Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2024
Naar aanleiding van de brief «reactie op de motie Kröger om dit jaar de methodiek
waarop het «niet meer dan anders principe» wordt bepaald aan te passen op een reële
en rechtvaardige wijze (Kamerstuk 29 023, nr. 488)», die op 25 maart jl. naar uw Kamer is verzonden, heb ik het verzoek van het lid
Kröger ontvangen om aan te geven welk effect de in deze brief genoemde maatregelen
zullen hebben op de maximum warmtetarieven. Met deze Kamerbrief wordt aan dit verzoek
van het lid Kröger voldaan en het verzoek van het lid Thijssen om binnen twee weken
aan te geven hoe motie met Kamerstuk 29 023, nr. 488, voorheen met Kamerstuk 29 023, nr. 470, wordt uitgevoerd.
Het effect op het maximale variabele tarief van het niet meenemen van de, op dit moment
voor 2025 voorziene, verhoging van de energiebelasting is een verlaging van € 0,56
excl. BTW per GJ warmte. Daarbij is rekening gehouden met een in de energiebelasting
te verwerken inflatiecorrectie van 5%. Uitgaande van het door de Autoriteit Consument
en Markt (hierna: ACM) gehanteerde gemiddeld verbruik van 37 GJ per jaar komt dit
neer op een verlaging van € 20,72 per jaar. Inclusief 21% BTW is het effect dan € 25,07.
Dit effect is als volgt opgebouwd (bedragen excl. BTW):
-
– Op dit moment zijn per 1 januari 2025 twee verhogingen van de energiebelasting voorzien,
te weten (1) een verhoging van € 0,01/m3 uit hoofde van ARTIKEL XXVI van de wet fiscale maatregelen klimaatakkoord en een
verhoging van € 0,00654/m3 uit hoofde van ARTIKEL XXIX van het Belastingplan 2023. In totaal gaat het dus om
een verhoging van € 0,01654/m3.
-
– Om het effect op het maximale warmtetarief te bepalen moet genoemde totale verhoging
worden geconverteerd naar een bedrag per GJ warmte. Daarvoor wordt allereerst de energetische
waarde van aardgas van ad. 0,03571 GJ per m3 gas gecorrigeerd voor het gemiddelde rendement waarmee gas wordt omgezet naar warmte
en warm tapwater. Dit gemiddelde rendement bedraagt 0,87. De gecorrigeerde energetische
waarde bedraagt dan 0,03571 x 0,87 = 0,0310677 GJ/m3 gas. 1 GJ staat dus gelijk aan 1/0,0310677 = 32,1.877 m3.
-
– Het effect van het niet meenemen van genoemde verhoging van de energiebelasting bedraagt
dan exclusief inflatiecorrectie € 0,01654 x 32,1877 = € 0,5324. Inclusief een veronderstelde
inflatiecorrectie van 5% is het effect dan € 0,5324 x 1,05 = € 0,56/GJ warmte.
Het effect op het maximumtarief voor vaste kosten van de maatregel dat de ACM in de
rekenmethodiek niet langer dient uit te gaan van de kosten van een all-in servicecontract
van een cv-ketel, maar van de gemiddelde kosten van verschillende typen onderhoudscontracten
voor de cv-ketel, zal leiden tot een verlaging van € 43,92 per jaar. Dit bedrag is
gebaseerd op gegevens uit een onderzoek dat de ACM heeft laten uitvoeren door Panteia
«Inzicht kosten aanschaf installatie nieuwe CV-combiketel 24 KV»1. Hierin is opgenomen dat de Nederlandse consument gemiddeld jaarlijks een bedrag
van € 168,40 voor het onderhoudscontract van een cv-combiketel uitgeeft. Een all-in
servicecontract voor het onderhoud van een cv-combiketel kost gemiddeld € 212,32.
Het verschil is € 43,92.
In totaal zullen de maatregelen volgens deze berekeningen leiden tot een verlaging
van de maximale warmtetarieven van € 68,99 per jaar bij gemiddeld verbruik van 37
GJ ten opzichte van de tarieven die zou worden vastgesteld zonder deze maatregelen.
Ik merk hierbij op dat het hier een eerste ambtelijke inschatting betreft die in korte
tijd naar beste inzichten is opgesteld. Het is de Autoriteit Consument en Markt die
bevoegd is om de rekenmethode op grond van het Warmtebesluit aan te passen en toe
te passen.
Tot slot, met betrekking tot het eerste dictum van de motie is TNO gevraagd onderzoek
te doen naar het verschil tussen nationale en eindgebruikerskosten. Het is de verwachting
dat dit onderzoek na de zomer afgerond is en met uw Kamer gedeeld kan worden.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten