29 023
Voorzienings- en leveringszekerheid energie

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2006

Er is aan u een brief toegezegd die ingaat op de relatie tussen regelgeving en betrouwbaar gastransport, met name het risico dat er «file» op het Nederlandse gasnet ontstaat. Hierbij wordt aan die toezegging voldaan.

Het Nederlandse gastransportnet heeft meerdere functies; door dit net stroomt zowel gas voor binnenlandse eindafnemers, als gas dat op «doorreis» (transito-gas) is naar andere bestemmingen. Het is zaak om te zorgen dat beide functies kunnen worden gecombineerd, zodat de eerste functie niet gehinderd wordt door de tweede (het zogenaamde Jepma-effect, onderzocht door professor Catrinus Jepma) of vice versa.

Er zijn twee mogelijkheden om te voorkomen dat transito-stromen het gastransport voor afnemers in Nederland hinderen. Ofwel we houden transito-gas zoveel mogelijk buiten de deur (door bijvoorbeeld de tarieven om gas door Nederland te vervoeren prohibitief hoog te maken), ofwel er wordt tijdig geïnvesteerd in extra leidingcapaciteit. Zoals in de kamerbrief van 17 maart jl. (kamerstuk 29 023, nr. 22) is aangegeven, is het beleid erop gericht om Nederland een rol als gasrotonde te laten vervullen. Dit impliceert dat de investeringsroute de voorkeur verdient.

U heeft richting het Kabinet zorgen geuit dat deze investeringen niet tijdig zullen plaatsvinden als gevolg van inadequate regulering. Deze zorgen worden zeer serieus genomen en er is intensief overlegd met de meest relevante partijen: netbeheerder GasTransport Services en de energietoezichthouder NMa/DTe.

Het knelpunt is dat de manier waarop transporttarieven worden vastgesteld, te weinig rekening houdt met bovengenoemde dubbelfunctie van het gasnet. In overleg is er gezocht naar een oplossing, allereerst zonder de regelgeving (wet, ministeriële regeling) aan te passen. Het blijkt nu dat aanpassing van de regelgeving noodzakelijk is.

De regelgeving zal zo worden aangepast, uiteraard binnen Europese kaders, dat een reguleringsmodel ontstaat met onderscheid tussen investeringen met een binnenlandse functie, en investeringen voor transito-stromen. Omdat er voor transitostromen in West-Europa vaak alternatieve routes zijn, vindt er voor deze investeringen concurrentie plaats tussen netwerkbedrijven als bijv. Gasunie, Fluxys (België) en E.ON Netz (Duitsland). Ik wil deze concurrentie de ruimte geven zodat er voldoende geïnvesteerd wordt op economische gronden. Daarbij mogen investeringen waar de binnenlandse eindafnemers niet direct baat hebben, ook niet op kosten van die afnemers worden gedaan.

Het nieuwe model zal dus gebaseerd zijn op de volgende uitgangspunten:

• De kosten/baten analyse van investeringen in transitocapaciteit is primair een zaak van de investeerder.

• Voor dergelijke investeringen ziet de overheid wel toe op het minimaliseren van risico’s voor de binnenlandse eindafnemers en het borgen van Europese kaders.

• Beoordeling van nut en noodzaak van investeringen ten behoeve van binnenlandse afname is mede een zaak van de overheid.

• Bij het bepalen van het transporttarief wordt rekening gehouden met het tarief voor alternatieve routes; bij afwezigheid van alternatieven wordt het transporttarief gebaseerd op de kosten.

Met bovenstaande beleidsaanpassing, die u binnen enkele maanden tegemoet kunt zien, moet ruimte ontstaan voor het goed invullen van de dubbelfunctie die het landelijke gastransportnet heeft. Daarmee zal een belangrijke stap worden gezet om Nederland een centrale rol te laten vervullen in de Noordwest-Europese gasmarkt.

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn

Naar boven