesloten. Een convenant dat in het Westland is gesloten, kan je echter niet laten gelden voor alle delen van het land. Voor het zo snel mogelijk aansluiten van wind, hebben wij de oplossing al bedacht. Dat is het zo snel mogelijk behandelen van het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam. Ik heb nog meer haast dan de snelheid die u daarbij maximaal kunt betrachten. Ik wil niet wachten op het wetsvoorstel, omdat ik nu al exploitanten van windmolens en ontwikkelaars van grotere projecten aan de lijn krijg. Zij zeggen dat TenneT of bijvoorbeeld Liander niet thuis geeft. Zowel de een als de ander zegt vol te zijn. Deze regeling is er ook niet snel genoeg, want ik zou een en ander morgen willen regelen. Dit is in elk geval sneller. Ik wil de tussenperiode overbruggen want anders staat die 900 megawatt stil, terwijl het door allerlei omstandigheden al niet snel gaat met windenergie op land. Ik wil er niet nog eens een omstandigheid aan toevoegen. Ik wil alles op alles zetten, als ik maar weet dat wij geen rare dingen doen die wij later in het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam niet meer kunnen terugdraaien. Dat wetsvoorstel is het ideale plaatje. Dat wil ik hiermee dus niet verstoren. Ik wil een en ander hoogstens versnellen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Hoe verklaart de heer Samsom dan die vele andere wachtenden, naast die 900 megawatt wind, voor wie het dus kennelijk interessant is om met hun grijze aanbod nu deze posities in te nemen?
De heer Samsom (PvdA): Iedereen wacht op het moment waarop er niet kan worden aangesloten, want de wet biedt nu geen mogelijkheden om voorrang te verlenen aan bepaalde energiebronnen. Zo lang wij bij wet duurzame energie geen hogere status hebben gegeven dan welk ander elektron dan ook, moeten wij het zo goed en zo kwaad doen als het gaat. Het charmante van congestiemanagement is dat het zodanig is vormgegeven dat, toevalligerwijs duurzame energie de facto voorrang krijgt. De producenten daarvan zullen immers niet meebieden. Exploitanten van windmolens zullen niet meebieden.
Kan de minister haar toezegging herhalen dat zij geen nadeel ondervinden doordat TenneT in congestiegebieden heel hard moet afrekenen op belofte versus levering? Als dat niet gebeurt, wordt er gegamed. Ik ken die jongens. Dan gaan zij een spel spelen waarmee echt grote winsten behaald gaan worden. Exploitanten van windmolens hebben het probleem dat zij de volgende dag niet precies hun beloften kunnen nakomen. Ik wil dat voor windmolens in de Netcode die uiteindelijk onder deze ministeriële regeling komt, wat die boetes betreft een uitzondering wordt gemaakt. Die doen toch niet mee, dus laten wij die eruit houden. Dan krijgen zij die toegang tot het net omdat wij congestiemanagement hebben en hebben wij het beste van alles te pakken.
De heer Jansen (SP): U had het in uw brainwave over die 6000 megawatt wind en vond dat de kolencentrales in geval van congestie moeten worden afgekoppeld. Dat is volgens mij vrij lastig, want die kun je niet zo eenvoudig stilzetten. Zou u het ook logisch vinden als de grootste vervuiler het eerst werd afgeschakeld en als in de praktijk juist de flexibele gascentrales, met name de wkk-inrichtingen, als eerste afgeschakeld werden omdat zij snel kunnen worden uitgezet? Dat zou bijzonder slecht zijn uit het oogpunt van duurzaamheid.
De heer Samsom (PvdA): Enige kennis van de energiemarkt dicht ik u wel toe. Alles wordt 24 uur van te voren aangemeld bij TenneT. Dus 24 uur van te voren weten de exploitanten van die 6000 megawatt dat die windmolens vol gaan draaien. Windvoorspellingen zijn over het algemeen niet al te beroerd. Die zijn niet helemaal 100%, maar grosso modo weet men dat wel. Conform het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam belt TenneT 24 uur van te voren met de kolencentrale met de mededeling: «Sorry, de transformator smelt als u ook vol aangaat, dus wilt u even terugschakelen»? Dat gaat dan gebeuren. Dat is wat het wetsvoorstel gaat regelen. Nu moeten wij dat heel ingewikkeld gaan doen via congestiemanagement. Het is onbeholpen, maar in elk geval beter dan niets. Straks wordt het pas mooi. Dan komt er een telefoontje van TenneT. Sterker nog, de blauwe regelkamer in Arnhem zou het misschien wel kunnen doen. Uit dat ding! Dat is de situatie waarnaar wij streven.
De heer Jansen (SP): Dat is het geval zo lang het aantal kolencentrales niet te groot is. Het is echter best mogelijk dat er straks vijf zijn of misschien zelfs wel tien of vijftien. Er is op dit moment geen enkele wettelijke beperking wat het aantal betreft. Het kunnen er ook vijftien worden. Als investeerders daarvoor interesse hebben, komen die er. Dat is de huidige wet. Zij kunnen niet zo snel terugschakelen. Dan moeten wij dus naar een andere vorm van balanceren toe.
De heer Samsom (PvdA): De nog steeds heel vieze, maar wel moderne kolencentrales die worden gebouwd, kunnen wel in 24 uur worden afgeregeld. Laten wij elkaar nu geen sprookjes vertellen. Het zijn geen Tsjernobyls: als je die centrale afregelde, ontplofte hij zelfs. Dat afschakelen kan 24 uur van te voren. Bovendien is het stapelen van kolencentrales op de Maasvlakte echt niet mogelijk, dus vijftien centrales bouwen gaat ook niet. Als u geen gelijk krijgt en wij wel en er gewoon een energiemarkt is, is er ook geen markt voor stroom voor vijftien kolencentrales. Dat zal dus niet gebeuren. Helaas hebben wij straks wel tijdelijk te maken met situaties waarin er net even te veel stroom is om te kunnen transporteren. In die situaties wil ik 100% voorrang aan duurzame energie geven, uiteraard voor rekening en risico van die kolencentrale. Die moet uit. Die spaart daar kolen mee uit dus dat scheelt weer. Maar zij kunnen geen stroom verkopen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik stel een vraag over de camelnose die u noemde. Daardoor voel ik mij wat de beeldspraak betreft wel aangesproken. Stel dat dit het geval is. E.ON heeft met de centrale op de Maasvlakte nu een run-backcontract. Als ik het goed heb gezien, kan dit bedrijf met deze ministeriële regeling een volwaardig transportcontract bij TenneT verwerven. Dan komt het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam. De vraag is wat er dan met een dergelijk contract gebeurt. Dat is nu actueel. Als ik kolenboer was en een dergelijk centrale had, wist ik een kabinet dat mij op dag één in staat stelde om een dergelijk contract te verwerven – dat is voor een kolenboer veel geld waard – en op dag twee ineens met een wetsvoorstel de daaraan verbonden rechten hernam, wel te vinden. Dat is een heel forse schadeclaim. Ziet u dat risico ook?
De heer Samsom (PvdA): Dat risico bestaat in theorie wel. Dat zou overigens het risico voor het hele wetsvoorstel voorrang voor duurzaam zijn. Daarmee wijzigen wij immers het speelveld, ook voor de bestaande elektriciteitsproducenten. Dat mag. Het contract waarover u het hebt, is deels privaatrechtelijk en voor een groot deel publiekrechtelijk van aard. Het betreft namelijk het recht op transport dat op grond van de wet wordt verkregen. Ik zal een geheim verklappen: dat recht op transport zullen wij met het wetsvoorstel veranderen. Er komt namelijk een kleine disclaimer bij: «Als er meer duurzaam is dan u leuk vindt, moet dat er langs en dan gaat uw recht aan transport daaraan ten onder». U hebt gelijk. Het zou kunnen dat de Raad van State daar nog iets heel interessants over zegt. Ik hoop het niet, want dan hebben wij een veel groter probleem, namelijk dat het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam helemaal niet doorgaat. Ik hoor zeggen dat wij dan wel een ministeriële regeling hebben. Ik ken de MEP nog, dat was een iets heftigere ministeriële regeling. Die was binnen een dag weg, hoor. Dat lijkt mij geen groot risico.
De voorzitter: Het lijkt wel alsof er een debat wordt gevoerd met de heer Samsom in plaats van met de minister.
De heer Vendrik (GroenLinks): Als dat een reëel risico is, is de materiële betekenis van deze ministeriële regeling vooral dat wij dat risico groter maken ten gunste van de kolenboeren. Dat is natuurlijk een beetje onverstandig. Als dat risico bestaat, moeten wij daar een oplossing voor vinden. Dat is niet anders. Dat is een probleem dat wij gezamenlijk dragen. De politieke vraag in dit debat is of wij het probleem nog groter moeten maken. Dat zou dan onverstandig zijn.
De heer Samsom (PvdA): Daarom stel ik die vraag ook. Het materiële voordeel van deze regeling is 900 megawatt windenergie. Dat is een derde van wat wij nu hebben staan, of zelfs de helft, erbij. Dat materiële voordeel gooit u toch ook niet weg? Ik ben voorstander van dat materiële voordeel.
De heer Vendrik (GroenLinks): Die exploitanten van windmolenparken hebben geen probleem als het de toekomst van die transportcontracten betreft. Ook zij weten dat het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam eraan komt. Zij hebben dat probleem niet. Het probleem ligt nu bij de kolenboeren. Zij hebben nu al een slecht contract en dat wordt straks in elk geval niet beter.
De heer Samsom (PvdA): Uw stelling is dat het voor exploitanten van windenergie helemaal geen zin heeft om nu op het net te komen en rustig af te wachten. Uit telefoongesprekken die ik met betrokkenen voer, blijkt iets anders. Windprojecten, zoals het project in de Noordoostpolder, willen er graag door. Zij worden niet aangesloten als de congestieproblemen niet zijn opgelost. Dan kan TenneT namelijk wettelijk gezien niet aansluiten. Het kan namelijk niet ongeclausuleerd alle stroom doorvoeren. Dan zegt het gewoon: «Sorry, u bent niet aan de beurt». Daarom zaten wij hier een jaar geleden moord en brand te schreeuwen. Die 900 megawatt kan geen twee jaar wachten. Ik heb haast met windenergie en met wkk en wil dus verder.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Is het, gehoord al deze argumenten, niet veel zorgvuldiger om de ministeriële regeling te combineren met het wetsvoorstel? Dan is er immers een heel zorgvuldige wettelijke basis die klip en klaar is en die vervolgens wordt uitgewerkt in een ministeriële regeling.
De heer Samsom (PvdA): Dan lopen wij vertraging op. Ik weet niet hoeveel, maar meer dan mij lief is. Elke dag vertraging is meer dan mij lief is. Die vertraging wil ik niet voor mijn rekening nemen. U wilt wachten op de behandeling van het wetsvoorstel? Dan wacht u uiteindelijk tot de wet op een of andere manier van kracht wordt. Dat duurt mij veel en veel te lang. Ik zou ook willen dat het morgen mogelijk was. Dan hadden wij deze discussie en verwarring niet. Zo is het echter niet.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Vendrik.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Mij dunkt dat je, als je marktwerking zaait in de energiesector, een hausse aan coördinatievraagstukken oogst. Dit lijkt mij er ook een. Ik ken het ministerie van EZ als expert in marktwerking en iets minder expert op het gebied van coördinatievraagstukken. Zo lang de marktwerking bestaat, komen die vraagstukken voortdurend terug met alle problemen van dien. Dit is de prijs die wij betalen voor dat politieke besluit dat ooit is genomen.
Dwars door de techniek van wat deze ministeriële regeling nu precies verandert voor het jaar 2009 – ik sluit mij graag aan bij alle vragen van nieuwsgierigen die al zijn gesteld – vraag ik mij af voor wie deze een oplossing biedt. Ik zei net al tegen de heer Samsom dat een paar nieuwe kolencentrales in dit land geen «fijn» contract hebben kunnen afsluiten met TenneT. Dat zijn run-backcontracten. Dat zijn juist voor een eigenaar van een kolencentrale bijzonder vervelende contracten, omdat het relatief of heel duur is om een kolencentrale tijdelijk af te sluiten. Volgens het huidige congestiemanagement is het last in, first out. Met het oog daarop, hebben zij slechte contracten. Dat is commercieel reuze vervelend, dat begrijp ik. Als ik het goed zie, zit daar de grootste bottleneck en is de materiële betekenis van deze ministeriële regeling vooral – dat staat in het vijfde lid van artikel van 18a – dat problemen van congestie straks verhaald kunnen worden op alle bestaande en nieuwe centrales, energieleveranciers. Het last in, first out principe maakt dus plaats voor dat nieuwe principe. Dat betekent dat de prijs van deze maatregel als het ware over allen wordt gespreid, maar dat het voordeel van deze maatregel in overwegende mate, dus niet volledig, terechtkomt bij degenen die een slecht contract hebben gesloten met TenneT. Dat zijn vooral de kolencentrales op de Maasvlakte en in de Eemshaven. Als het anders is, hoor ik dat heel graag van de minister. Dit is volgens mij de essentie van de regeling. Dat vind ik ontrecht als dit het feitelijke probleem is dat hier moet worden opgelost. Ik ben geen groot aanhanger van kolencentrales, dat is bekend. Het kabinet zou zich niet moeten lenen voor een generieke oplossing voor een specifiek commercieel probleem.
Iedereen zit met smart te wachten op het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam. Dat geldt ook voor mijn fractie. Ik hoop van ganser harte dat dit wetsvoorstel daadwerkelijk een definitieve oplossing biedt. Als ooit, dat kan wat mij betreft niet snel genoeg gebeuren, die 6000 megawatt op zee gaan blazen en de vrienden van TenneT een kolenboer bellen met de mededeling dat hij moet afschakelen omdat het windkracht 10 wordt, zullen de kolenboeren met de windexploitanten bellen om te vernemen wat zij vragen om de boel stil te zetten. Dat probleem hebben wij al eerder met de minister besproken. Daar komen wij bij de behandeling van het wetsvoorstel uitgebreid op terug. Het wettelijk recht op voorrang moet daadwerkelijk gematerialiseerd worden. Uiteindelijk gaat het ons om een bijdrage van de energiesector aan de vermindering van de uitstoot van CO2. Dat moeten wij dan wel realiseren en niet toch weer blokkeren via een ingewikkelde omweg die wij niet afsluiten.
De heer Samsom (PvdA): Wat denkt u dat een exploitant van windmolens met ongeveer €80 per MWh aan vaste kosten aan een kolenboer vraagt om niet te leveren? Ik zou denken €80, want die is hij sowieso kwijt. Die kan hij dus beter vragen. De kolenboer moet dus €80 per MWh betalen, alleen om geen stroom van de exploitant van windmolens langs te krijgen. Dat is toch geen commercieel aanbod en evenmin een propositie waarmee je verder kan? Het is toch geen realistisch scenario dat de kolenboeren de windmolenexploitanten zullen betalen om niet aan te gaan?
De heer Vendrik (GroenLinks): Alles is relatief, maar het uitzetten van een kolencentrale is duur. Wij zullen horen wat precies de prijs is van het uitzetten van de nieuwste generatie die nu in Nederland wordt gebouwd. Het zal buitengewoon prijzig zijn. De eigenaars zullen er veel voor over hebben om dat te voorkomen. Dat zullen wij verder bespreken bij de behandeling van het wetsvoorstel. Volgens mij zijn wij het erover eens dat in de reële situatie voorrang voor duurzaam altijd in alle situaties moet worden gerealiseerd en dat er geen marktconstructies of markten moeten kunnen ontstaan waarin duurzame producenten de facto worden geprikkeld of betaald om «de boel» uit te zetten. Dat punt hebben wij al eerder gemaakt. Dat is hier nu niet aan de orde. Ik wacht met smart op het wetsvoorstel, opdat wij dit in een keer goed kunnen regelen.
Op weg naar het wetsvoorstel lijkt mij de belangrijkste vraag wat voor juridische positie deze ministeriële regeling gaat opleveren voor de marktpartijen die op grond hiervan een nieuw contract met TenneT kunnen verwerven. Wat betreft bestaande contracten, hoef ik dat nu niet te weten. Dat moeten wij oplossen bij de behandeling van het wetsvoorstel. Het lijkt me een complexe discussie, maar die hoeven wij nu niet te voeren. Ik wil nu wel weten wat na het van kracht worden van deze ministeriële regeling de juridische positie wordt van die contractanten. Met name de kolencentrales hebben voordeel van deze regeling. Ik wil weten in hoeverre zij daar straks een extra claim op kunnen baseren. Dat alles lijkt mij zeer onwenselijk.
Ik heb begrepen dat de problemen in het Westland die rond november speelden, relatief goed zijn opgelost. Kan de minister dat bevestigen? De ministeriële regeling is wellicht ooit geïnspireerd door deze problemen, maar ik meen dat men de problemen daar met die lokale oplossing voorlopig relatief goed heeft opgelost. Daarvoor hebben wij deze regeling dus niet nodig. De vraag is waar die nog wel voor nodig is. Volgens mij moet dat de essentie van het debat zijn. Zou het niet verstandiger zijn om het wetsvoorstel af te wachten en daarmee te voorkomen dat wij ons allerlei juridische complicaties op de hals halen waar wij eigenlijk helemaal niet op zitten te wachten?
De voorzitter: De minister heeft vijf minuten nodig om haar antwoorden voor te bereiden.
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik denk dat wij het over veel punten met elkaar eens zijn. Laten wij dat voorop stellen. Voorrang voor duurzaam moet. Daar willen wij naartoe, dus dat zullen wij uiteindelijk definitief regelen in het wetsvoorstel. Daarnaast moet er voldoende capaciteit zijn. Duurzame elektriciteit zal voorrang krijgen als er nog niet voldoende capaciteit is tijdens de plaatsing van die extra hoogspanningsleidingen die in de pijplijn zit. Daar willen wij naartoe, maar dat kost tijd. Ik kijk nu naar de heer Van der Vlies en zeg dat de wet waarschijnlijk dus niet eerder dan in 2010 geïmplementeerd kan worden. Als je het traject in ogenschouw neemt, kom je op medio 2010 uit. Het wetsvoorstel moet immers naar de Raad van State, de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Daarna volgt de afkondiging in het Staatsblad. Als de wet medio 2010 wordt geïmplementeerd, hebben wij het naar mijn oordeel goed gedaan. Daarbij hoort ook een nieuwe ministeriële regeling voor congestiemanagement. Die zal gebaseerd zijn op de wet. De ministeriële regeling waarover wij vandaag spreken, is bedoeld om knelpunten weg te nemen. Daarin wordt geregeld dat de netbeheerder een beter zicht krijgt op de belasting van het net. Daardoor zal het mogelijk zijn om meer partijen aan te sluiten, zonder te vrezen voor overbelasting. Ook zal daardoor meer ruimte ontstaan voor nieuwe duurzame capaciteit, voor nieuwe partijen. Dat zal een betere marktwerking tot gevolg hebben, alsmede behoud van leveringszekerheid. Later in mijn betoog kom ik terug op de nieuwe partijen.
Er zal hopelijk slechts in uitzonderlijke omstandigheden congestie optreden. Dankzij de ministeriële regeling zal de netbeheerder die congestie goed kunnen beheersen. Over de administratieve lasten merk ik op dat ook op dit moment iedere grote afnemer en producent verplicht is om een transportprognose in te dienen. Daaraan verandert dus niets. Die ministeriële regeling zorgt er echter wel voor dat daarmee meer kan worden gedaan en dat er sprake is van een betere kwaliteit. Ook nu heeft de netbeheerder de bevoegdheid om die netdelen in noodgevallen af te schakelen. De ministeriële regeling maakt het mogelijk om dat gericht te doen, waardoor de schade door het afschakelen wordt beperkt. Ik denk dat ook dat goed is voor iedereen. Als die ministeriële regeling niet van kracht wordt, zal alle nieuwe productiecapaciteit, ongeacht welke, op de Maasvlakte en in Noord-Nederland alleen onder beperkende voorwaarden aangesloten worden. Als onder beperkende voorwaarden wordt aangesloten, ongeacht of dit door groen of grijs gebeurt, zullen er problemen ontstaan met de financiering. Zo simpel is het. Als die nieuwe partijen hun financiering om te bouwen al rond hebben gekregen, moeten zij in geval van congestie op eigen kosten terug- of afschakelen. Dat is een forse toetredingsdrempel. Mocht de ministeriële regeling van kracht worden, dan kunnen nieuwe producenten zonder beperkende voorwaarden aangesloten worden. Mocht er congestie optreden, dan vindt terugregeling plaats van zowel bestaande producenten als van nieuwe. Uiteraard zal dat afhankelijk zijn van hun biedingen. Later in mijn betoog kom ik op die biedingen terug. Het zal dan dus mogelijk zijn om congestie op efficiëntere wijze te beheersen. Het is waar dat de kosten niet voor rekening komen van een producent of van enkele producenten.
De NMa staat positief tegenover deze ministeriële regeling en heeft aangegeven dat die handhaafbaar en uitvoerbaar is. Alle commissieleden hebben een overzichtje gekregen waaruit blijkt hoeveel nieuw, groen en grijs, een aansluiting kan krijgen zonder beperkende voorwaarden. De heer Samsom verwees naar dat overzichtje. Uit dat overzichtje is op te maken dat circa 1800 megawatt duurzaam al dan niet zonder beperkende voorwaarden kan worden aangesloten. Als het mogelijk is om met beperkende voorwaarden aan te sluiten, is de vraag of de financiering is rond te krijgen. Dat heb ik zojuist ook gezegd.
Ik heb geprobeerd om de vragen van de commissieleden enigszins te clusteren. De heer Jansen stelde als eerste de vraag waarom er zo snel moet worden gehandeld. Ik wil dat iedereen, groen of grijs, kan meedoen. Dat is het punt. Die regeling helpt echt niet alleen die nieuwe grijze centrales, maar zeker ook circa 1800 megawatt groen. Dat heb ik zojuist ook gezegd. Op dit moment is het niet mogelijk om onderscheid te maken tussen groen en grijs, omdat daarvoor geen wettelijke basis is. Zo simpel is dat. Die wettelijke basis moet er natuurlijk zo snel mogelijk komen. Mevrouw Wiegman merkte op dat het beter was geweest om die deur op slot te doen op het moment dat die problemen ontstonden. Zij zegt daarmee dat ik voor iedereen die deur op slot had moeten doen, dus ook voor nieuwe, groene producenten. Dat staat echter haaks op datgene wat mevrouw Wiegman en ik willen, namelijk dat nieuwe partijen de ruimte krijgen.
Gevraagd is of minister Cramer geconsulteerd is over het wetsvoorstel. Jazeker. In dat wetsvoorstel wordt specifiek de voorrang voor duurzaam geregeld, inclusief de ministeriële regeling die onder die wet komt te hangen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat minister Cramer niet is geconsulteerd over de ministeriële regeling. Als ik iets anders zeg, sta ik morgen net als een collega van mij in De Telegraaf. Daar heb ik geen zin in.
De heer Vendrik (GroenLinks): De minister spreekt over circa 1800 megawatt aan groene producenten. Zonder ministeriële regeling krijgen die producenten een contract met beperkende voorwaarden voor toegang: een run-backcontract. Als het goed is, weten die producenten dat dit contract slechts een zeer korte geldigheidsduur heeft. Het is uiteraard nog geen juridische zekerheid, maar gelet op het Kamerdebat en de positie van de minister, is het wel bijna een politieke zekerheid dat die producenten binnen zeer afzienbare tijd op grond van een nieuwe wet een fantastische voorrangspositie krijgen. Hoe belastend is het voor deze groene producenten om voor een jaar een contract te krijgen met beperkende voorwaarden voor toegang?
Minister Van der Hoeven: Voor die nieuwe toetreders is het een probleem om de financiering rond te krijgen. Het punt is dat dit niet lukt. De heer Vendrik kan zeggen dat die nieuwe toetreders wel zo lang kunnen wachten. Dat kunnen zij inderdaad. Sterker nog, als deze ministeriële regeling niet in werking treedt, zullen zij wel moeten wachten.
De heer Vendrik (GroenLinks): Het gaat niet zo zeer om de vraag of die nieuwe toetreders moeten wachten op dat wetsvoorstel, dus of zij nu op de handen moeten gaan zitten. Het gaat om de vraag wat in dit deel van de elektriciteitsmarkt de verwachting inhoudt dat die partijen straks gewoonweg een preferente positie op het net krijgen en dat het probleem van het contract met beperkende voorwaarden voor toegang vrijwel zeker van zeer tijdelijke aard zal zijn.
Minister Van der Hoeven: Wij praten echt over twee verschillende dingen. De heer Vendrik zou gelijk hebben als die nieuwe toetreders er al waren, dus als die windmolens er al stonden. Ik noem dat maar als voorbeeld. Als die windmolens er niet staan – over die situatie spreken wij nu – betekent dit voor die nieuwe toetreders dat zij de financiering bij de bank rond moeten krijgen. De heer Vendrik weet net zo goed als ik dat het op dit moment sowieso lastig is om financiering bij banken rond te krijgen. Als die toetreders ook nog met een contract met een aantal beperkende voorwaarden komen, al geldt dat slechts voor een jaar of anderhalf jaar, zegt de bank dat zij moeten wachten. Zo simpel is het.
De heer Vendrik (GroenLinks): Misschien is het een ideetje om daarvoor een specifieke, goede garantieregeling af te kondigen. Dan is dat probleem opgelost en kunnen wij toch naar huis? Misschien is het mogelijk om dat vrijdag in het kabinetsberaad ook nog even mee te nemen. Minister Bos had het daarover. Misschien is dat een veel effectievere oplossing.
Minister Van der Hoeven: Wij zijn eigenlijk niet van plan om allerlei specifieke regelingen af te kondigen. Dan is de vraag waarom wij dat voor de een wel doen en voor de ander niet. Als wij dat doen, weet ik bij voorbaat dat één persoon meteen op zijn achterste benen staat. Die persoon zit daar aan tafel, namelijk de heer Van der Vlies. Ik zie hem al grinniken, dus hij weet precies waarop ik doel. Wij gaan dat dus niet doen.
Met name de heer Jansen vroeg of gebruikers zullen meebetalen aan het aansluiten van kolencentrales. Hij moet nagaan hoe de situatie normaal gesproken is. De kosten die netbeheerders maken, worden altijd via de tarieven gesocialiseerd. Het maakt dan niet uit of het groene stroom is of grijze. Daaraan verandert deze regeling ook niets. Het is niet juist dat gebruikers als gevolg van deze regeling veel geld gaan betalen ten gunste van de kolencentrales. Overigens weet de heer Jansen net zo goed als ik dat die centrales klaar zullen zijn op het moment dat de wet voorrang voor duurzaam in werking treedt. Ik meen dat de heer Samsom daarover een opmerking heeft gemaakt.
De heer Hessels vroeg naar de kosten, inclusief boetes, die bestaande producenten als gevolg van die regeling moeten maken. Ik meen dat ik zijn vraag op deze manier goed heb samengevat. De verplichting die uit de ministeriële regeling voortvloeit, zal alleen gelden voor producenten in een congestiegebied. De kans op congestie is komend jaar inderdaad klein. Boetes zijn dus niet aan de orde. Het is wel mogelijk dat producenten worden aangesproken op de kwaliteit van transportprognoses. Producenten hoeven echter geen boete te betalen indien zij daarvan afwijken. De kosten voor tijdelijk afschakelen, worden vergoed op basis van de biedingen. De kosten daarvan worden inderdaad gesocialiseerd en komen dus niet voor rekening van de betreffende producent. In de biedingen zelf kunnen producenten de kosten voor het bieden meenemen. Dan is de vraag hoe het zit met die biedingen, dus of het de hoogste of de laagste zijn. De eerste stap is dat een producent zijn stroom verkoopt. Hij is op grond van zijn contract dus verplicht om die stroom te produceren. Een producent kan van zijn productieplicht worden ontheven. Daarvoor heeft hij echter geld nodig, want hij bespaart brandstofkosten. Hij biedt dus eigenlijk een bedrag ter hoogte van zijn brandstofkosten. Het hoogste bod wordt door de netbeheerder gekozen. De producent betaalt aan de netbeheerder. Laatstgenoemde zorgt voor vervangende productie. Duurzame stroom brengt nauwelijks brandstofkosten met zich mee, dus er zal laag worden geboden. Zoals de heer Samsom zei, valt die er dan uit. Die gaat gewoon verder met produceren. De vraag hoe dat precies zit, zong een beetje rond, maar ik denk dat wij dat probleem op die manier opgelost hebben.
De voorzitter: Dat probleem is kennelijk nog niet voor iedereen opgelost. Ik geef eerst de heer Jansen het woord.
De heer Jansen (SP): Ik kan mij de redenering van de minister voor wind wel voorstellen, maar voor warmtekracht ligt het volgens mij toch anders. Daarop ben ik in eerste termijn specifiek ingegaan. Er zijn nu al behoorlijk veel kolencentrales. Het is lastig om die uit te zetten. Dat zal tot gevolg hebben dat het gasvermogen wordt afgeschakeld. Relatief duurzame warmtekrachtcentrales gaan dan als het ware uit, terwijl die kolencentrales gewoon doorproduceren. Dat zal straks toch de feitelijke situatie zijn?
Minister Van der Hoeven: De vraag is of dat de feitelijke situatie zal zijn. Dat zal van de biedingen afhangen. De heer Jansen vraagt mij nu om op de situatie vooruit te lopen, maar dat kan ik niet doen. Ik weet namelijk niet welk bedrag voor afschakelen op een gegeven ogenblik geboden zal worden. De brandstofkosten van wkk zijn laag, want een deel van de gaskosten is voor de geproduceerde warmte. De extra kosten die in feite worden gemaakt om voor het net te produceren – daarover spreken wij immers – zijn dus laag. Ik begrijp ook wel dat dit voor de een anders zal zijn dan voor de ander, maar dat is toch iets anders dan dat van die kolencentrales. Ik denk dat dit probleem zich niet zal voordoen.
De heer Jansen (SP): Ik vind het een beetje riskant om ons te baseren op inschattingen. Mijn gezond verstand zegt juist dat baseload economisch buitengewoon aantrekkelijk is. Kolencentrales hebben een zeer groot economisch belang bij doorproduceren. Zij zullen er dus wat geld voor over hebben om door te produceren. Die warmtekrachtjongens zullen dus zeggen: «Die centen pakken wij binnen en wij zetten onze installatie uit». Volgens mij gaat dat gebeuren. Wat is de feitelijke analyse van de economische effecten voor kolencentrales, warmtekrachtcentrales, om dit te onderbouwen?
Minister Van der Hoeven: Ik heb het idee dat wij in een cirkeltje ronddraaien. De vraag is hoe het precies zit met het afschakelen. Dat gebeurt op basis van de hoogste bieding. Dat betekent dus ook dat wind geen risico loopt. Wat die warmtekracht betreft, vergeet de heer Jansen dat een deel van dat gas gewoon gebruikt wordt om die warmte te produceren. Zo simpel is dat. Dat heb ik zojuist ook gezegd. De heer Jansen kan dus niet doen alsof dat gas volledig gebruikt wordt om die kracht te produceren die op het net wordt geleverd. Dat is gewoonweg niet waar. Dat is een bijproduct. En een bijproduct, elektriciteit, zet je op het net. Je kunt daarvoor dus niet de volledige gasprijs berekenen. Dat zal ook niet gebeuren.
Gevraagd is hoe het zit met de contracten die worden gesloten voor de totstandkoming van het wetsvoorstel. Het zijn privaatrechtelijke contracten die moeten voldoen aan het publiekrechtelijk kader. Dat publiekrechtelijk kader zal veranderd worden als gevolg van het wetsvoorstel. Overigens past dat ook bij de nieuwe EU-richtlijn waarover ik later in mijn betoog iets zal zeggen. Om die reden zal het niet mogelijk zijn om claims juridisch te honoreren. Wij zijn medewetgevers en veranderen het publiekrechtelijk kader met de wet voorrang voor duurzaam. De heer Hessels vroeg welke mogelijkheden er voor partijen zijn voor verweer. Zodra de ministeriële regeling van kracht wordt, moeten de netbeheerders gezamenlijk een voorstel doen tot wijziging van de codes. Dat voorstel wordt besproken met de representatieve organisaties voordat dit naar de NMa gaat. Partijen kunnen dan al reageren en bijsturen. In het voorstel dat de netbeheerders aan de NMa sturen, moet staan welke conclusies zij hebben verbonden aan het overleg met de partijen op de elektriciteitsmarkt. De NMa houdt rekening met de resultaten van hun overleg. Na vaststelling van dat voorstel tot codewijziging kunnen partijen bezwaar aantekenen en in beroep gaan. Dat kunnen zij altijd doen. Gevraagd is of zittende partijen straks claims kunnen indienen. Ik heb al uitgelegd hoe dat precies in elkaar zit. Op dit moment is in geen enkel contract een volledige garantie opgenomen voor transport. Nu vormen extreme omstandigheden, storingen, onderhoud en dat soort dingen daarop uitzonderingen. Ik vermoed dus niet dat deze ministeriële regeling tot succesvolle claims zal leiden.
De heer Zijlstra heeft volkomen gelijk dat het niet mogelijk is om onuitputtelijk aan te sluiten. Dat neemt niet weg dat het wel mogelijk is om de aangemelde capaciteit aan te sluiten. Voor de lange termijn moeten wij inderdaad nadenken over de vraag hoe ver wij dienen te gaan. Dat punt hebben wij met elkaar besproken in het kader van het energierapport. Ik heb de Algemene Energieraad (AER) overigens advies gevraagd en ben een project gestart om dat probleem voor de langere termijn verder aan te pakken. De ministeriële regeling beslaat de periode vanaf nu tot de inwerkingtreding van de wet voorrang voor duurzaam. In die periode speelt het genoemde probleem eigenlijk niet. Daarmee heb ik het eerste blokje vragen gehad.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb afgewacht tot het eind van het eerste blok en kom terug op het begin van het betoog van de minister. Zij heeft gezegd dat congestie hopelijk alleen in uitzonderlijke omstandigheden optreedt. Dat hoop ik ook, maar ik verwacht en vrees dat wij op korte termijn alleen maar bezig zullen zijn met het managen van congestie. Dat vrees ik op grond van de enorme hoeveelheid producenten die in de wachtrij staat en gezien het feit dat de netwerken niet op heel korte termijn enorm uitgebreid en verbeterd kunnen worden.
Minister Van der Hoeven: Nee, ik denk niet dat dit het geval zal zijn. Ik kom toch kort terug op datgene wat ik aan het begin van mijn betoog heb aangegeven. Juist deze ministeriële regeling laat beter zien wat de belasting van het net zal zijn. Er ontstaan problemen, omdat dit nu niet mogelijk is. Die problemen ontstaan in bepaalde delen van het land en zijn tijdelijk van aard. Die doen zich dus niet in het hele land voor en zijn ook niet langdurig van aard. Als je weet wat de belasting van het net is, kun je beter werken. Met deze ministeriële regeling is het mogelijk om daarover meer helderheid te geven. Op die manier kun je daarmee beter verder gaan. Mevrouw Wiegman zou gelijk hebben als alles meteen werd aangesloten, maar dat zal niet gebeuren. Die kolencentrales zullen pas na 2011 worden aangesloten. Ik denk dan ook dat de zorgen van mevrouw Wiegman op dit punt niet helemaal terecht zijn. Ik zeg nogmaals dat zij zich terecht zorgen zou maken als alles er in één keer zou zijn. Dat zal echter niet het geval zijn.
Een aantal commissieleden heeft vragen gesteld over de rechten die grijze producenten opbouwen. Gevraagd is hoe dat gaat op het moment dat de wet voorrang voor duurzaam van kracht is en of er geen belemmerende werking zal zijn. Het antwoord is nee. Die ministeriële regeling zorgt ervoor dat alle producenten gelijke rechten krijgen. In de huidige situatie hoeven bestaande producenten geen ruimte te maken voor nieuwe producenten. Er komen inderdaad allerlei brieven binnen van de gevestigde belangen. De nieuwe belangen hebben nog geen stem, want die zijn er nog niet. Als er ruimte ontstaat voor nieuwe toetreders, wordt er natuurlijk geroepen.
Mocht die ministeriële regeling er niet komen, dan hoeven de bestaande producenten geen ruimte te maken voor wie dan ook. De transportproblemen komen dan alleen op de schouders van de nieuwkomers. Uiteraard is het eenvoudig om nieuwkomers te weren, maar de vraag is of je dat moet toestaan. Onder andere om die vraag te beantwoorden, hebben wij deze ministeriële regeling gemaakt. Daarin wordt bepaald dat alle producenten bijdragen aan de oplossing van het probleem, dus zowel de zittende als de nieuwe. Er is dan echter nog geen onderscheid tussen grijs en groen. Met deze ministeriële regeling is het niet mogelijk om dat onderscheid te maken, want die mogelijkheid biedt de huidige wet niet. Op het moment dat de wet voorrang voor duurzaam van kracht is, krijgen duurzame producenten die voorkeursbehandeling. Dan krijgt groen voorrang, ook bij congestie. Bestaand en nieuw grijs zullen straks hoe dan ook voorrang moeten geven aan bestaand en nieuw groen. Dat is het doel waarnaar wij streven. Kortom, die ministeriële regeling zal zich richten op het onderscheid tussen bestaand en nieuw en de wet zal zich richten op het onderscheid tussen groen en grijs.
De heer Zijlstra (VVD): Ik wil nog eens kijken naar de tegenstelling die de minister schetst tussen bestaand en nieuw. Heel vaak is daarvan geen sprake. Nuon is een bestaande partij. Dat bedrijf is één van de grote partijen in de wachtrij. Hetzelfde geldt voor E.ON.
Minister Van der Hoeven: Sorry, dat bedoel ik niet. Ik heb het over bestaande capaciteit. Daarmee doel ik op capaciteit die al produceert. Onder bestaande capaciteit versta ik dus niet bestaande instellingen.
De heer Zijlstra (VVD): Maar bestaande capaciteit vertegenwoordigt een belang van een eigenaar. De minister zei letterlijk «nieuwe toetreders tegenhouden». Dan doelt zij dus op die situatie. Nuon is geen nieuwe toetreder met de centrale in de Eemshaven. Na deze constatering kom ik op de vraag. In hoeverre kunnen bedrijven die nu een contract hebben met beperkende voorwaarden, bij TenneT aankloppen om dat te melden? Kennelijk is er sprake van een contractueel mistige situatie, want de NMa heeft geen ontheffing verleend. Is één van de doelstellingen het oplossen van dergelijke juridische problemen die kunnen ontstaan?
Minister Van der Hoeven: Ik moet eerlijk zeggen dat de heer Zijlstra een paar dagen te vroeg is met zijn vraag. Ik stel voorop dat men de contracten zelf heeft ondertekend. De NMa zal daarover één dezer dagen duidelijkheid geven. Zolang zij daarover geen uitspraken heeft gedaan, kan ik de vraag van de heer Zijlstra niet beantwoorden.
De heer Zijlstra (VVD): Het lijkt mij sowieso verstandig om deze ministeriële regeling te laten liggen totdat de NMa uitspraak heeft gedaan.
Minister Van der Hoeven: Nee, dat is natuurlijk flauwekul. De heer Zijlstra vraagt naar de ontheffing. Die contracten zijn ondertekend onder voorbehoud van de te verlenen ontheffing. Ik weet niet waarmee de NMa komt, maar haar uitspraak heeft niet zonder meer een relatie met deze ministeriële regeling. Dat zijn twee verschillende zaken. Wij moeten geen appels, peren en pruimen bij elkaar optellen, want dan komen wij er helemaal niet uit.
De heer Zijlstra (VVD): Dat zou kunnen, maar de minister zegt het heel mooi. Zij gebruikt de woorden «niet zonder meer». Dat is één van de mooiste politieke uitspraken, want die woorden betekenen naar mijn idee «misschien ook wel». Gezien de complexiteit en de grote belangen die hierbij een rol spelen, pleit ik ervoor om de uitspraak van de NMa rustig af te wachten. Ik pleit daarvoor, ongeacht wat de uitkomst van dit debat is. Voor mij is namelijk nog steeds niet duidelijk hoe het zit met die run-backcontracten en de juridische verhoudingen in de relatie met het congestiemanagementsysteem en de risico’s. Het is waar dat die partijen de contracten zelf hebben ondertekend. Dat constateert de minister terecht. Daarmee hebben zij ook zelf getekend voor de risico’s die zij als onderneming lopen. Ik weet nog steeds niet waarom die risico’s moeten worden gesocialiseerd.
Minister Van der Hoeven: Ik heb al gezegd dat die contracten zijn ondertekend onder een bepaald voorbehoud. Dat voorbehoud heeft te maken met de uitspraak die de NMa zal doen over de ontheffingen. Zojuist heb ik ook gezegd dat de NMa voorstander is van deze ministeriële regeling, omdat die op een aantal punten in ieder geval duidelijkheid geeft.
De heer Van der Vlies (SGP): Om het even heel scherp te stellen: nieuwe installaties, voorrang duurzaam. Als de wet van kracht is, kan een groene, nieuwe installatie dus een nieuw grijs initiatief van de markt drukken?
Minister Van der Hoeven: Ja, als de wet van kracht is.
De heer Van der Vlies (SGP): Ja, dat zei ik. Maar nu de bestaande situatie, dus nieuw groen en bestaand grijs. Hoe zal dat gaan? Volgens mij speelt dan de juridische haalbaarheid van dat hele toestandje een rol. Ik zie het nog niet helemaal voor mij. Wil de minister daar eens op ingaan?
Minister Van der Hoeven: In de huidige situatie is er helemaal geen sprake van nieuwe toetreders, ongeacht of er sprake is van groen of grijs. Zodra die ministeriële regeling er is, is er ruimte voor nieuwe installaties. Dan is er inderdaad onderscheid tussen bestaande installatie en nieuwe installatie. Op basis van de huidige wetgeving kunnen wij geen onderscheid maken tussen grijs en groen. Het onderscheid dat zal worden gemaakt met de ministeriële regeling houdt in dat bestaand blijft en dat nieuw wordt toegestaan. Daarin voorziet deze regeling. De wet voorziet in iets anders, namelijk in groen boven grijs. Zodra die wet van kracht is, zal de ministeriële regeling daaraan aangepast moeten worden. Met die opmerking loop ik overigens enigszins vooruit op het wetsvoorstel als zodanig.
De heer Vendrik (GroenLinks): Uit het staatje dat gisteren tijdens de technische briefing is uitgedeeld – ik kon daarbij helaas niet aanwezig zijn – maak ik op dat er wordt gesproken over problemen die kunnen ontstaan over twintig aanvragen voor aansluitingen vanaf komend jaar. Een deel van die partijen heeft al een run-backcontract met TenneT. Voor een ander deel geldt dat dit nog in de pijnlijn zit en weer een ander deel heeft zich gemeld. Als ik het goed begrijp, zijn er dus verschillende fases. Wat zal er door de ministeriële regeling veranderen aan de contracten die al gesloten zijn? Blijven die run-backcontracten dan bestaan? Ik zou denken dat je die bij wet opheft. Dan bestaat er immers geen «run back» meer. Wat zal er veranderen in 2009 als deze nieuwe stroomproducenten daadwerkelijk moeten produceren? Ik zie namelijk dat er komend jaar slechts één gaat produceren. Als ik het goed begrijp, zal de rest pas de komende jaren produceren en dan is de wet voorrang voor duurzaam in principe van toepassing. Met andere woorden, wie heeft er een leveringsprobleem op grond van een bestaand contract en wie heeft een financieringsprobleem op grond van een bestaand contract of vanwege een slecht contract dat misschien bij TenneT in de maak is?
Minister Van der Hoeven: Ik heb het gevoel dat ik voor de derde keer hetzelfde antwoord moet geven. Op dit moment is er een aantal contracten met beperkende voorwaarden. Zodra die ministeriële regeling er is, zullen die beperkende voorwaarden uit het contract worden verwijderd.
De heer Vendrik (GroenLinks): Dat is niet de vraag. Dat snap ik, maar voor enkele partijen komen die beperkende voorwaarden in 2010 weer terug op grond van de wet voorrang voor duurzaam. Toch?
Minister Van der Hoeven: Ik heb zojuist gezegd dat er sprake is van privaatrechtelijke overeenkomsten die gebaseerd zijn op een publiekrechtelijk kader. Vanwege dat kader kan er op dit moment geen onderscheid worden gemaakt tussen groen en grijs. Dat kan ik niet doen en de heer Vendrik evenmin. Wij willen dat onderscheid wel maken, maar wij kunnen dat niet. Vandaar dat wij daaraan iets proberen te doen. Na inwerkingtreding van de wet, zal het publiekrechtelijk kader veranderen. In het kader van de behandeling van het wetsvoorstel zal de Tweede Kamer door deze partijen belaagd worden met de vraag of zij wel weet wat er allemaal gaat gebeuren. Daaraan twijfel ik geen moment. Het is echter aan de wetgever om het publiekrechtelijk kader te veranderen. Dat zullen wij doen met de nieuwe wet waarmee wij de basis creëren om groen boven grijs te laten gaan. Als regels veranderen doordat er nieuwe wetten komen, is dat te wijten aan de wetgever. Laatstgenoemde heeft de zaken immers veranderd.
De heer Hessels (CDA): Laat ik eens proberen om het een beetje ingewikkelder te maken.
Wij hebben te maken met de situatie dat er bedrijven zijn die een contract hebben waaraan iets zal veranderen zodra de wet in werking is getreden. Wij hebben al de situatie aan de orde gehad van bedrijven die een contract zullen afsluiten op het moment dat de wet van kracht is. Nu is er een bedrijf dat tijdens de werkingsperiode van deze ministeriële regeling een contract sluit, terwijl de wet nog niet in werking is getreden. Wat zal het gevolg zijn voor dat bedrijf op het moment de wet van kracht wordt? Zullen de rechten die zijn opgebouwd onder de ministeriële regeling dan worden herroepen door de wet? Kan dat juridisch?
Minister Van der Hoeven: Als je de wet verandert, wijzigt natuurlijk ook de inhoud van de privaatrechtelijke contracten. Die zullen immers aangepast moeten worden aan de wet. Uiteraard kan er altijd een voorbehoud worden gemaakt voor noodsituaties. Dat is in contracten opgenomen en daaraan zal niets veranderen.
Overigens heb ik er behoefte aan om een opmerking te maken tegen de heer Vendrik over die twintig aanvragen. Ik weet niet waarop hij dat baseert. Mijn informatie is dat er op dit moment ongeveer 200 kleine duurzame projecten zijn die in de wachtrij staan en die in onzekerheid zitten vanwege dat transport. Zij krijgen dus ook geen financiering. Het is maar wat de Kamer wil. Wij zijn inderdaad vorig jaar begonnen met het treffen van een regeling voor de periode vanaf nu tot aan de totstandkoming van het wetsvoorstel. Ik zeg nogmaals dat ik denk dat wij daarmee tegemoetkomen aan een groot aantal problemen dat er is. Ik weet ook wel dat een aantal partijen daarop niet zit te wachten. Ook weet ik dat gezegd wordt dat een en ander in het Westland op vrijwillige basis is geregeld. Dat is correct, maar daarmee houdt het dan ook op. Het is mogelijk om te zeggen dat wij dat elders ook moeten proberen, maar dan moet iedereen meedoen. In het Westland is de situatie redelijk overzichtelijk en was het dus mogelijk om een en ander te regelen. Elders is de situatie echter anders.
De heer Van der Vlies (SGP): Uiteraard heeft de minister gelijk dat de wetgever de wet kan wijzigen en dat hij dus het publiekrechtelijk kader kan veranderen. De wetgever is echter niet in staat om de sector waarover het gaat, terug te sturen naar af en die opnieuw te laten beginnen. Er zijn altijd doorlopende contracten. Mijn inschatting is dat er een zekere ongerustheid is. Die ervaar ik althans bij mijzelf. Als de wetgever dat kader wil bijstellen, is dat prima. Daarvoor kan hij immers heel goede redenen hebben. Ik heb die, namelijk duurzaamheid. Ik wil echter geen buitensporige toestanden aan mijn broek op grond van juridische kaders in de vorm van claims en dergelijke. Hoe kan de minister die ongerustheid wegnemen?
Minister Van der Hoeven: Voor zover ik dat op dit moment kan inschatten, zal dat probleem niet aan de orde zijn. Uiteraard zullen de bestaande contracten worden omgezet in vaste contracten. Men spreekt over firm contact. Dat zal zeer zeker moeten gebeuren. Ik zeg nogmaals dat de mogelijkheid bestaat dat wij met vragen worden geconfronteerd, ook als wij dat nu niet doen en wij de wet straks toch gaan veranderen. Deze ministeriële regeling zal naar mijn inschatting dus niet leiden tot extra problemen.
De voorzitter: Mijnheer Vendrik, u hebt al drie interrupties gehad. De heer Samsom gaat hopelijk zeggen wat u ook had willen zeggen.
De heer Samsom (PvdA): Dat hoop ik. Ik wil nog iets meer duidelijkheid, ook voor de heer Van der Vlies. Wat die ongerustheid betreft, voel ik namelijk enigszins met hem mee. Ik heb mijn ongerustheid zojuist ook geuit in mijn vragen over die 6000 megawatt wind. Buiten deze lijst, zijn er bijvoorbeeld ook de vrienden van E.ON. Zij hebben al dertig jaar een contract voor het leveren van stroom en voor transport. Die centrale staat straks op de Maasvlakte te draaien. Zorgt de nieuwe wet voorrang voor duurzaam ervoor dat ook die centrale afgeschakeld moet worden op het moment dat er te veel duurzame energie op het net komt om alle stroom te faciliteren? Is dat de betekenis van de wet voorrang voor duurzaam, dus dat ook bestaande rechten vanwege de verandering van het publiekrechtelijk kader worden aangetast? Dat zou goed zijn, want dan wordt het duurzamer. Zal dat het geval zijn?
Minister Van der Hoeven: Ja.
De heer Samsom (PvdA): Hoi! En zal dat het geval zijn zonder dat daarvoor een schadevergoeding gegeven wordt? Dat is voor mij namelijk cruciaal.
Minister Van der Hoeven: Ik kan niemand verbieden om een claim in te dienen. Dat kan de heer Samsom ook niet. Dat is een andere kant van de zaak.
De voorzitter: Mijnheer Vendrik, nog een keer...
De heer Vendrik (GroenLinks): Dat die bestaande contracten aangetast worden als het even meezit, is helder. Dat is ook heel verstandig: de bestaande grijze contracten. Ik had het overigens over de aanvragen bij TenneT uit het overzicht. Voor de helderheid zeg ik dat het achttien partijen betreft.
Minister Van der Hoeven: U hebt gelijk wat de hoogspanningscontracten betreft, maar niet wat de andere betreft.
De heer Vendrik (GroenLinks): Acht à negen partijen hebben inmiddels een run-backcontract op grond van de bestaande regeling. Dan komt er een ministeriële regeling. Zij krijgen dus een volwaardig contract op grond van die regeling. Dan komt de wet voorrang voor duurzaam en krijgen die partijen weer een contract met beperkende voorwaarden. Het juridisch risico neemt dan natuurlijk wel toe. Wat is de zin daarvan? Ik zie de duurzame partijen die al een contract hebben namelijk niet onmiddellijk als eerste. De kolenboeren hebben een run-backcontract. Zij krijgen een volwaardig contract en worden straks weer teruggezet. Mij lijkt dat dit een juridisch probleempje oplevert.
Minister Van der Hoeven: Toch creëert de heer Vendrik een beetje mist. Ik kan er niets aan doen. Bij deze ministeriële regeling is de vraag aan de orde of je alleen de bestaande installaties de mogelijkheid biedt om met een volwaardig contract onder de bestaande voorwaarden op het net te gaan, of dat je die ook aan nieuwe installaties biedt. Aan de contracten van bestaande partijen verandert met de ministeriële regeling helemaal niets. Die regeling zorgt er alleen voor dat nieuwe partijen, nieuwe installaties, op het net kunnen. Dat is het punt. De contracten van die nieuwe partijen, kunnen vast worden. Zij gaan er dus op vooruit. Zodra het wetsvoorstel er is, gaat het over iets geheel anders. Dan gaat het over groen en grijs. Alle privaatrechtelijke contracten van bestaande grijze partijen, moeten zich met de komst van de wet aanpassen aan de nieuwe publiekrechtelijke omstandigheden. Daaraan verandert deze ministeriële regeling niets. Het enige wat de heer Vendrik zou kunnen zeggen, is dat er nu een bepaald aantal bestaande installaties is en dat er dankzij de ministeriële regeling een ander aantal is. Dat is het enige. Ik kan het echt niet mooier maken.
De heer Jansen zei dat de regeling niet groen is. Het met de ministeriële regeling beïnvloeden van die brandstofmix is niet aan de orde. Wij hebben een Elektriciteitswet die is gebaseerd op EU-regelgeving. In die regelgeving staat dat het bij het aansluiten en transporteren van elektriciteit niet is toegestaan om te discrimineren. Dan kan ik dus ook niet met de ministeriële regeling doen. Dat neemt niet weg dat zowel de problemen van groen als die van grijs met die regeling worden aangepakt. Bestaand blijft en nieuw kan erbij. Met de wet voorrang voor duurzaam zal discriminatie van groen of grijs in geval van congestie mogelijk worden gemaakt. Daarmee zullen wij vooruitlopen op de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie. Dat zeg ik in het bijzonder tegen de heer Jansen en de heer Hessels. De regeling is dus niet in strijd met de bestaande en de nieuwe richtlijn. De eerste richtlijn is geïmplementeerd in de Elektriciteitswet. Daaraan houden wij ons. De tweede richtlijn is net vastgesteld. Die moet in 2010 geïmplementeerd zijn. Daarvoor zullen wij zo snel mogelijk zorgen. Met het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam lopen wij vooruit op de implementatie van de richtlijn ten aanzien van dat onderdeel. Wij kunnen deze wet en de implementatie van die richtlijn in elkaar schuiven, maar ik ben van mening dat wij dat niet moeten doen. Laten wij eerst het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam met elkaar behandelen. Ik zei al dat dit bij de Raad van State ligt en dat het binnenkort aan de Tweede Kamer zal worden voorgelegd. Hopelijk kunnen wij daarover heel snel met elkaar van gedachten wisselen.
Ook na het van kracht worden van de wet is het van belang om de transportcapaciteit optimaal te benutten. De ministeriële regeling dient dan te worden aangepast aan de wet. Ook de juridische basis van de ministeriële regeling zal dus gewijzigd worden. Die moet immers gebaseerd zijn op de nieuwe wetsartikelen waarin voorrang voor duurzaam inderdaad definitief geregeld wordt.
Er zijn twee vragen gesteld die ik niet onder een blokje kon laten vallen. De heer Zijlstra vroeg of een en ander wel nodig is, gelet op de kleine kans op congestie. Het belangrijkst zijn de extra aansluitingen. Nieuwe partijen moeten aangesloten kunnen worden. Dat is het punt waar het echt om draait. Daarbij komt dat het inderdaad mogelijk is om op efficiëntere wijze aan congestiemanagement te doen. De kans op congestie is naar mijn idee inderdaad betrekkelijk klein. Als er congestie optreedt, zal er echter geen sprake zijn van die negatieve effecten. Ik denk dat die ministeriële regeling wat dat betreft wel nodig is. Gevraagd is of het zonder ministeriële regeling kan, zoals in het Westland. Het systeem in het Westland is niet ideaal. Daar wordt wel onderscheid gemaakt tussen de installaties die in werking zijn en de nieuwe. Wij willen daarvan af. Wij willen namelijk meer nieuwe partijen op dat net toelaten. De regeling zal dus ook voor het Westland van betekenis zijn. Alle tuinders zullen daarbij betrokken worden, dus niet alleen een bepaalde groep. Gevraagd is of diezelfde aanpak kan worden gekopieerd voor andere delen van het land. Dat is afhankelijk van de netten in die regio. Overplaatsen naar andere delen in het land is dus niet zonder meer mogelijk. Dat heb ik al eerder tegen mevrouw Wiegman gezegd.
Ik meen dat ik alle vragen beantwoord heb.
De voorzitter: Ik zit met een praktisch punt. Er zijn zeven woordvoerders. Dat houdt in dat alle sprekers een minuut en een aantal seconden het woord krijgen. Zij moeten dan ook voor zichzelf uitmaken hoe zij met dit onderwerp verder willen gaan. Zij hebben namelijk de maatregel «gestuit». Ik geef eerst het woord aan de heer Jansen. Daarna krijgen de andere commissieleden het woord, in dezelfde volgorde als in de eerste termijn.
De heer Jansen (SP): Voorzitter. Na het betoog van de minister in eerste termijn ben ik niet overtuigd. Sterker nog, mijn twijfels zijn in bepaalde opzichten zelfs toegenomen. Ik zoek naar een tussenoplossing. Ik kan mij voorstellen dat wij wachten op de uitspraak van de NMa. Dat heeft ook de heer Zijlstra voorgesteld. Daarna zouden wij een VAO kunnen aanvragen. Zodoende wordt het mogelijk om een Kameruitspraak te doen. De SP-fractie vermoedt dat deze ministeriële regeling komend jaar zal leiden tot heel veel strategisch gedrag van grijze producenten en dat groene producenten daarvan op langere termijn nog veel meer last zullen krijgen. Kortom, wij zullen in onze eigen voet schieten. De regeling zal volgens ons dus een averechts effect hebben.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Een minuut is kort en ik heb nog best belangrijke vragen. De kosten en de baten heb ik niet scherp voor ogen. De minister zegt regelmatig dat zij dit en dat verwacht, maar voor mij is echt onduidelijk wat dat in financiële zin betekent. Ik meen dat dit vooral voor de burger geldt van wie straks sociaal gedrag wordt verwacht.
De suggestie is gedaan om een en ander op meerdere plaatsen te doen. Er is gesproken over het onderscheid tussen oud en nieuw. Als dat een probleem was geweest, had ik in deze fase een enorme hoeveelheid brieven verwacht waaruit blijkt dat een en ander inderdaad als een probleem wordt ervaren. Mijn ervaring is juist dat men wel degelijk op zoek gaat naar mogelijkheden om samen te werken, zeker als er een urgent probleem is.
Ik citeer uit een brief die ik heb gekregen: «De ministeriële regeling mag geen aanleiding zijn om via congestiemanagement een wettelijke investeringsverplichting in uitbreiding van elektriciteitnetten af te stellen of uit te stellen, waarbij risico’s en verplichtingen voor het netbeheer worden overgeheveld naar de aangeslotene». Dat gevoel heb ik wel een beetje gehad. Wat is de oorzaak van het probleem? Welk probleem gaan wij nu bestrijden en langs welke weg?
De heer Hessels (CDA): Voorzitter. Dit is één van de meest lastige punten die ik binnen zeven jaar op het terrein van energie onder de vingers heb gekregen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik herinner mij dat cross border lease nog erger was.
De heer Hessels (CDA): Inderdaad. De heer Vendrik vult mij heel goed aan. Dat onderwerp was inderdaad nog ingewikkelder. Toen zaten wij ook hier en nu staan wij met de minister voor hetzelfde doel. De vraag is echter wat het beste is en wat de oplossing is.
Op een aantal vragen heeft de minister een bevredigend antwoord gegeven. Ik kan nu echter niet concluderen dat de ministeriële regeling – hoe zeg je dat eigenlijk? – «ontstoten» moet worden. Daarvoor is enig beraad nodig. Ik neig er echter wel toe.
De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik nog niet, hoewel de minister wat mij betreft nog steeds de kans heeft om een en ander voor elkaar te krijgen.
Ik heb een vraag gesteld over artikel 5.1.1 dat in de brief van de NMa van 3 december 2008 werd aangehaald. In de bijlage van die brief staat dat wij met dat artikel voldoende mogelijkheden hebben om ook in de huidige situatie extra aansluitcapaciteit te genereren. Het zou daarmee mogelijk zijn om de doelstellingen van de VVD-fractie te realiseren. Het betreft meer productie op het net, daarmee meer aanbod en een lagere prijs. Graag wil ik dat de minister die vraag alsnog beantwoordt.
Ik ga in op de socialisering en «run-back» en geef een voorbeeld ter verduidelijking. Een producent heeft nu een run-backcontract. Op grond van de ministeriële regeling krijgt hij een normaal contract. Dan wordt de wet voorrang voor duurzaam van kracht en is er sprake van congestiemanagement. Is het in de huidige situatie juist dat, als er geen ministeriële regeling komt en dat wetsvoorstel wel, die grijze producent geen vergoeding krijgt indien hij moet afschakelen? Is het juist dat er in die situatie wel een vergoeding zal worden gegeven op grond van de ministeriële regeling? Het antwoord op die vraag is voor ons heel belangrijk om vast te stellen hoe de zaak in elkaar zit.
Er is haast om onder andere groen aan te sluiten. Deels is dat inderdaad het geval. Er ligt echter ook een brief van Netbeheer Nederland waarin duidelijk staat dat congestiemanagement slechts in zeer beperkte mate een oplossing biedt voor het probleem van de capaciteitschaarste op de regionale elektriciteitsnetten. En juist daar worden die jongens aangesloten.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Het is voor de SGP-fractie geen zwart-witverhaal. Er zijn diverse invalshoeken: voorrang voor duurzaam, groen voor grijs. Dat is prima, maar wat richt je aan totdat je een wettelijke titel hebt om die voorrang ook zodanig te laten zijn dat de private partijen zich voegen naar de nieuwe publiekrechtelijke kaders die moeten worden ontwikkeld? Kan de minister klip en klaar aangeven wat wij met die regeling precies opschieten en of wij toch niet ergens een lachende derde kunnen ontwaren?
De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik heb van de minister begrepen dat de ministeriële regeling ervoor zorgt dat wij straks 900 megawatt duurzaam, 900 megawatt wkk en helaas ook heel veel kolencentrales binnenslepen. Dat onderscheid kunnen wij immers niet maken. Maar let op, vlak daarna komt de wet voorrang voor duurzaam en tikken wij die kolencentrales de hoek in. Zo werkt het in mijn beleving. Dat heeft de minister ook helder uitgelegd.
De heer Jansen heeft er nog problemen mee dat gedurende de tijd van congestiemanagement de stroommix minder gas – dat schakelen wij dan immers af – en meer kolen wordt. Dat is niet waar, want congestiemanagement heeft ook een spiegelbeeldige kant. Elders in het land moet namelijk geboden worden om meer te produceren. Ergens zal iets afgeschakeld worden en elders in het land zal iets extra worden aangeschakeld ten opzichte van wat de bedoeling was. Dat zal ook gas zijn. De gasjongens doen in dit systeem mee. Wij moeten er inderdaad voor oppassen dat zij gaan gamen en strategisch gedrag gaan vertonen. Daarom moet deze regeling goed worden vormgegeven. En ik moet vertrouwen hebben in TenneT en het ministerie van EZ. Dat heb ik overigens wel. Zo zal het werken: wind, kolen, nucleair zullen niet meedoen in dit systeem. Dat geldt zeker voor laatstgenoemde. Het zijn de gasjongens die zullen meedoen. Zij zullen er nog flink op verdienen ook. Dat neem ik echter op de koop toe, omdat ik weet dat al die duurzame energie eindelijk gefinancierd kan worden.
Over hoogspanning en laagspanning, mijnheer Zijlstra: 600 megawatt in de Noordoostpolder moet op het hoogspanningsnet. Dat alleen al is voldoende. Die krijgen nu geen financiering en ik wil dat dit wel gebeurt.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Met mijn bescheiden kennis kan ik nog snappen dat netbeheerders met dit systeem meer contracten kunnen sluiten om de doodeenvoudige reden dat zij, als er ergens een situatie van overcapaciteit dreigt, de pijn over bijna alle partijen kunnen verschmerzen. In principe rust dan op iedereen de verantwoordelijkheid om voor dat probleem een oplossing te vinden. Voor de netbeheerder is de beheersingscapaciteit groter. Die kan meer partijen aanspreken. Dat dit leidt tot meer contracten. Dat het net voller gehangen kan worden met contracten met potentiële productie in het vooruitzicht, begrijp ik allemaal nog. Dat zou je ook een verbetering kunnen noemen. Daar ben ik niet zozeer op tegen. Ik vind het wel lastig dat dit systeem over een jaar weer gewijzigd zal worden.
Ik wil echt geen mist creëren minister, maar ik volg het gewoon niet. Als ik het goed zie, is deze ministeriële regeling in hoge mate een administratieve operatie. Die zal er niet toe leiden dat in het jaar 2009 geweldig veel nieuwe producenten worden aangesloten. Evenmin zal die regeling leiden tot het trekken van een kabel en meteen produceren. Volgens mij zal dat niet de werkelijkheid zijn. Vooral de ruimte voor netbeheerders zal toenemen om meer contracten te sluiten. In de verdere toekomst zullen op papier dus meer partijen toegang krijgen tot het net. Dat heb ik opgemaakt uit de toelichting die gisteren op de techniek is gegeven. En dat heb ik opgemaakt uit de toelichting in het debat van vandaag. Ik weet niet precies wie daarbij baat heeft. Als die ruimte voor netbeheerders voor het sluiten van contracten het winstpunt is van de minister, vind ik dat vreemd. Wij constateren immers tegelijkertijd dat de juridische status van alle contracten die eraan komen – daarvoor zal immers meer ruimte zijn -toch met een wetsvoorstel wordt veranderd. Ik begrijp de winst van de regeling niet. De heer Van der Vlies vroeg wie de lachende derde zal zijn. Bij die vraag sluit ik mij aan en ik ontkom er niet aan om terug te komen op mijn eerste punt in eerste termijn: dat zullen vooral die clubs zijn die een aansluiting hebben gevraagd en een run-backcontract hebben. Zij zullen een beter contract krijgen. Dat zijn enkele clubs. En die ene, die in 2009 wil leveren, heeft daarbij het meeste belang. Dat is de kolenboer. Ik vind het lastig om de minister daarin te volgen. Voorlopig doe ik dat dus niet.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister.
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik maak twee opmerkingen vooraf: de heer Samsom heeft gelijk dat wij moeten oppassen voor strategisch gedrag. Daarop moet inderdaad worden toegezien. Mevrouw Wiegman merkte op dat het niet zo kan zijn dat investering in de netten wordt uitgesteld. Ook daarin heeft zij gelijk. Die twee zaken staan los van de regeling als zodanig en moeten wij sowieso in de gaten houden. Daarover mag geen misverstand bestaan.
Gevraagd is wat de consequentie zal zijn als die ministeriële regeling er niet komt. Dan zal de situatie blijven zoals die nu is. Dat is heel simpel. Dat houdt in dat zittende partijen een transportgarantie hebben en dat nieuwe producenten in onzekerheid blijven over de voor hen beschikbare transportcapaciteit. Zo eenvoudig is dat. Dat betekent ook dat nieuwe producenten opdraaien voor de kosten op het moment dat zij geen transport toegewezen krijgen. Dat klopt. Voor met name kleine producenten betekent dat de doodsteek voor het project. De heer Samsom heeft daarover gesproken. Grote producenten – ik doel zowel op de grote centrales die bij TenneT zijn aangesloten als de kleine initiatieven die een aansluiting vragen bij die regionale netbeheerders – hebben inderdaad meer kennis en armslag om met die onzekerheid om te gaan. Die onzekerheid over het transport heeft praktisch gezien een aantal nadelen, namelijk aantasting van het investeringsklimaat als gevolg van het feit dat zij geen financiering krijgen voor hun projecten, een blokkade van nieuwe kleinschalige, duurzame projecten, het weghouden van nieuwe toetreders van de elektriciteitsmarkt en een inefficiënte manier van omgaan met de beschikbare netcapaciteit. Dat zullen enkele gevolgen zijn van het niet in werking treden van de ministeriële regeling.
De heer Jansen stelde voor, te wachten op de uitspraak van de NMa. Ik heb gezegd dat de NMa voorstander is van deze ministeriële regeling. Zij zal echt niet met een tegengestelde uitspraak komen. Dat is toch logisch? Als de NMa geen ontheffing verleent – dat is één van de zaken waarnaar gevraagd wordt – staan wij zonder ministeriële regeling met lege handen en blijft het net gewoon op slot.
De heer Zijlstra vroeg waarom de bestaande problemen niet met artikel 5.1.1. van de Netcode worden opgelost. Die code is niet afdoende. In de basis worden de bestaande instrumenten uit de Netcode gebruikt, namelijk het ingrijpen door de netbeheerder bij een transportbeperking. En deze instrumenten zien alleen op situaties van onderhoud, van calamiteiten. Aan het begin van mijn betoog heb ik dat al gezegd. De uitbreiding van de regels – dat doen wij met de ministeriële regeling – zorgt voor verfijning van die instrumenten, opdat die ook toepasbaar worden in geval van mogelijk optredende congestie. Ik kan artikel 5.1.1 dus niet van toepassing verklaren op de congestieproblematiek.
De heer Samsom en de heer Vendrik spraken over ongewenst strategisch gedrag in het nadeel van groen. Zij doen alsof die grote grijze centrales er morgen zijn. Dat is natuurlijk niet waar, want er is sprake van bouwtijden. Dat weten zij ook wel. De ministeriële regeling zal echt betekenis hebben voor de kleinere decentrale projecten.
Wat betreft het wegnemen van onzekerheid, is het maar wat de Kamer wil. Als zij dat niet wenst, zet zij de kleine producenten in de kou. Dat is haar verantwoordelijkheid. Zij geeft op een gegeven moment aan of zij wenst dat deze ministeriële regeling doorgaat.
Ik kom kort terug op het strategisch gedrag. De wet voorrang voor duurzaam zal daarvoor geen ruimte meer bieden. Dat is namelijk iets wat wij goed moeten regelen.
Ook als de nieuwe wet van kracht is, krijgt grijs een vergoeding voor het afregelen. Dat is logisch, want je moet wat grijs en groen betreft de zaken op een gegeven ogenblik non-discriminatoir regelen. Alleen het voorranggedeelte zullen wij straks definitief regelen: groen voor grijs. Daarmee zullen wij vooruitlopen op de EU-richtlijn die nog moet worden geïmplementeerd.
Gevraagd is of er echt megawatten bij komen of dat dit alleen geldt voor de toekomst. Ik denk dat er ook in 2009 direct extra aansluitingen kunnen zijn. In het overzicht staat een aantal voorbeelden. Het zijn onder andere de voorbeelden die ik heb genoemd, alsmede de heer Samsom.
Ik kan het niet mooier maken dan het is. Het is aan de Kamer om te bepalen wat zij hiermee doet. Zij moet bepalen in hoeverre zij de situatie voor het congestiemanagement en nieuwe partijen beter wil regelen. Als zij dat niet wil, moet zij dat laten.
De voorzitter: Ik stel vast dat de meeste commissiewoordvoerders hun definitieve gedachten nog niet hebben opgemaakt. Ik heb de indruk dat zij daarover nog even willen nadenken. Het lijkt mij handig dat alle leden voor zichzelf uitmaken wat zij willen. Het lijkt mij verstandig om vervolgens in commissieverband, al dan niet met de minister, te bespreken wat wenselijk is. Ik ben slechts waarnemend voorzitter en stel voor dat de commissieleden contact met elkaar hebben over de vervolgprocedure.
De heer Zijlstra (VVD): Ik stel nu al voor om de afhandeling van dit onderwerp te bespreken tijdens de eerstvolgende procedurevergadering.
De voorzitter: Daarop doelde ik. Dat lijkt mij een verstandig voorstel, maar het is aan de commissie. Zo te zien, willen meer leden dat. Dat betekent dat de zaak voor de leden van de commissie terugkomt tijdens de procedurevergadering. Dat kan de eerstvolgende zijn, of er kan een extra procedurevergadering worden belegd.
Ik dank de minister voor haar aanwezigheid en beantwoording. Ook dank ik de collega’s voor hun inzet en het publiek voor zijn aanwezigheid. Ik sluit dit algemeen overleg.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA) en De Rouwe (CDA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA) en Uitslag (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29023-69.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.