nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
A
Artikel XII, onderdeel E, punt 5, komt te luiden:
5. In het zevende lid wordt «De gemeentebesturen» vervangen
door: De gemeenteraden.
B
Artikel XIII, onderdeel AA, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In het derde lid wordt «De gemeentebesturen» vervangen
door: De colleges van burgemeester en wethouders.
2. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd luidende:
5. In het zevende lid wordt «De gemeentebesturen» vervangen
door: De gemeenteraden.
C
Artikel XVII, onderdeel V, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In het derde lid wordt «De gemeentebesturen» vervangen
door: De colleges van burgemeester en wethouders.
2. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd luidende:
5. In het zevende lid wordt «De gemeentebesturen» vervangen
door: De gemeenteraden.
D
Artikel LXIX, onderdeel D, komt te luiden:
D
In artikel 3b wordt «waarin hij tenminste aangeeft hoe hij uitvoering
geeft aan» vervangen door: waarin hij tenminste aangeeft hoe burgemeester
en wethouders uitvoering geven aan.
Toelichting
Onderdelen A, B, C
De onderdelen A, B en C zien alle op de bevoegdheid tot het vaststellen
van streefcijfers van voortijdig schoolverlaten binnen de gemeente. Deze bevoegdheden
worden thans in artikel 8.3.2, zevende lid, Wet educatie en beroepsonderwijs,
artikel 162b, zevende lid, Wet op de expertisecentra en in artikel 118h, zevende
lid, Wet op het voortgezet onderwijs aan het gemeentebesturen toebedeeld.
Gelet op het kaderstellende karakter wordt deze bevoegdheid aan de gemeenteraden
toebedeeld.
Onderdeel D
Onderdeel D ziet erop dat de strekking van artikel 3b van de Wet collectieve
preventie volksgezondheid niet wordt gewijzigd. Het vaststellen van een nota
gemeentelijk gezondheidsbeleid blijft hierdoor een raadsbevoegdheid. Uit de
wetgeschiedenis blijkt dat de nota voor de raad een instrument is om zijn
doelen te stellen (kamerstukken II, 2001–2002, 28 062, nr. 3, blz.
6). Hieruit blijkt dat de nota kaderstellend is.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
Th. C. de Graaf