29 008
Wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en enige aanverwante terreinen, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2003)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en enige aanverwante terreinen, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2003).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

25 augustus 2003

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en op enige aanverwante terreinen enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede daarin andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Ambtenarenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

1. Titel III is niet van toepassing op:

– ministers en staatssecretarissen;

– de commissarissen van de Koning;

– krachtens de Grondwet of de wet voor hun leven benoemde ambtenaren;

– de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen;

– notarissen en gerechtsdeurwaarders;

– de voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de buitengewone leden van het College bescherming persoonsgegevens, bedoeld in artikel 51 van de Wet bescherming persoonsgegevens;

– de leden van dagelijkse besturen van waterschappen, met uitzondering van de voorzitters;

– de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de andere leden van de Sociaal-Economische Raad, de voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters van de produkt-, de hoofdbedrijf- en de bedrijfschappen en de leden van de besturen van deze lichamen, alsmede degenen die deel uitmaken van organen van lichamen als bedoeld in artikel 110 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

– het personeel in dienst van de Sociaal-Economische Raad, de produkt-, de hoofdbedrijf- en de bedrijfschappen en de lichamen, bedoeld in artikel 110 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

– de leden van de Raden van bestuur en de Raden van advies van de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, bedoeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

– de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van het Nederlands Instituut van Registeraccountants, de leden van het bestuur van dit lichaam en de leden van de andere bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants ingestelde colleges;

– de voorzitter, de ondervoorzitter en de andere leden van het bestuur van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij;

– de voorzitter en de leden van het College voor zorgverzekeringen, bedoeld in artikel 1a van de Ziekenfondswet en van het College van toezicht op de zorgverzekeringen, bedoeld in artikel 1u van de Ziekenfondswet, en het personeel van bedoelde colleges;

– de voorzitter en de leden van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen en van het College sanering ziekenhuisvoorzieningen, bedoeld in de Wet ziekenhuisvoorzieningen, en het personeel van de bedoelde colleges;

– de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, de leden van het bestuur van dit lichaam en de leden van de andere bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten ingestelde colleges;

– de voorzitter en de leden van het College tarieven gezondheidszorg, bedoeld in de Wet tarieven gezondheidszorg, en het personeel van het bedoelde college;

– militaire ambtenaren;

– onbezoldigde ambtenaren, behorende tot het personeel van de buitenlandse dienst;

– de leden van de Commissie gelijke behandeling, bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling;

– de leden van een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges, niet zijnde een adviescollege als bedoeld in artikel 3 van die wet;

– de voorzitter en de andere leden van het bestuur van het Bureau Financieel Toezicht, bedoeld in artikel 110, eerste lid, van de Wet op het notarisambt;

– de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de andere leden van het bestuur van dit lichaam en de leden van het bestuur van de ringen en hun plaatsvervangers;

– de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders en de andere leden van het bestuur van dit lichaam;

– de voorzitter en de leden van de commissie van toezicht, bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002;

– wethouders;

– de leden van de KNMI-raad, bedoeld in artikel 11 van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;

– de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad voor werk en inkomen, bedoeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

– het lid van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bedoeld in de Arbeidsvoorzieningswet 1996;

– de deskundige leden, bedoeld in de artikelen 48, derde lid, 66, tweede lid, 67, derde lid, 69, tweede lid, en 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en hun plaatsvervangers.

B

Artikel 125 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede en derde lid wordt «, waterschappen, veenschappen en veenpolders» vervangen door: en waterschappen.

2. In het tweede lid vervallen «, veenschap of veenpolder» en «, het veenschap of den veenpolder».

C

In artikel 126, eerste lid, en vijfde lid, onderdeel b, vervalt telkens: , veenschappen en veenpolders.

ARTIKEL II

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

In de artikelen 2:7 tot en met 2:10 en 2:12 wordt de benaming «Friesland» telkens vervangen door: Fryslân.

ARTIKEL III

De Algemene wet gelijke behandeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel a, wordt « als» vervangen door een komma.

2. In het vijfde lid wordt «zes jaren» vervangen door: zes jaar.

B

De artikelen 24, 26 tot en met 29, 31 en 32 vervallen.

ARTIKEL IV

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, derde lid, worden «22a», «67a» en «145a» geschrapt.

B

In artikel 51, laatste lid, wordt de aanduiding «4» voor de tekst vervangen door: 3.

C

In artikel 131, laatste lid, wordt de aanduiding «4» voor de tekst vervangen door: 3.

D

In artikel 136, tweede lid, wordt de punt na «ontleent» vervangen door een puntkomma.

E

In artikel 160, derde lid, vervalt: de laatste volzin van.

ARTIKEL V

De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

«Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan 'e rie beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan it gemeentebestjoer yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich!»

(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

B

Artikel 41a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt: «Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta wethâlder beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as wethâlder yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich!»

(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

C

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt: «Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta boargemaster beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as boargemaster yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich!»

(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

D

Artikel 81g wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt: «Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan 'e rekkenkeamer beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan 'e rekkenkeamer yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich!»

(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

E

In artikel 154, tweede lid, wordt «is» vervangen door «zijn» en vervalt: (Stb. 1935, 554).

F

Artikel 178, tweede lid, komt te luiden:

2. De bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 151b, 154a en 172 tot en met 176a, kunnen in ieder geval niet worden overgedragen.

ARTIKEL VI

De Kieswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel K 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «acht uur» vervangen door «zeven uur dertig» en wordt «twintig uur» vervangen door: eenentwintig uur.

2. In het derde lid wordt «twintig uur» vervangen door: eenentwintig uur.

B

In artikel M 8, tweede lid, wordt «negentien uur» vervangen door: eenentwintig uur.

C

In artikel N 16a, eerste lid, wordt «acht uur» vervangen door: zeven uur dertig.

D

In artikel S 12, vijfde lid, wordt «na toepassing van het tweede lid» vervangen door: na toepassing van het derde lid.

ARTIKEL VII

De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt: «Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan provinsjale steaten beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn ofûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan it provinsjaal bestjoer yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich!»

(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

B

Artikel 40a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt: «Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta deputearre beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as deputearre yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich!»

(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

C

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt: «Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta kommissaris fan 'e Kening beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as kommissaris fan 'e Kening yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich!»

(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

D

Artikel 79g wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt: «Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan 'e rekkenkeamer beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan 'e rekkenkeamer yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich!» («Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

E

De bijlage bedoeld in artikel 291, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de rubriek «Ministerie van Verkeer en Waterstaat» worden onder vernummering van het derde onderdeel tot eerste onderdeel, het eerste en het tweede onderdeel verwijderd en wordt de aanduiding «Wet Waterhuishouding (TK, 1986–1987, 17 367, nr. 8)» vervangen door: Wet op de waterhuishouding.

2. In de rubriek «Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij», eerste onderdeel, vervalt de aanduiding: (Stb. 1985, 299).

3. In de rubriek «Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer», eerste onderdeel, vervalt de aanduiding: (Stb. 1985, 626).

4. In de rubriek «Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen» wordt de aanduiding «Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door «Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen» en vervallen in het eerste respectievelijk tweede onderdeel de aanduidingen «(Stb. 1987, 614)» en «(Stb. 1971, 406)».

5. In de rubriek «Ministerie van Binnenlandse Zaken» wordt de aanduiding «Ministerie van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

ARTIKEL VIII

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. die minister, staatssecretaris, Nationale ombudsman of substituut-ombudsman is;.

ARTIKEL IX

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 5°, komt te luiden:

5°. artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000;.

B

In artikel 9, tweede lid, onderdeel b, wordt «Raad van Europese Gemeenschappen» vervangen door: Raad van de Europese Gemeenschappen.

C

In artikel 20, derde lid, onderdeel c, onder 3°, wordt «de Registratiekamer» vervangen door: het College bescherming persoonsgegevens.

D

Artikel 27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt «die worden bewerkt» vervangen door: waarvan de gegevens worden verwerkt.

2. In onderdeel d wordt «de Inspectiedienst SZW» vervangen door: de Arbeidsinspectie of de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst.

3. In onderdeel e wordt «de Dienst Recherchezaken» vervangen door: de VROM inlichtingen- en opsporingsdienst.

4. In onderdeel g wordt na «verwerkt» ingevoegd: door het Inlichtingenbureau, bedoeld in artikel 63 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of.

5. Onderdeel h komt te luiden:

h. de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank;.

E

In artikel 28, tweede lid, onderdeel f, wordt «de Registratiekamer» vervangen door: het College bescherming persoonsgegevens.

F

In artikel 30, eerste lid, wordt na «artikel 3, tweede, derde en zesde lid,» ingevoegd: of artikel 9, tweede lid,.

