29 023
Voorzienings- en leveringszekerheid energie

nr. 45
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2007

1. Inleiding

Het aansluiten van nieuw productievermogen op de hoogspanningsnetten staat de laatste tijd in de politieke en maatschappelijke belangstelling. Er zijn verschillende ontwikkelingen die ertoe bijdragen dat de grenzen van de huidige transportcapaciteit van de netten in zicht komen:

• de vraag naar elektriciteit is gegroeid en zal de komende jaren naar verwachting doorgroeien. Ondernemingen maken daarom plannen voor investeringen in nieuwe centrales;

• de handel in elektriciteit tussen Europese lidstaten groeit als gevolg van de integratie van nationale markten. Energiebedrijven investeren niet langer voor de nationale markt, maar opereren op Europese schaal. Dat leidt tot meer transport van elektriciteit over het hoogspanningsnet;

• er is een toename van investeringen in duurzame decentrale opwekkingscapaciteit. Het kabinet heeft forse ambities ten aanzien van de uitbreiding duurzame opwekkingscapaciteit en investeringen daarin worden ook financieel ondersteund. Vanzelfsprekend dient die nieuwe capaciteit ook daadwerkelijk zonder vertraging op het net te worden aangesloten.

Bovengenoemde ontwikkelingen leiden tot een afname van de nog beschikbare capaciteit op het hoogspanningsnet vanaf 2009, met name op enkele specifieke locaties rond de Eemshaven en de Maasvlakte. Berichten (in de media) over acute problemen met het aansluiten van tuinders in het Westland en Noord-Nederland op het hoogspanningsnet moeten berusten op misverstanden.

Ik ga in deze brief achtereenvolgens in op een drietal onderwerpen:

• de structurele oorzaken van de problemen die ten grondslag liggen aan de specifieke knelpunten rond de Eemshaven en de Maasvlakte en de wijze waarop ik het tekort aan netcapaciteit rond deze specifieke knelpunten op zal lossen, voordat er daadwerkelijk congestie optreedt;

• de aanpassingen die ik wil aanbrengen in het aansluitbeleid om problemen van een tekortschietende transportcapaciteit in de toekomst te voorkomen;

• de wijze waarop ik invulling wil geven aan de motie Ten Hoopen en Smeets (Tweede Kamer 2007–2008, 31 200, nr. 24), die de regering verzoekt om te bewerkstelligen dat duurzame energiecentrales met voorrang op het hoogspanningsnet kunnen worden aangesloten.

Met deze brief los ik tevens de toezegging in om uw Kamer tegen het einde van het jaar te informeren over de mogelijkheden voor een meer efficiënte verdeling van schaarse netcapaciteit. Die toezegging heb ik gedaan in mijn antwoord op Kamervragen van de heer Zijlstra van 8 februari 2007 (Tweede Kamer 2006–2007, Aanhangsel 1943). Ook geef ik met deze brief een vervolg op de brief aan uw Kamer van 18 oktober 2007 over voorrang voor duurzame elektriciteit (Tweede Kamer 2007–2008, 29 023, nr. 43) in reactie op het verzoek van het lid Duyvendak van 17 oktober 2007, (Tweede Kamer, Regeling van werkzaamheden, 14–932) naar aanleiding van problemen met het aansluiten van WKK-installaties op het hoogspanningsnet.

Ter voorbereiding van deze brief heb ik me uitgebreid laten informeren en adviseren. Ik heb de NMa/DTe gevraagd een advies uit te brengen over wenselijke aanpassingen van het aansluitbeleid. Tevens heb ik onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om de vestigingsplaatskeuze voor nieuwe centrales zodanig te beïnvloeden dat situaties van schaarste op het net beperkt kunnen worden. Ten behoeve van de vraag op welke wijze voorrang voor duurzaam kan worden gerealiseerd heb ik TenneT gevraagd een tweetal aspecten te onderzoeken: ten eerste de relatie tussen voorrang voor duurzaam en de leveringszekerheid en ten tweede de gevolgen voor het investeringsklimaat voor zowel duurzame als conventionele productiecapaciteit. (Voor rapportages over deze onderzoeken verwijs ik naar de websites van de NMa/DTe en van TenneT.)

2. Het aansluitbeleid

2.1 Het aansluitbeleid opnieuw bezien

Alle partijen hebben toegang tot het net. Dat is de basis van het beleid zoals is vastgelegd in de Elektriciteitswet 1998 en dat voort vloeit uit de implementatie van de eerste en tweede elektriciteitsrichtlijn (richtlijn 96/92/EG en richtlijn 2003/54/EG). De Elektriciteitswet 1998 markeert voor de Nederlandse elektriciteitswereld de overgang van een monopolistische nutssector naar een gereguleerde marktsector. Essentieel voor het scheppen van een markt was – en is nog steeds – dat alle marktpartijen onbelemmerd toegang kunnen hebben tot het net. Mede daarom is het netbeheer aan netbeheerders opgedragen, waarvan de onafhankelijkheid door de Wet onafhankelijk netbeheer (Staatsblad 2006, nr. 614) wordt vastgelegd. Alleen als alle marktpartijen (afnemers en producenten) vrije toegang tot het net hebben, kunnen marktpartijen concurreren. Aan het faciliteren van de markt werd met twee uitgangspunten invulling gegeven: 1) de netbeheerder kreeg een aansluitplicht; 2) de netbeheerder kreeg een transportplicht. Gelet op de in het begin van mijn brief geschetste ontwikkelingen is er echter aanleiding de invulling van deze uitgangspunten opnieuw te bezien.

Aansluitplicht:

De netbeheerder dient alle partijen die daarom verzoeken aan te sluiten op het net op non-discriminatoire wijze. De beheerder van het hoogspanningsnet TenneT geeft invulling aan die plicht op basis van het «first come, first serve» uitgangspunt. Het voordeel van dit systeem is dat elke marktpartij er in beginsel op kan rekenen dat hij binnen redelijke termijn wordt aangesloten. De NMa/DTe wijst er in haar advies over het aansluitbeleid op dat dit principe van volgtijdelijkheid een aantal voordelen heeft. Zo worden alle aanvragers non-discriminatoir behandeld. Dit draagt bij aan het vertrouwen in de markt. Ook stimuleert het producenten om zo snel mogelijk investeringsplannen te concretiseren. Dat heeft een positief effect op de marktwerking. Niettemin is er aan de praktische invulling van de «first come, first serve»-methode volgens NMa/DTe nog wel het een en ander te verbeteren. Zo moeten aanvragers die niet boven in de wachtrij staan, wachten tot de aanvraag van partijen boven hen volledig zijn afgehandeld, zijn er mogelijkheden voor strategisch gedrag en kan voor aanvragers de transparantie ten aanzien van de beschikbare transportcapaciteit worden verbeterd.

Transportplicht:

De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt het transport van elektriciteit uit te voeren. Het is dus voor de netbeheerders belangrijk om een goede middellange en lange termijnplanning aan te houden om zo te zorgen voor voldoende capaciteit. Ook is een goede samenwerking van de netbeheerders van belang om ontwikkelingen tijdig te signaleren en de netaanpassingen en -verzwaringen op elkaar af te stemmen. Bij een snel groeiend aanbod van productievermogen en bijbehorende vraag naar transportcapaciteit kan een netverzwaring toch achterlopen op de vraag. De planologische (vergunning-)procedures kunnen immers oplopen tot circa tien jaar. Er kan zo een wachtrij ontstaan voor aansluiting en transport, totdat door netverzwaringen weer voldoende capaciteit beschikbaar is.

Hoe deze uitgangspunten in de praktijk kunnen uitpakken blijkt uit de situatie rond de Eemshaven en de Maasvlakte. Ik ga in paragraaf 2.2 in op deze specifieke problemen en zal aangeven welke maatwerkoplossingen ik daarvoor heb gevonden. In paragraaf 3 ga ik in op de meer structurele aanpassingen die ik in het aansluitbeleid wil aanbrengen.

2.2 Maatwerkoplossingen

Door de onverwacht grote vlucht van nieuwbouwplannen is er op dit moment schaarste op twee punten in het net, te weten rond Eemshaven en rond de Maasvlakte (incl. Westland). In beide situaties hebben zowel grote producenten (industriële WKK’s, biomassa-kolencentrales, windparken, interconnectoren) als kleine producenten (windmolens, WKK’s en bio-WKK’s) aanvragen ingediend voor een aansluiting, waarbij de verzwaring van het hoogspanningsnet van TenneT meer tijd zal vergen dan de bouwtijd van deze productie-eenheden. Dit zal tot congestie leiden in het hoogspanningsnet van TenneT.

Netcapaciteit rond Eemshaven

Eemshaven blijkt een gewilde locatie te zijn voor grootschalige nieuwbouw van elektriciteitscentrales. In twee jaar tijd is tot een totaal van bijna 5000 MW aan aanvragen voor een aansluiting voor de Eemshaven bij TenneT ingediend. De nog beschikbare transportcapaciteit van het landelijk hoogspanningsnet op deze locatie is niet toereikend voor een dergelijke uitbreiding. De ruimte die de regionale netbeheerder Essent-Noord heeft voor het aansluiten van nieuwe productie-installaties wordt daardoor ook beperkt. Door de actieve opstelling van de provincies hebben duurzame initiatieven, zoals ook het samenwerkingverband Energy Valley, de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen. Deze gewenste ontwikkelingen leiden er bij elkaar toe dat de productie van elektriciteit de vraag in de regionale netten in Groningen, Drenthe en Overijssel zal gaan overstijgen.

Om dit probleem op te lossen heb ik in nauwe samenwerking met TenneT en de betrokken provincies een akkoord bereikt over het op korte termijn verzwaren van de bestaande hoogspanningsverbinding tussen Groningen, Hoogeveen en Zwolle. De toepassing van innovatieve zogenaamde hoge-temperatuurgeleiders in de bestaande masten maakt het mogelijk meer elektriciteit over deze verbinding te transporteren. De technische aanpassingen aan deze hoogspanningslijn zullen circa twee jaar vergen en gereed komen vòòrdat de congestie op het hoogspanningsnet daadwerkelijk optreedt. Met deze oplossing zullen de bij de provincies bekende projecten tijdig kunnen worden aangesloten. De afspraak hierover ligt vast in mijn briefwisseling met de provincies (bijgevoegd als bijlage 1 en 2).1

Voor de verdere uitbouw van de netcapaciteit in Noord-Nederland is een structurele netverzwaring van het 380 kV-net noodzakelijk. Samen met de provincies en TenneT ben ik gestart met de voorbereiding van deze tweede 380 kV-verbinding tussen de Eemshaven en de centrale 380 kV-ring in Zwolle, dan wel Ens. Ik verwacht dat deze verbinding in 2013 gereed kan zijn. Dit is onder meer afhankelijk van tijdige inwerkingtreding van de rijkscoördinatieregeling voor energieprojecten en een spoedige afronding van SEV-III (zie paragraaf 3.1).

De netcapaciteit voor de duurzame en conventionele projecten in het noorden van het land is daarmee veilig gesteld. Ik heb er desgevraagd mee ingestemd dat de NMa/DTe het mogelijk maakt dat de kosten van het versterken van de bestaande leiding zullen worden gesocialiseerd en in de transporttarieven van TenneT worden verwerkt. De kosten van de nieuwe 380 kV-verbinding zullen in een later stadium aan NMa/DTe worden voorgelegd.

Netcapaciteit rond Maasvlakte en aansluitingen Westland

In het Rotterdamse havengebied zijn vijf grote projecten gepland die een totale aansluitcapaciteit vragen van ruim 4000 MW. Het eerste project zal in 2009 gereed zijn. Tegelijkertijd heeft de laatste twee jaren in het Westland een sterke groei van het WKK-vermogen bij tuinders plaatsgevonden. Deze ontwikkelingen tonen de betekenis van Rotterdam als energiehaven en illustreren het vermogen van de tuinders om snel en innovatief in te spelen op ontwikkelingen en als actieve spelers op de energiemarkt te opereren.

De uitbreiding van netcapaciteit vindt voor een belangrijk deel plaats door de realisatie van de Zuidring van het Randstad 380 project (Tweede Kamer 2007–2008, 30 892) en door investeringen in de regionale netten in Zuid-Holland. De bijbehorende kosten zullen door de transporttarieven van TenneT worden gedekt.

Het totale vermogen aan productie-installaties zal vanaf eind 2009, als twee nieuwe industriële WKK-centrales in het Rotterdamse havengebied in gebruik worden genomen, de capaciteit van het net te boven gaan. Ook de extra netcapaciteit die na realisatie van de Randstad 380 kV-verbinding beschikbaar komt, wordt door de geplande projecten opgebruikt. Vanaf eind 2009 zullen de nieuwe producenten daarom bij congestie hun productie moeten verminderen. Congestie zal optreden ten tijde van onderhoud aan het hoogspanningsnet en tijdens perioden van maximale belasting van het net. Dit zou ook de WKK-tuinders treffen die zijn aangesloten na het signaleren van de schaarste (medio 2007) en trekt zo ook een wissel op de verdere duurzame herstructurering van het tuinbouwgebied in het Westland.

Ik heb aangedrongen op een oplossing die producenten zekerheid biedt over het transport van hun elektriciteit. Door aanpassingen in het regionale net van Zuid-Holland kan de stroom uit het Westland worden afgevoerd naar gebruikscentra zoals Den Haag zonder het 380 kV-net te belasten. TenneT bereidt op dit moment samen met de netbeheerders Eneco Netbeheer en Westland Energie Infrastructuur een dergelijke aanpassing voor. De technische en planologische aspecten van deze oplossing zullen de netbeheerders in de eerste maanden van 2008 uitgewerkt hebben.

Er is nadrukkelijk geen sprake van dat tuinders op dit moment problemen ondervinden met het invoeden van elektriciteit op het net. Berichtgeving hieromtrent moet berusten op misverstanden.

Ik zal er vanaf nu nauw op toezien dat de netbeheerders deze oplossing snel verder uitwerken en realiseren. Daarbij verwacht ik dat ook de betrokken gemeenten constructief meewerken aan de planologische inpassing van de kabels die voor deze oplossing gelegd moeten worden. Op deze wijze zal een maatwerkoplossing geboden worden voor de afvoer van de stroom van de tuinders in het Westland nog voordat de schaarste op het net zich daadwerkelijk zal manifesteren.

3. Structurele aanpassingen

Om problemen als gevolg van beperkte transportcapaciteit in de toekomst te voorkomen zijn structurele aanpassingen nodig. Essentieel daarbij is het versnellen en stroomlijnen van de procedures om nieuwe hoogspanningsverbindingen te realiseren en zo voor voldoende transportcapaciteit te kunnen (blijven) zorgen. Onderstaande maatregelen moeten op structurele basis bijdragen aan het tijdig kunnen inspelen op ontwikkelingen in de vraag naar transportcapaciteit.

3.1 Ruimtelijke ordening en vergunningen

Structuurschema Elektriciteitsvoorziening

In het Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV II) wordt een ruimtelijke reservering gemaakt ten aanzien van hoogspanningsverbindingen vanaf 220 kV. Het huidige SEV II dateert uit 1994 toen er nog sprake was van een vanuit de Staat opgelegde planning van productie en transport van elektriciteit. Nu de elektriciteitsmarkt geliberaliseerd is, bepalen producenten zelf waar en wanneer zij productievermogen willen bouwen of bestaand vermogen willen uitbreiden.

De ministeries van Economische Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stellen samen het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening op, waarin ruimtelijke reserveringen opgenomen worden om aan de groeiende vraag naar productie en transport van elektriciteit te kunnen voldoen. Deel 1 van deze planologische kernbeslissing zal, na besluitvorming in de ministerraad, in februari 2008 ter inzage worden gelegd.

Rijkscoördinatieregeling

Doorlooptijden van grote energie infrastructuurprojecten zijn lang. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat er sprake is van verscheidene vergunningprocedures, er tegen één project meerdere keren bezwaar of beroep kan worden aangetekend en doordat de afstemming tussen de verschillende overheden niet altijd goed verloopt.

Door een betere afstemming van de procedures kan dus tijd gewonnen worden. Daarom is de rijkscoördinatieregeling in het leven geroepen. Deze verkort doorlooptijden aanzienlijk door de planologische besluitvorming en de coördinatie van alle vergunningen op centraal niveau te leggen. Alle besluiten doorlopen één en dezelfde procedure en tegen alle besluiten tezamen kan in één keer beroep worden ingesteld. Door procedures niet serieel, maar parallel te schakelen en alles in samenhang voor te bereiden en te behandelen vindt door de bundeling van procedures een betere afstemming plaats met de verschillende overheden en kunnen procedures versneld worden.

Door middel van een aanpassing van ondermeer de Elektriciteitswet 1998 zal de rijkscoördinatieregeling uit de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing worden verklaard op hoogspanningsverbindingen van 220 kV en hoger. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de procedures rond de totstandkoming van energie-infrastructuurprojecten te verkorten en te stroomlijnen. Het wetsvoorstel ligt inmiddels bij de Raad van State voor advies en zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk na ontvangst en verwerking van dat advies doen toekomen. Ik verwacht dat dit in de loop van het eerste kwartaal van 2008 zal zijn. Ik verwijs u hierbij tevens naar de brief die u op 15 januari 2007 heeft ontvangen en waarin wordt ingegaan op het verkorten van de doorlooptijden om te komen tot een nieuwe hoogspanningsverbinding (Tweede Kamer 2006–2007, 29 023 en 30 800 XIII, nr. 35).

Voor kleinschaliger aanpassingen bieden overigens de provinciale of gemeentelijke coördinatieregeling uit de Wro, alsmede de invoering van de omgevingsvergunning (Wabo) per 1 januari 2009 ook aanzienlijke mogelijkheden voor versnelling van de vergunningverlening en afhandeling van beroep en bezwaar.

3.2 Pro-actief plannen van netuitbreiding

Voorsorteren

Versnelling van het realisatietraject van een netverzwaring is mogelijk door in een vroeg stadium de voorbereiding van de ruimtelijke besluitvorming reeds te starten. De tijd tussen investeringsbeslissing en realisatie wordt op deze wijze verkort zodat sneller met de bouw van de verbinding kan worden gestart. Door het voorsorteren op een aantal procedures en acties (zoals het opstellen van milieueffectrapportages) kan beter worden geanticipeerd op de meest waarschijnlijke capaciteitsuitbreiding. Per individueel project zal de meest effectieve wijze van voorsorteren moeten worden gevonden. De kosten voor deze fase zijn beperkt en kunnen in de gereguleerde tarieven gedekt worden. Deze aanpak brengt wel met zich mee dat achteraf zou kunnen blijken dat de waarschijnlijke uitbreiding toch niet plaatsvindt. Dan zijn hiervoor wel reeds kosten voor gemaakt.

Snellere goedkeuring van investeringen

Het huidige wettelijk kader voor aanmerkelijke investeringen leidt niet altijd tot een soepele besluitvorming. In de Elektriciteitswet 1998 is geregeld dat de NMa/DTe een dergelijke investering beoordeelt op het moment dat deze investering in gebruik wordt genomen. TenneT heeft echter aangegeven dit als een knelpunt te ervaren en zou graag meer duidelijkheid willen hebben voordat verplichtingen voor een investering aangegaan worden. Ik zal in overleg met TenneT en NMa/DTe de wet op dit punt nader bezien, in samenhang met de huidige reguleringssystematiek van TenneT.

3.3 Het net efficiënter gebruiken

Ik heb eerder in deze brief geconstateerd dat het aansluitproces niet meer voldoende is toegesneden op actuele ontwikkelingen in de markt. Door aanpassing daarvan kan efficiënter gebruik worden gemaakt van de beschikbare transportcapaciteit en wordt een snelle aansluiting van duurzame capaciteit mogelijk. Ik wil het aansluitproces daarom aanscherpen langs de volgende lijnen, waarbij ik vasthoud aan het uitgangspunt dat alle nieuwe capaciteit zal worden aangesloten:

Vergroten transparantie: Ik heb TenneT gevraagd meer informatie te publiceren over de beschikbare transportcapaciteit, de bezetting door huidige producenten en de nog lopende aanvragen. TenneT heeft zich daartoe bereid verklaard.

Mijlpalen: Tevens zal TenneT een systeem van mijlpalen met aanbetalingen en/of borgstellingen invoeren. De aanvraag zal alleen in behandeling blijven, zolang de aanvrager voortgang maakt met zijn project. Hij toont dit aan aan de hand van belangrijke mijlpalen, zoals stappen in het vergunningentraject en aanbestedingen. Hierdoor nemen de mogelijkheden voor strategisch gedrag af.

Volledigheidshalve meld ik dat ik ten behoeve van het optimaliseren van het netgebruik ook de Brattle-group de mogelijkheid heb laten onderzoeken om de vestigingsplaatskeuze voor nieuwe centrales zodanig te beïnvloeden dat situaties van schaarste op het net beperkt kunnen worden. Brattle heeft onderzocht of dergelijke prikkels, zoals een hoger transporttarief of aansluittarief voor een aansluiting op een plek in het net waar reeds congestie is en dus netuitbreiding nodig is, investeerders zouden kunnen motiveren om een andere locatie te kiezen voor een project. Uit dit onderzoek blijkt echter dat deze prikkels op alleen nationaal niveau niet effectief zijn. De locaties voor opwekking worden met name gekozen op basis van vestigingsplaatsfactoren als de beschikbaarheid van koelwater, goede transportmogelijkheden van grondstoffen en windsterkte. Brattle concludeert dat op regionale of Europese schaal locationele prikkels wel effectief zouden kunnen zijn. Dit zal ik betrekken bij de gesprekken over energieonderwerpen met de andere landen in Noordwest-Europa (het zogenaamde pentalaterale overleg).

4. Voorrang voor duurzaam

In de eerder genoemde motie van de leden Ten Hoopen en Smeets is de regering verzocht om te bewerkstelligen dat duurzame energiecentrales met voorrang op het hoogspanningsnet kunnen worden aangesloten. In antwoord op het verzoek van het lid Duyvendak tijdens de regeling van werkzaamheden, heb ik per brief van 18 oktober 2007 aangegeven dat ik uw Kamer in december een oplossing hiervoor zal bieden.

Het kabinet investeert fors in de uitbreiding van de productie van duurzame energie. Het spreekt voor zich dat een snelle en rimpelloze aansluiting van duurzame producenten een noodzakelijke randvoorwaarde. Zoals ik in mijn brief van 18 oktober jongstleden heb aangegeven dient de invulling van voorrang voor genoemde installaties niet ten koste te gaan van de Nederlandse leveringszekerheid. Dat betekent ook dat ik het van belang acht om het investeringsklimaat op peil te houden om de leveringszekerheid op langere termijn te garanderen.

De Europese richtlijnen ter bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte (richtlijn 2001/77/EG en richtlijn 92/42/EEG) bieden de mogelijkheid om voorrang te geven aan «elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen» en «hoogrenderende warmtekracht-koppeling». De mogelijkheid voor het verlenen van voorrang aan deze groep producenten is destijds niet geïmplementeerd in de Elektriciteitswet 1998. Destijds werd geconstateerd dat een ieder in Nederland gelijke toegang heeft tot het net, waardoor het verlenen van voorrang in een dergelijk systeem dan ook niet nodig was. Zonder een expliciete wetswijziging is het niet mogelijk aan duurzame producenten voorrang te geven; dit zou afwijken van het in de Elektriciteitswet 1998 geborgde systeem van non-discriminatoir recht op toegang tot het net.

Mogelijkheden voor voorrang voor duurzaam gewogen

In principe zijn er vijf mogelijkheden om tot voorrang voor duurzame elektriciteit te komen:

1. Duurzaam voorrang in de wachtrij, aansluiten zodra capaciteit beschikbaar.

2. Duurzaam met voorrang aansluiten, transport indien ruimte en afwikkelen volgens wachtrij.

3. Duurzaam met voorrang aansluiten en voorrang voor transport; bij congestie terugregelen van alleen conventionele bronnen via congestiemanagement.

4. Alle aanvragers direct aansluiten en bij congestie terugregelen van alle bronnen via congestiemanagement.

5. Alle aanvragers direct aansluiten en duurzaam voorrang voor transport; bij congestie terugregelen van alleen conventionele bronnen via congestiemanagement.

Ik heb de verschillende oplossingsrichtingen beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, te weten de effectiviteit van de maatregel, de uitvoerbaarheid en de gevolgen voor de leveringszekerheid en het investeringsklimaat.

De mogelijkheden 1, 2 en 3 voldoen naar mijn oordeel niet in alle opzichten aan criteria van uitvoerbaarheid, en/of aan de voorwaarde dat het investeringsklimaat voldoende op peil blijft.

De eerste optie die is onderzocht, beantwoordt naar mijn oordeel weliswaar aan de letter van de motie Ten Hoopen en Smeets, maar niet aan de geest. Deze optie leidt er immers niet toe dat de duurzame projecten snel worden aangesloten: zij zullen ook dan echter moeten wachten op netverzwaringen. Deze optie is daarom niet verder onderzocht.

De tweede optie laat bestaande rechten in tact, maar biedt mijn inziens te weinig zekerheden aan duurzame producenten dat hun elektriciteit kan worden getransporteerd.

In de derde optie verwerft duurzaam in alle opzichten voorrang, maar deze optie kent enkele belangrijke nadelen. Er wordt expliciet gediscrimineerd tussen duurzame en andere producenten. Dit zal het investeringsklimaat aantasten. Daarnaast zullen de bestaande transportrechten van bestaande producenten worden aangetast. Marktpartijen zullen geconfronteerd worden met onzekerheid over bijvoorbeeld de datum van aansluiting van hun projecten. Ook de haalbaarheid van de huidige investeringsplannen zal mogelijk opnieuw worden bezien.

De balans van voor- en nadelen valt mijn inziens voor opties vier en vijf positiever uit.

Optie vier verzekert alle projecten, inclusief duurzame, van onmiddellijke aansluiting. Het transport zal op momenten dat er congestie optreedt, worden verdeeld volgens een marktconform systeem van congestiemanagement1, waarbij de facto duurzaam voorrang krijgt met transport. Duurzame projecten en WKK zullen dan met conventionele producenten moeten bieden op het afschakelen van de installaties. Gegeven het kostenprofiel van de verschillende producenten, zullen kolen- en gascentrales vanwege hun hogere variabele kosten, voor een lager bedrag dan WKK en windmolens bereid zijn van productie af te zien. Duurzame producenten zullen dus niet worden gevraagd terug te regelen. Deze optie is relatief snel en eenvoudig te implementeren.

Optie vijf leidt weliswaar formeel tot een hogere mate van zekerheid van transport voor duurzame producenten, maar het is onzeker of deze optie in de praktijk effectiever is dan optie vier. De optie kent verder enkele nadelen. De transportrechten van bestaande producenten worden expliciet aangetast, waarvoor deze partijen compensatie zullen zoeken. Dit heeft ook gevolgen voor het investeringsklimaat. Op het criterium uitvoerbaarheid scoort deze optie minder goed, omdat in de praktijk onderscheid tussen diverse soorten duurzaam niet goed mogelijk is. Zo is het de vraag of op grond van de EU-richtlijnen elektriciteit uit biomassa-bijstook als duurzaam behandeld kan worden. Ook valt WKK-elektriciteit die niet aan de EU-eisen van «high efficient» voldoet buiten de boot. Tot slot, vergt deze optie een wijziging van de wet, waardoor invoering niet op korte termijn mogelijk is.

Voorrang voor duurzaam realiseren

Alles overziend ben ik voornemens om de opties vier en vijf verder uit te werken. Dat zal ik doen via twee trajecten:

• Optie vier, waarin alle aanvragers direct zullen worden aangesloten, zal ik zo snel mogelijk invoeren. Een aantal zaken zal de komende maanden nader uitgewerkt worden: 1) een analyse van de congestiegebieden en -omvang omdat congestie dan waarschijnlijk frequenter zal optreden dan nu het geval is; 2) de exacte vormgeving van de congestiemanagementmethode en de wijze waarop die uitwerkt voor genoemde duurzame opwekkingscapaciteit en de kosten die dat met zich meebrengt; 3) de nodige wijzigingen in regelgeving om TenneT en andere netbeheerders te faciliteren bij de invulling van het congestiemanagement.

• Optie vijf zal ik gelijktijdig verder voorbereiden. Het betreft de noodzakelijke wijziging van de Elektriciteitswet 1998 om productie-installaties die elektriciteit opwekken uit alleen hernieuwbare energiebronnen en door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling voorrang te kunnen verlenen bij hun aansluiting. Tevens wil ik nader onderzoeken of in dit systeem installaties die zowel fossiele als hernieuwbare energiebronnen (bv. biomassabijstook in elektriciteitscentrales) stoken kunnen worden opgenomen. Wel wil ik verder in gesprek met investeerders om de effecten op de leveringszekerheid van deze optie beter in beeld te krijgen.

Ik heb TenneT gevraagd de invoering van optie vier (alle aanvragers direct aansluiten en bij congestie terugregelen van alle bronnen via congestiemanagement) voor te bereiden en zo snel mogelijk in te voeren. Ik zal de daarvoor benodigde regelgeving uitwerken. Ik streef ernaar deze optie uiterlijk op 1 juli 2008 in werking te laten treden. Ik zal na de zomer bezien of invoering van optie vijf nog noodzakelijk is. De uiteindelijke keuze voor optie vijf zal ik baseren op mijn analyses en op de ervaring met de effecten van het congestiemanagement-systeem van optie vier voor duurzame elektriciteit.

Met de bovengenoemde beleidswijzigingen in het vooruitzicht, is het niet langer noodzakelijk te wachten met het in behandeling nemen van nieuwe aanvragen voor een aansluiting, zoals ik in mijn brief van 18 oktober jl. aan uw Kamer vermeldde. Ik zal TenneT daarom verzoeken nieuwe aanvragen voor het aansluiten van nieuwe productiecapaciteit weer gewoon in behandeling te nemen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Dagelijks dienen de programmaverantwoordelijke partijen bij de netbeheerders hun programma in voor de productie en afname van de volgende dag. Op grond hiervan bepaalt TenneT of er op de knelpunten in het net congestie op zal treden. Indien dit het geval is, zal TenneT aan alle producenten achter het knelpunt vragen aan te geven hoeveel vergoeding zij vragen voor het niet-produceren. Dit kan geschieden volgens een biedladder, zoals die thans ook zonder problemen gebruikt wordt voor de «online» balanshandhaving. Andere marktconforme systemen zijn echter ook denkbaar, zoals veiling van transportcapaciteit.

Naar boven