29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 396 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2023

Per brief van 22 december 2022 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat mij verzocht om naderen informatie over de waarschuwing van Autoriteit Consument en Markt (ACM) aan warmteleveranciers om tarieven niet onnodig te verhogen.1 Hierbij zend ik u de gevraagde nadere informatie.

Regulering van warmtetarieven

Anders dan bij gas en elektriciteit is er in de warmtesector geen sprake van concurrentie. Warmteleveranciers hebben een natuurlijk, lokaal monopolie. Er bestaat daarom een risico op buitensporig hoge tarieven en overwinsten. Om deze reden zijn de prijzen van warmteleveranciers gereguleerd.

De ACM stelt elk jaar op basis van de Warmtewet en het Warmtebesluit maximumprijzen voor warmte vast. De maximumtarieven zijn in de huidige Warmtewet gebaseerd op de gasreferentie. Dat betekent dat een gemiddelde consument van warmte niet meer betaalt dan een gemiddelde consument van gas. Voor nadere toelichting over de gasreferentie verwijs ik u ook naar de brief die de ACM op 29 maart 2022 als aanvulling op technische briefing van 9 februari 2022 aan uw commissie heeft toegezonden.2

Stijging van warmtetarieven in 2023

In 2023 is de door de ACM vastgestelde maximumprijs sterk gestegen in vergelijking met 2022, als gevolg van de stijgende aardgasprijzen. Voor veel warmteleveranciers heeft deze stijging van gasprijzen geleid tot hogere kosten. Het grootste deel van warmte wordt namelijk op dit moment nog geproduceerd met aardgas. Volgens de gegevens van de RVO uit de Duurzaamheidsrapportage gaat het om 58% van de warmte in de grote en middelgrote netten. De prijzen van overige bronnen zijn vaak direct of indirect gekoppeld aan aardgas.

De mate waarin de daadwerkelijke kosten stijgen kan echter per leverancier verschillen. Voor leveranciers die weinig aardgas of aardgas-geïndexeerde bronnen gebruiken, of die gas tegen lagere prijzen hebben kunnen inkopen of nog zullen inkopen, is de kostenstijging lager dan voor leveranciers die veel aardgas gebruiken die zij tegen hoge prijzen hebben ingekocht. Omdat de maximumprijs voor de levering van warmte niet is gebaseerd op de werkelijke kosten maar op gasreferentie, bestaat er een risico dat leveranciers voor wie de kosten weinig zijn gestegen, gebruik maken van de hogere maximumprijs om overwinsten te halen.

Met het oog op dit risico heeft de ACM warmteleveranciers opgeroepen om hun tarieven alleen te verhogen als dat echt nodig is omdat hun eigen kosten door de hoge gasprijs ook zijn gestegen. Een vergelijkbare situatie deed zich al in 2022 voor. Ook in 2022 is de maximumprijs voor warmte in vergelijking met het voorafgaande jaar sterk gestegen, als gevolg van de prijsstijging van aardgas die eind 2021 is begonnen. In december 2021 heeft de ACM warmteleveranciers gewaarschuwd om geen gebruik te maken van de hogere maximumprijs om warmtetarieven onnodig te verhogen.3 In maart 2022 heeft de ACM geconstateerd dat warmteleveranciers gemiddeld 18% onder de maximumtarieven van 2022 zitten en dat er geen sprake lijkt te zijn van een onnodige prijs verhoging.4.

Toezicht op rendementen

Om het bovenstaande risico op overwinsten te adresseren, voorziet art. 7 van de Warmtewet sinds 2021 in een additioneel instrument voor de ACM, namelijk de rendementstoets. De ACM kan, als er aanleiding toe is, het rendement van elke warmteleverancier controleren. Als dat rendement hoger blijkt te zijn dan redelijk, kan de ACM de leverancier verplichten om zijn toekomstige prijs te verlagen. Vorig jaar heeft de ACM de consultatie over het redelijke rendement afgerond. De ACM heeft naar aanleiding van de consultatie gesproken met leveranciers en consumentenorganisaties. De rendementstoets wordt op dit moment verder ontwikkeld en naar verwachting in de eerste helft van 2023 afgerond.

De ACM publiceert tevens tweejaarlijks een rendementsmonitor. Hierin wordt door de ACM sectorbreed in kaart gebracht wat het behaalde rendement is van de warmteleveranciers. Deze monitor fungeert ook als een signaalfunctie om zicht te houden op de behaalde rendementen van de warmteleverancier. In 2020 lag het behaalde sectorbrede rendement rond de 4%. De ACM publiceert in de komende maanden haar monitor met de behaalde rendementen over 2021 en 2022.

Eventuele overwinsten van warmteleveranciers worden in 2023 voorkomen door de rendementstoets als onderdeel van de subsidieregeling voor de bekostiging van prijsplafond voor energie. Conform de voorwaarden van de subsidie mag een warmteleverancier in 2023 inclusief de subsidie niet meer dan zijn historisch rendement verdienen, waarbij de regeling een ondergrens hanteert van een redelijk rendement van 6,5% om rekening te houden met aanloopverliezen. Als het rendement hoger blijkt te zijn, moet de warmteleverancier het verschil aan de staat terugbetalen.

Tariefregulering in de nieuwe warmtewet

Ik vind het wenselijk dat tarieven van warmteleveranciers gebaseerd zijn op de daadwerkelijke kosten van levering van warmte. Op dit moment werk ik aan de finalisering van de nieuwe Warmtewet. In de nieuwe wet worden de tarieven geleidelijk steeds meer op kosten gebaseerd en niet meer gekoppeld aan de gasprijs. Afnemers weten dan dat ze niet meer betalen dan de kosten plus een redelijk rendement. De nieuwe Warmtewet treedt naar verwachting op 1 juli 2024 in werking. De nieuwe tariefregulering is dan per 1 januari 2025 van kracht.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven