29 008
Wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en enige aanverwante terreinen, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2003)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij de vele (wijzigings)wetten die in de loop der jaren tot stand komen, is het onvermijdelijk dat daar af en toe technische onvolkomenheden insluipen. Dit wetsvoorstel strekt tot het herstel van dergelijke wetstechnische gebreken en leemten in een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en op enige aanverwante terreinen. Die gebreken betreffen in de eerste plaats puur wetstechnische fouten, zoals verschrijvingen, onjuiste verwijzingen, wetswijzigingen waarbij een foutief artikel- of lidnummer werd genoemd, e.d. In de tweede plaats kan het gaan om technische inconsequenties. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als via een wijzigingswet in diverse wetten steeds dezelfde soort wijziging is aangebracht, maar dit in een aantal wetten is verzuimd of als bepaalde uniforme begrippen gelden die ten onrechte nog niet in elke wet zijn doorgevoerd.

Dit wetsvoorstel is uitdrukkelijk niet bedoeld voor beleidsinhoudelijke wijzigingen. Ondanks het feit dat het gaat om puur technische aanpassingen die nauwelijks toelichting behoeven, is ervoor gekozen om bij elke voorgestelde wijziging een korte artikelsgewijze toelichting te geven. Het doel van deze toelichting is elk misverstand omtrent het karakter en de inhoud van de desbetreffende wijziging weg te nemen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Met de in onderdeel A voorgestelde wijziging wordt de geletterde opsomming in artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet vervangen. Aangezien er frequent wijzigingen en aanvullingen plaatsvinden in deze opsomming, is gekozen voor een opsomming zonder letters, maar met gedachtestreepjes. Elk nieuw onderdeel dient, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, onderaan de opsomming te worden toegevoegd. Voortaan zullen wijzigingen die strekken tot aanvulling van de opsomming als volgt worden vormgegeven: «Aan artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd: –...»

Er zijn slechts drie verwijzingen naar specifieke onderdelen van artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet in bestaande wetten. Het betreft de Werkloosheidswet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Ziektewet. Deze wetten worden in de artikelen VIII, XI en XXI aangepast.

De leden (waaronder de voorzitter) en de plaatsvervangende leden van de Raad voor werk en inkomen (RWI), bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI), zijn ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet; het is echter niet de bedoeling ook het materiële ambtenarenrecht op hen van toepassing te laten zijn. Voor deze functionarissen gelden aparte rechtspositieregelingen op grond van de Wet SUWI, evenals voor de leden van de besturen en raden van advies van de andere organen, zoals het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Centrale organisatie werk en inkomen. Deze laatste functionarissen worden echter wel vermeld in artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet. Er is dus sprake van een omissie, die met dit voorstel wordt gerepareerd. Bedoelde functionarissen worden alsnog van de werking van titel III van die wet uitgezonderd.

Bij artikel 99, onderdeel C, van de Invoeringswet SUWI is onderdeel x van artikel 2, eerste lid, Ambtenarenwet vervallen. Dat onderdeel regelde – kort gezegd – dat op de bestuurders van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie het materiële ambtenarenrecht niet van toepassing is. Op grond van artikel 27, tweede lid, van de Invoeringswet SUWI zijn een aantal artikelen van de (overigens in te trekken) Arbeidsvoorzieningswet 1996 nog niet vervallen, aangezien in het kader van de verzelfstandiging van onderdelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is besloten die organisatie nog tijdelijk in stand te laten1. In verband met een en ander is er thans nog één lid van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, dat is belast met de vereffening van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Op deze bestuurder dient, overeenkomstig de voorheen bestaande situatie, het materiële ambtenarenrecht niet van toepassing te zijn. Dit wordt met het opnieuw opnemen van dit onderdeel alsnog hersteld.

Met de inwerkingtreding van de Wet organisatie en bestuur gerechten per 1 januari 2002 is de terminologie ten aanzien van de niet-rechterlijke leden van de bijzondere kamers zoals de pachtkamers en de ondernemingskamer bij het gerechtshof te Amsterdam gewijzigd. Deze personen worden niet meer aangeduid als raden of plaatsvervangende raden maar als deskundige leden en hun plaatsvervangers. Artikel 2 van de Ambtenarenwet wordt daaraan aangepast.

Aangezien veenschappen en veenpolders sinds geruime tijd niet meer bestaan, worden deze met de in de onderdelen B en C voorgestelde wijzigingen geschrapt in de artikelen 125 en 126 van de Ambtenarenwet.

Artikel II

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van de artikelen 2:7 tot en met 2:10 en 2:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De provincienaam Friesland is bij provinciaal besluit van 13 december 1995 veranderd in Fryslân. Deze op 1 januari 1997 van kracht geworden aanpassing was ten onrechte nog niet doorgevoerd in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel III

De in onderdeel A opgegeven verbeteringen zijn strikt wetstechnisch, respectievelijk taalkundig.

Onderdeel B schrapt de inmiddels volledig uitgewerkte bepalingen in de onderhavige wet alsmede de daarin opgegeven (en eveneens uitgewerkte) wijzigingen van andere wetten (vgl. aanwijzing 228 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Artikel IV

De met dit artikel voorgestelde wijzigingen betreffen de correctie van foutieve wetswijzigingen. In artikel I, onderdeel A, van de Wet van 2 juni 2003 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen (Stb. 2003, 249) wordt abusievelijk het tweede lid in plaats van het derde lid van artikel 1 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers genoemd, waardoor de beoogde wijziging niet kan worden doorgevoerd. Dit wordt met onderdeel A van dit voorstel gerepareerd.

De met de onderdelen B en C voorgestelde wijzigingen betreffen de correctie van een foutieve nummering. Met artikel I, onderdelen R en GG, onder 2e, van de wijzigingswet (Stb. 2003, 249) wordt aan de artikelen 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers een derde lid toegevoegd, dat vervolgens als vierde lid wordt genummerd. Dit wordt met dit voorstel gerepareerd.

Artikel I, onderdeel JJ, onder 1e, van de wijzigingswet (Stb. 2003, 249) bepaalt dat in artikel 136, tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers de punt na «genoten» zal worden vervangen door een puntkomma. De desbetreffende punt wordt echter voorafgegaan door «ontleent», waardoor de beoogde wijziging niet kan worden doorgevoerd. Dit wordt met onderdeel D van dit voorstel gerepareerd.

De met onderdeel E voorgestelde wijziging betreft een taalkundige verbetering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. In artikel 160, derde lid, van die wet wordt verwezen naar de laatste volzin van artikel 139, vierde lid, van die wet. Aangezien dat vierde lid van artikel 139 slechts uit één volzin bestaat, wordt voorgesteld de zinsnede «de laatste volzin van» te schrappen.

Artikel V

In de Algemene wet bestuursrecht is voorzien dat in de provincie Fryslân de Friese taal is toegelaten in het bestuurlijk verkeer. Zo kan krachtens artikel 2:12 Awb een ieder de Friese taal gebruiken in de vergaderingen van raden van gemeenten. De met de onderdelen A, B, C en D voorgestelde wijzigingen vloeien hieruit voort. De doorwerking van de Awb-bepalingen over het gebruik van de Friese taal in eed en belofte was abusievelijk niet in de Gemeentewet opgenomen. Die omissie wordt met dit voorstel gerepareerd, zodat de bestaande praktijk wordt voorzien van een wettelijke basis. Overigens is al in 1956 de tekst van de eed en belofte in het Fries bij wet vastgesteld (Stb. 1956, 242). Op grond hiervan kunnen de leden van raden van gemeenten, wethouders, burgemeesters, en leden van de lokale rekenkamer in Fryslân de eed of belofte in het Fries afleggen. De nu voorgestelde wijzigingen van de Gemeentewet zijn dan ook slechts technisch van aard en betreffen alleen de tekst van het onderliggende eedformulier en niet de tekst van de eed zelf.

De met onderdeel E voorgestelde wijzigingen betreffen de correctie van een foutieve wetswijziging. Artikel XIII, onderdeel A, van de Wet van 24 mei houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en van een aantal andere wetten (Stb. 1996, 276) bepaalt dat in artikel 154, tweede lid, van de Gemeentewet de aanduiding «artikel 40 van de Wegenverkeerswet» wordt vervangen. Hierbij is abusievelijk de bij artikel 40 van de Wegenverkeerswet behorende bronvermelding niet komen te vervallen en is een door de wijziging noodzakelijke taalkundige correctie niet doorgevoerd. Deze omissies worden met dit voorstel gerepareerd.

De met onderdeel F voorgestelde wijziging betreft de correctie van een foutieve wetswijziging. Artikel I, onderdeel C, van de Wet tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van wapengeweld (Stb. 2002, 420) bepaalt dat in artikel 178 van de Gemeentewet de zinsnede «krachtens artikel 154a» zal worden vervangen door: krachtens de artikelen 151b en 154a. Omdat hierbij ten onrechte niet is uitgegaan van de sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (Stb. 2002, 111) geldende tekst van artikel 178 van de Gemeentewet, kan de beoogde wijziging niet worden doorgevoerd. Er is dus sprake van een omissie, die met dit voorstel wordt gerepareerd.

Artikel VI

De met de onderdelen A, B en C voorgestelde wijzigingen vloeien voort uit de gewijzigde openingstijden van stembureaus. Deze openingstijden zijn gewijzigd bij de wet van 20 december 2001 tot wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming van zeven uur dertig 's ochtends tot negen uur 's avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Stb. 2001, 705). De doorwerking van de gewijzigde openingstijden naar de artikelen vermeld in de onderdelen A, B en C, was echter abusievelijk niet in die wet geregeld.

De in onderdeel D opgenomen wijziging van artikel S 12, vijfde lid, van de Kieswet betreft de correctie van een foutieve verwijzing.

Artikel VII

In de Algemene wet bestuursrecht is voorzien dat in de provincie Fryslân de Friese taal is toegelaten in het bestuurlijk verkeer. Zo kan krachtens artikel 2:12 Awb een ieder de Friese taal gebruiken in de vergaderingen van provinciale staten. De met de onderdelen A, B, C en D voorgestelde wijzigingen vloeien hieruit voort. De doorwerking van de Awb-bepalingen over het gebruik van de Friese taal in eed en belofte was abusievelijk niet in de Provinciewet opgenomen. Die omissie wordt met dit voorstel gerepareerd, zodat de bestaande praktijk wordt voorzien van een wettelijke basis. Overigens is al in 1956 de tekst van de eed en belofte in het Fries bij wet vastgesteld (Stb. 1956, 242). Op grond hiervan kunnen de leden van provinciale staten, gedeputeerden, de commissaris van de Koning en leden van de rekenkamer in Fryslân de eed of belofte in het Fries afleggen. De nu voorgestelde wijzigingen van de Provinciewet zijn dan ook slechts technisch van aard en betreffen alleen de tekst van het onderliggende eedformulier en niet de tekst van de eed zelf.

De met onderdeel E voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van de bijlage bij de Provinciewet. Aangezien in het eerste en tweede onderdeel van de rubriek «Ministerie van Verkeer en Waterstaat» nog wordt verwezen naar vervallen onderdelen uit de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Grondwaterwet, worden deze onderdelen geschrapt. In het derde onderdeel van deze rubriek wordt de Wet op de waterhuishouding aangeduid met een verkeerde citeertitel, deze omissie wordt hersteld. De in de bijlage gebruikte aanduidingen «Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen» en «Ministerie van Binnenlandse Zaken» zijn inmiddels verouderd, deze foutieve aanduidingen worden gecorrigeerd. Vermelding van Staatsbladnummers als verwijzing naar de vindplaatsen van de in de bijlage genoemde wetten is niet zinvol en werkt verwarrend, omdat de tekst van die wetten inmiddels is gewijzigd (zie de toelichting op aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Om deze reden worden de Staatsbladnummers uit de bijlage geschrapt. Aangezien de rubriek «Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» in het wetsvoorstel «Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure» geheel opnieuw zal worden uitgeschreven, worden in deze rubriek geen wijzigingen doorgevoerd.

Artikel VIII

Omdat de geletterde opsomming in artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet is vervangen door een opsomming met behulp van gedachtestreepjes, dienen verwijzingen naar onderdelen ervan, te gebeuren door middel van het noemen van de betreffende functies. Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Werkloosheidswet wordt dienovereenkomstig aangepast.

Artikel IX

Onderdeel A herstelt een foutieve aanhaling. In artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 5°, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB, Stb. 2002, 347) wordt artikel 5 van de Wet personenvervoer aangehaald, terwijl het gaat om artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000. In artikel 39 van de Wet BIBOB zijn overigens wel de juiste artikelen van de Wet personenvervoer 2000 gewijzigd, zodat bij inwerkingtreding van deze bepaling van de Wet BIBOB op wettelijke basis de weigerings- en intrekkingsgrond ex artikel 3 van de Wet BIBOB voor de vergunningen als bedoeld in artikel 6 van de Wet personenvervoer 2000 kan worden toegepast.

De wijziging van onderdeel B betreft een taalkundige verbetering.

De onderdelen C en E betreffen een naamswijziging. De Wet persoonsregistraties, waarin werd gesproken van de Registratiekamer, is inmiddels vervangen door de Wet bescherming persoonsgegevens. In deze laatste wet heeft de Registratiekamer de nieuwe naam College bescherming persoonsgegevens gekregen.

Ook onderdeel D voorziet in een naamswijziging, alsmede in andere actualisering. In artikel 27 van de Wet BIBOB wordt een aantal bestuursorganen genoemd dat verplicht wordt om gegevens te verstrekken aan het Bureau BIBOB. Een aantal van de daarbij genoemde inspectie- en uitvoeringsdiensten heeft een naamswijziging ondergaan, ook zijn nieuwe diensten gevormd. Dit artikel dient om in de Wet BIBOB de juiste namen weer te geven en andere diensten toe te voegen. Zo is de naam van de Inspectiedienst SZW, genoemd in onderdeel d van het eerste lid, gewijzigd in Arbeidsinspectie en wordt aan dit onderdeel de inmiddels gevormde Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst toegevoegd. De naam van de Dienst Recherchezaken van het Ministerie van VROM, genoemd in onderdeel e van het eerste lid, is gewijzigd in VROM inlichtingen- en opsporingsdienst. Verder is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden op 1 januari 2002. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen, genoemd in onderdeel h van het eerste lid, is daarmee geworden het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de in dit onderdeel genoemde uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen zijn in dat nieuwe instituut opgegaan. Tevens worden in dit onderdeel nu ook andere in die wet geregelde organen vermeld (de Centrale organisatie werk en inkomen en de Sociale verzekeringsbank). Aan onderdeel g wordt toegevoegd het eveneens bij de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen geregelde Inlichtingenbureau.

Onderdeel F voorziet in een ten onrechte weggelaten verwijzing. In het eerste lid van artikel 30 van de Wet BIBOB is ten onrechte geen verwijzing naar artikel 9, tweede lid, opgenomen. In het kader van de aanbestedingsprocedure doet het Bureau BIBOB immers onderzoek naar de feiten en omstandigheden zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid. De verwijzing naar artikel 3, tweede, derde en zesde lid, is alleen van toepassing bij de aanvraag van een beschikking.

De wijziging van onderdeel G betreft een taalkundige verbetering.

Onderdeel H herstelt het ontbreken in artikel 33, eerste lid, van de Wet BIBOB van de verwijzing naar artikel 3, zevende lid. Een betrokkene dient bij het verbinden van voorschriften aan een beschikking, evenals bij het weigeren van een beschikking, in de gelegenheid te worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. De wijziging in artikel 33, tweede lid, van de Wet BIBOB betreft een taalkundige verbetering.

Artikel X

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van de artikelen 2, 7 en 12 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. De provincienaam Friesland is bij provinciaal besluit van 13 december 1995 veranderd in Fryslân. Deze op 1 januari 1997 van kracht geworden aanpassing was ten onrechte nog niet doorgevoerd in de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.

Artikel XI

Omdat de geletterde opsomming in artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet is vervangen door een opsomming met behulp van gedachtestreepjes, dienen verwijzingen naar onderdelen ervan, te gebeuren door middel van het noemen van de betreffende functies. Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt dienovereenkomstig aangepast.

Artikel XII

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van de artikelen 13, 14 en 128 van de Wet op de expertisecentra. De provincienaam Friesland is bij provinciaal besluit van 13 december 1995 veranderd in Fryslân. Deze op 1 januari 1997 van kracht geworden aanpassing was ten onrechte nog niet doorgevoerd in de Wet op de expertisecentra.

Artikel XIII

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van artikel 10 van de Wet op de waterkering. De provincienaam Friesland is bij provinciaal besluit van 13 december 1995 veranderd in Fryslân. Deze op 1 januari 1997 van kracht geworden aanpassing was ten onrechte nog niet doorgevoerd in de Wet op de waterkering.

Artikel XIV

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van de artikelen 9 en 134 van de Wet op het primair onderwijs. De provincienaam Friesland is bij provinciaal besluit van 13 december 1995 veranderd in Fryslân. Deze op 1 januari 1997 van kracht geworden aanpassing was ten onrechte nog niet doorgevoerd in de Wet op het primair onderwijs.

Artikel XV

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van de artikelen 11a en 135 van de Wet op het voortgezet onderwijs. De provincienaam Friesland is bij provinciaal besluit van 13 december 1995 veranderd in Fryslân. Deze op 1 januari 1997 van kracht geworden aanpassing was ten onrechte nog niet doorgevoerd in de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel XVI

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van artikel 117 van de Wet personenvervoer 2000. De provincienaam Friesland is bij provinciaal besluit van 13 december 1995 veranderd in Fryslân. Deze op 1 januari 1997 van kracht geworden aanpassing was ten onrechte nog niet doorgevoerd in de Wet personenvervoer 2000.

Artikel XVII

Deze wijziging brengt de terminologie van enkele bepalingen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, in overeenstemming met de terminologie van artikel 1 van de Grondwet, alsmede de relevante formeel-wettelijke bepalingen inzake discriminatie en gelijke behandeling (de Algemene wet gelijke behandeling en de artikelen 137c tot en met g van het Wetboek van Strafrecht). Het is wenselijk in de wetgeving te streven naar een eenduidig gebruik van begrippen. Daartoe strekt deze wijziging.

Aangezien met de thans, als gevolg van amendering door de Tweede Kamer van het desbetreffende wetsvoorstel1, in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen gebruikte begrippen «ras, etnische afstamming, sekse en seksuele geaardheid» niets anders is bedoeld dan met de begrippen «ras, geslacht, hetero- of homoseksuele gerichtheid» in de hiervoor genoemde wetten, betreft de voorgestelde wijziging een uitsluitend technische verbetering die strekt tot harmonisatie.

Artikel XVIII

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft de correctie van een foutieve wetswijziging. In artikel II, onderdeel C, van de Wet van 2 juni 2003 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen (Stb. 2003, 249) wordt het eerste woord van de aan artikel III van de Wet van 11 december 1996 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen) toegevoegde volzin abusievelijk niet met een hoofdletter geschreven. Deze omissie wordt met dit voorstel gerepareerd.

Artikel XIX

De wet van 18 oktober 2001 tot wijziging van de Woningwet naar aanleiding van enerzijds de evaluatie van die wet en anderzijds het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (Stb. 518) noodzaakt tot een aantal technische aanpassingen in artikel 44a van de Woningwet om een goede toepassing van het BIBOB-instrumentarium te realiseren.

In het nieuwe artikel 44 van de Woningwet wordt een onderscheid aangebracht tussen reguliere en lichte bouwvergunningen. De categorieën van bouwwerken waarvoor een lichte bouwvergunning vereist kan zijn, alsmede de omstandigheden waaronder die vergunning ook daadwerkelijk vereist is, zijn genoemd in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Het is steeds de bedoeling geweest dat het BIBOB-instrumentarium niet zou worden ingezet voor deze categorieën van bouwwerken. De voorgestelde wijziging van artikel 44a leidt ertoe dat het BIBOB-instrumentarium alleen kan worden ingezet wanneer een reguliere bouwvergunning vereist is.

In het nieuwe artikel 56a van de Woningwet wordt een fasering aangebracht voor de verschillende weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet. De BIBOB-weigeringsgrond in artikel 44a is hierbij niet betrokken. Met de voorgestelde wijziging van artikel 44a wordt het mogelijk de BIBOB-weigeringsgrond ook toe te passen bij de gefaseerde verlening van de bouwvergunning.

Artikel XX

De met dit artikel voorgestelde wijziging betreft een technische aanpassing van de bijlage bij artikel 12 van de Wet van 6 november 1997 tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten en regels inzake de invoering van deze wijziging in verband met een herziening van het verdeelstelsel voor het Provinciefonds (bijlage 3). De provincienaam Friesland is bij provinciaal besluit van 13 december 1995 veranderd in Fryslân. Deze op 1 januari 1997 van kracht geworden aanpassing was ten onrechte nog niet doorgevoerd in de zojuist genoemde wet.

Artikel XXI

Omdat de geletterde opsomming in artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet is vervangen door een opsomming met behulp van gedachtestreepjes, dienen verwijzingen naar onderdelen ervan, te gebeuren door middel van het noemen van de betreffende functies. Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Ziektewet wordt dienovereenkomstig aangepast.

Artikel XXII

Indien het wetsvoorstel, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet zelfstandige bestuursorganen) (Kamerstukken I 2001/02, 27 426, nr. 276) tot wet wordt verheven en in werking treedt, dienen de leden van zelfstandige bestuursorganen te worden toegevoegd aan de opsomming van artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet. Na de totstandkoming van de Kaderwet zal worden bezien of in de opsomming zbo's voorkomen die door de generieke aanduiding in de opsomming overbodig zijn geworden.

Artikel XXIII

Artikel II, onderdeel B, onder r, van het wetsvoorstel, houdende wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit (Kamerstukken I 2001/02, 27 602, nr. 279) betreft een wijziging van artikel 12, eerste lid, onderdeel r, van de Militaire Ambtenarenwet 1931. In een amendement is de bescherming tegen benadeling van de (militaire) ambtenaar, die te goeder trouw de bij hem levende vermoedens van misstanden uit volgens de daartoe bedoelde procedure, opgenomen in de Ambtenarenwet, respectievelijk de Militaire Ambtenarenwet 1931. Daardoor is het niet langer nodig de benadelingsbescherming op te nemen in art. 125, eerste lid, onderdeel m, van de Ambtenarenwet en in artikel 12, eerste lid, onderdeel r, van de Militaire Ambtenarenwet 1931. Bij de amendering is verzuimd artikel 12, eerste lid, onderdeel r, van de Militaire Ambtenarenwet 1931 aan deze wijziging aan te passen, waardoor er een doublure is ontstaan. Om deze doublure weg te nemen wordt de zinsnede«en de bescherming van de militaire ambtenaar tijdens en na het volgen van die procedure» geschrapt. Hiermee vervalt de opdracht tot regelgeving op dit punt.

Aangezien veenschappen en veenpolders sinds geruime tijd niet meer bestaan, worden deze met de in artikel I, onderdeel B, van deze wet voorgestelde wijziging geschrapt in artikel 125 van de Ambtenarenwet. In artikel I, onderdeel B, van het wetsvoorstel, houdende wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit (Kamerstukken I 2001/02, 27 602, nr. 279) worden het tweede en derde lid van artikel 125 van de Ambtenarenwet vervangen door een nieuw tweede en derde lid waarin de veenschappen en veenpolders niet meer worden genoemd. Indien die wet eerder tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, komen de veenschappen en veenpolders niet meer voor in artikel 125 van de Ambtenarenwet en kan om deze reden artikel I, onderdeel B, van deze wet vervallen.

Artikel XXIV

Indien het wetsvoorstel, houdende wijziging van de Provinciewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (Wet dualisering provinciebestuur) (Kamerstukken II 2001/02, 28 384, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt, dienen de gedeputeerden te worden toegevoegd aan de opsomming van artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet.

Artikel XXV

Aan artikel I, onderdeel A, voorzover betrekking hebbend op de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad voor werk en inkomen en het lid van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, wordt terugwerkende kracht verleend om geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan omtrent de formele rechtspositie van betrokkenen vanaf de datum van ingang van hun benoeming (voor de Raad voor werk en inkomen) c.q. van de voortzetting van de benoeming (Arbeidsvoorzieningsorganisatie), dat wil zeggen vanaf 1 januari 2002. Bij hun benoeming is ook bepaald dat rechtspositieregelingen op grond van de Wet SUWI van toepassing zijn. Het is echter niet de bedoeling dat tegelijkertijd ook het materiële ambtenarenrecht van toepassing is. De wijziging betreft een omissie in de wijzigingen van de Ambtenarenwet in artikel 99 van de Invoeringswet SUWI, die op 1 januari 2002 in werking is getreden. Dit wordt onder meer met artikel I, onderdeel A, gerepareerd.

De onderdelen A tot en met D van artikel IV werken terug tot en met 16 juli 2003. De met deze onderdelen voorgestelde wijzigingen herstellen een aantal technische fouten die de Wet van 2 juni 2003 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen (Stb. 2003, 249) beoogt aan te brengen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. De relevante onderdelen van de wijzigingswet (Stb. 2003, 249) zijn in werking getreden op 16 juli 2003 (Stb. 2003, 306). Ter voorkoming van onduidelijkheid en interpretatieverschillen, is gelijktijdige inwerkingtreding van artikel IV, onderdelen A tot en met D, wenselijk.

Voor de overige bepalingen geschiedt de inwerkingtreding met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Zie daaromtrent de nota van toelichting bij artikel 2, onderdeel a, van het koninklijk besluit van 13 december 2001, Stb. 682, alsmede het koninklijk besluit van 12 juni 2002, Stb. 310, waarbij het vervallen van enige artikelen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 is geregeld.

XNoot
1

Handelingen II 2000/01, blz. 5794–5795 en Kamerstukken II 2000/01, 27 588, nrs. 37, 38 en 44.

Naar boven