G

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

Het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst informeert de betrokkene dat het Bureau om advies is verzocht.

H

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt als bedoeld in artikel 3, zevende lid, en voordat een bestuursorgaan een voor de betrokkene negatieve beslissing neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan wel op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid, stelt het de betrokkene in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

2. In het tweede lid vervalt: tot.

ARTIKEL X

De Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:

In de artikelen 2, 7, eerste lid, en 12 wordt de benaming «Friesland» telkens vervangen door: Fryslân.

ARTIKEL XI

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. degene, die minister, staatssecretaris, Nationale ombudsman of substituut-ombudsman is;.

ARTIKEL XII

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

In de artikelen 13, zesde lid, 14, derde lid, en 128, tweede lid, wordt de benaming «Friesland» telkens vervangen door: Fryslân.

ARTIKEL XIII

De Wet op de waterkering wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 10, vierde lid, wordt de benaming «Friesland» vervangen door: Fryslân.

ARTIKEL XIV

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

In de artikelen 9, vierde lid, en 134, tweede lid, wordt de benaming «Friesland» telkens vervangen door: Fryslân.

ARTIKEL XV

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

In de artikelen 11a, tweede lid, onderdeel b, en 135, derde lid, wordt de benaming «Friesland» telkens vervangen door: Fryslân.

ARTIKEL XVI

De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 117, eerste lid, wordt de benaming «Friesland» vervangen door: Fryslân.

ARTIKEL XVII

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:

In de artikelen 12, zesde lid, 22 en 31 wordt «discriminatie wegens ras, etnische afstamming, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd en handicap» telkens vervangen door: discriminatie wegens ras, geslacht, hetero- of homoseksuele gerichtheid, leeftijd en handicap.

ARTIKEL XVIII

De Wet van 11 december 1996 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen) wordt als volgt gewijzigd:

In artikel III, zevende lid, wordt «het» aan het begin van de tweede volzin vervangen door: Het.

ARTIKEL XIX

De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 44a, eerste lid, wordt na «artikel 44» ingevoegd «, eerste lid, en artikel 56a, tweede en derde lid,» en wordt voor «bouwvergunning» ingevoegd: reguliere.

ARTIKEL XX

De Wet van 6 november 1997 tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten en regels inzake de invoering van deze wijziging in verband met een herziening van het verdeelstelsel voor het Provinciefonds wordt als volgt gewijzigd:

In bijlage 3 (overgangsmaatregelen in verband met de herverdeling (bijlage bij artikel 12)) wordt de benaming «Friesland» vervangen door: Fryslân.

ARTIKEL XXI

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. degene, die minister, staatssecretaris, Nationale ombudsman of substituut-ombudsman is;.

ARTIKEL XXII

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 september 2000 ingediende voorstel van wet, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet zelfstandige bestuursorganen) (Kamerstukken 27 426) tot wet is verheven en in werking is getreden vervalt artikel 44 van die wet en wordt aan artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

– de leden van zelfstandige bestuursorganen aan wie een schadeloosstelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is toegekend.

ARTIKEL XXIII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 februari 2001 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit (Kamerstukken 27 602) tot wet wordt verheven en in werking treedt op of na het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, vervalt in artikel II, onderdeel B, onder r, van die wet de zinsnede: en de bescherming van de militaire ambtenaar tijdens en na het volgen van die procedure.

2. Indien het in het eerste lid bedoelde voorstel van wet tot wet is verheven en in werking is getreden, voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, vervalt in artikel 12, eerste lid, onderdeel r, van de Militaire Ambtenarenwet 1931 de zinsnede: en de bescherming van de militaire ambtenaar tijdens en na het volgen van die procedure.

3. Indien het in het eerste lid bedoelde voorstel van wet tot wet is verheven en in werking is getreden, voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, vervalt artikel I, onderdeel B, van deze wet.

ARTIKEL XXIV

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2002 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Provinciewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (Wet dualisering provinciebestuur) (Kamerstukken 28 384) tot wet is verheven en in werking is getreden vervalt artikel II van die wet en wordt aan artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

– gedeputeerden.

ARTIKEL XXV

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

2. Artikel I, onderdeel A, voor zover betrekking hebbend op de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad voor werk en inkomen, bedoeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en het lid van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bedoeld in de Arbeidsvoorzieningswet 1996, werkt terug tot en met 1 januari 2002.

3. Artikel IV, onderdelen A tot en met D, werkt terug tot en met 16 juli 2003.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven