29 009
Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de beëindiging van het zijn van overheidswerknemer van werknemers in dienst van SLOA-instellingen

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 december 2003

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen van de leden van de fracties van CDA en VVD. De CDA-fractieleden vragen naar de pensioenvoorziening van de werknemers van SLOA-instellingen, nadat de verplichte deelneming zal zijn beëindigd en naar de consequenties van die beëindiging. De leden van deze fractie merken terecht op dat de pensioenvoorziening in principe een zaak is van sociale partners. Het kabinet ziet voor zichzelf geen taak om enige invloed uit te oefenen op het overleg tussen deze partijen over hun toekomstige pensioenvoorziening.

De werkgeversorganisatie van de SLOA-instellingen heeft desgevraagd meegedeeld dat de instellingen na de beëindiging van de verplichte deelneming opteren voor een vrijwillige aansluiting bij het ABP. De betrokken werknemers behouden daardoor hun huidige pensioenrechten en is uittreding uit het fonds niet aan de orde. Het bestuur van het ABP heeft meegedeeld dat een aansluiting op vrijwillige basis op basis van de statuten van het fonds mogelijk is.

Op de vraag van de leden van de CDA-fractie waarom dit wetsvoorstel wordt ingediend voordat de SLOA-wetgeving geëvalueerd is, merk ik, mede namens mijn ambtgenoot van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het volgende op. De evaluatie van de Wet SLOA zal zich enerzijds richten op de werking van de Wet SLOA in het verleden en anderzijds op de activiteiten en positie van de SLOA-instellingen en de wijze waarop zij vanuit OCW worden aangestuurd. De rechtspositie van het SLOA-personeel houdt hier zijdelings verband mee. Het is echter niet noodzakelijk de evaluatie af te wachten om constateren dat het accent van de activiteiten van de SLOA-instellingen zich in toenemende mate verplaatst naar de markt en dat hieraan dus ook consequenties verbonden zijn voor de rechtspositie van het SLOA-personeel. Dit is een ontwikkeling die ook met de Wet SLOA is beoogd. Bovendien zou het afwachten van de evaluatie betekenen dat de verplichte aansluiting bij het ABP nog ongeveer twee jaar langer zal voortduren. De SLOA-instellingen zullen dan in die periode eigenrisicodrager blijven bij werkloosheid van personeel1. Dit eigen-risicodragerschap kan een belemmering opleveren in de bedrijfsvoering. In lijn met de privatisering wordt de bekostiging van rijkswege afgebouwd, waardoor de instellingen in toenemende mate onderhevig zijn aan marktwerking. Dit brengt bedrijfsmatige risico's met zich mee. De SLOA-instellingen moeten daarom in staat zijn zich te verzekeren voor het geval personeel gedwongen moet worden ontslagen.

Gezien het voorgaande zijn de vragen over de wijziging van de dekkingsgraad van het ABP bij uittreding van de SLOA-werknemers niet meer relevant. De SLOA-instellingen hebben geopteerd voor vrijwillige aansluiting bij in het ABP. De voorgenomen wijzigingen in de indexering en in het pensioenreglement zijn ook op deze werknemers van toepassing.

De vragen van de leden van de VVD-fractie zijn met het bovenstaande tevens beantwoord.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Het eigenrisicodragerschap is verbonden aan de verplichte deelneming in het ABP op grond van de Wet privatisering ABP. Bij vrijwillige deelneming in het ABP is dat niet het geval.

Naar boven