28 995
Aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 april 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I komt te luiden:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 11, tweede lid, en 243, eerste lid, wordt «gemeentebesturen» telkens vervangen door: colleges van burgemeester en wethouders.

B

In artikel 16d wordt «gemeentebestuur» vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

B

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, komt te luiden:

A

In artikel 5, tweede lid, wordt «het gemeentebestuur» vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.

2. Na onderdeel A, worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd die luiden:

Aa

In artikel 21, eerste lid, wordt «gemeentebestuur» vervangen door: de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten.

Ab

In artikel 30, tweede lid, wordt «gemeentebestuur» vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

3. Na onderdeel C wordt een nieuw onderdeel ingevoegd dat luidt:

Ca

In artikel 70, derde lid, wordt «Het bestuur van een gemeente» vervangen door: De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders.

C

Na artikel V wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL Va

In artikel 7, eerste en derde lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «gemeentebestuur» telkens vervangen door: college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester.

D

Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, onder 1, vervalt.

2. Onderdeel E komt te luiden:

E

In artikel 44 wordt «kan de gemeenteraad» vervangen door «kunnen burgemeester en wethouders» en wordt «de raad» vervangen door «burgemeester en wethouders».

E

Na artikel VIII wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL VIIIa

In artikel 12, tweede lid, Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen wordt «het gemeentebestuur» vervangen door: de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders.

F

Na artikel XI wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL XIa

In de artikelen 5, tweede lid, en 8, vijfde lid, van de Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o. wordt «gemeentebestuur» telkens vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

G

Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

In artikel 1.1.2, onderdeel h, wordt de «gemeentebesturen» vervangen door «de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten» en in artikel 2.3.2, eerste lid, wordt «de gemeentebesturen» vervangen door: «de colleges van burgemeester en wethouders».

2. Onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 2.3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, onderdeel f, wordt «gemeentebestuur» telkens vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «het gemeentebestuur» vervangen door: de gemeente.

3. Onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tekst onder 1 komt te luiden:

1. In het derde lid wordt «De gemeentebesturen» vervangen door: De colleges van burgemeester en wethouders.

2. Na 4 wordt toegevoegd:

5. In het zevende lid wordt «De gemeentebesturen» vervangen door: De gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders.

H

Artikel XIII wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen B en D vervallen.

2. Onderdeel T komt te luiden:

T

Artikel 153 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid, onder a, b en c, wordt «het gemeentebestuur» telkens vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.

2. In het elfde lid, wordt «Het gemeentebestuur» vervangen door: De gemeenteraad.

3. Onderdeel W komt te luiden:

W

Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid, onder a, b, en c, wordt «het gemeentebestuur» telkens vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.

2. In het negende lid, wordt «Het gemeentebestuur» vervangen door: De gemeenteraad.

I

Na artikel XIII wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL XIIIa

In artikel 2, tweede lid, van de Wet op de Onderwijsraad wordt «gemeentebesturen» vervangen door: gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders.

J

Artikel XV wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen B, D tot en met K en W vervallen.

2. Onderdeel DD komt te luiden:

DD

Artikel 166 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid, onder a, b en c, wordt «het gemeentebestuur» telkens vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.

2. In het elfde lid, wordt «Het gemeentebestuur» vervangen door: De gemeenteraad.

3. Onderdeel GG komt te luiden:

GG

Artikel 171 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onder a, b en c, wordt «het gemeentebestuur» telkens vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.

2. In het negende lid, wordt «Het gemeentebestuur» vervangen door: De gemeenteraad.

K

In artikel XVII vervallen de onderdelen P en S.

L

Artikel XIX, onderdeel A, vervalt.

M

Artikel XXI komt te luiden:

ARTIKEL XXI

De Huisvestingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, tweede lid, wordt «een daartoe ingestelde commissie» vervangen door: een daartoe door burgemeester en wethouders ingestelde commissie.

B

In artikel 64, eerste lid, wordt «het bestuur van een gemeente» vervangen door: de gemeenteraad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders.

C

In de artikelen 66 en 70, van de Huisvestingswet wordt «Het gemeentebestuur» vervangen door: De gemeenteraad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders.

D

In artikel 79 wordt «De gemeenteraad kan» vervangen door «Burgemeester en wethouders kunnen» en wordt «verslag uitbrengen aan de gemeenteraad» vervangen door «aan hen verslag uitbrengen».

N

Artikel XXII komt te luiden:

ARTIKEL XXII

De Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 41 wordt «gemeenten» vervangen door: de colleges van burgemeester en wethouders.

B

Artikel 49e wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het vijfde lid komt te luiden:

5. Regels als bedoeld in het tweede en derde lid worden gesteld door:

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. De beslissing op een verzoek om vergoeding van schade als bedoeld in het eerste lid wordt genomen door:

a. Onze Minister wie het aangaat, indien het betreft schade ten gevolge van de toepassing van artikel 46;

b. het college van burgemeester en wethouders, indien het betreft schade ten gevolge van de toepassing van artikel 49b of van de toepassing van artikel 173, 175 of 176 van de Gemeentewet bij een ongeval met een categorie B-object;

c. de beheerder van het oppervlaktewater, indien het betreft schade ten gevolge van de toepassing van artikel 49d.

O

Artikel XXIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel H komt te luiden:

H

In artikel 23 wordt «het hoofd van het gemeentebestuur» telkens vervangen door: burgemeester.

2. Onderdeel J komt te luiden:

J

In artikel 77, vierde lid, wordt «Het gemeentebestuur geeft» vervangen door: Burgemeester en wethouders geven.

3. Onderdeel K komt te luiden:

K

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt «Het gemeentebestuur geeft» vervangen door: Burgemeester en wethouders geven.

4. Onderdeel N komt te luiden:

N

In artikel 89, onderdeel a, onder 2, wordt «het hoofd van het gemeentebestuur» vervangen door: de burgemeester.

P

Na artikel XXIII wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL XXIIIa

In artikel 7, tweede lid, onder b, van de Reconstructiewet Midden-Delfland wordt «het hoofd van het gemeentebestuur» vervangen door: de burgemeester.

Q

Artikel XXV komt te luiden:

ARTIKEL XXV

De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 69, eerste lid, onder b, wordt «besturen van provincies, gemeenten» vervangen door: colleges van burgemeester en wethouders, besturen van provincies.

B

Artikel 80, eerste lid, komt te luiden:

1. Burgemeester en wethouders kunnen Onze Minister verzoeken de gemeente vrij te stellen van de verplichting tot het betalen van de ingevolge artikel 79 verschuldigde bijdrage, indien zij ten genoegen van Onze Minister aantonen dat het gemeentebestuur ten aanzien van het betrokken geval getracht heeft de verontreiniging te voorkomen of tegen te gaan met alle middelen die het gemeentebestuur daarvoor redelijkerwijs ter beschikking stonden.

R

Artikel XXVI wordt als volgt gewijzigd:

1. Na verlettering van onderdeel A tot Aa wordt voor onderdeel Aa een nieuw onderdeel A ingevoegd dat luidt:

A

In artikel 71, tweede lid, wordt «gemeentebestuur» vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

2. Na verlettering van onderdeel D tot Da wordt voor onderdeel Da een nieuw onderdeel D ingevoegd dat luidt:

D

In artikel 106a wordt «gemeentebesturen» vervangen door: gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders.

3. Na onderdeel E wordt een nieuw onderdeel F ingevoegd dat luidt:

F

In de artikel 163, eerste lid, onder b, en 167, eerste lid, wordt «besturen van provincies, gemeenten» telkens vervangen door: colleges van burgemeester en wethouders, besturen van provincies.

S

Na artikel XXVI wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL XXVIa

In artikel 59, eerste lid, onder b, van de Wet inzake de luchtverontreiniging wordt «besturen van provincies, gemeenten» vervangen door: colleges van burgemeester en wethouders, besturen van provincies.

T

Artikel XXVII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel B, onder 2, komt te luiden:

2. In het vierde lid wordt «het gemeentebestuur» vervangen door: de gemeenteraad of burgemeester en wethouders.

2. Onderdeel C komt te luiden:

C

In artikel 4.20, tweede lid, onder a, wordt «het gemeentebestuur» telkens vervangen door: de gemeenteraad en burgemeester en wethouders.

3. Onderdeel D vervalt.

4. Onderdeel H komt te luiden:

H

In artikel 10.21, eerste lid, wordt «Elke gemeente draagt er, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, zorg voor» vervangen door: De gemeenteraad en burgemeester en wethouders dragen, al dan niet in samenwerking met de gemeenteraad en burgemeester en wethouders van andere gemeenten, ervoor zorg.

5. Onderdeel I, onder 1, komt te luiden:

1. In de aanhef wordt «Elke gemeente draagt» vervangen door: De gemeenteraad en burgemeester en wethouders dragen.

6. Onderdeel J komt te luiden:

J

In artikel 10.27 wordt «draagt de gemeente» vervangen door: dragen de gemeenteraad en burgemeester en wethouders.

7. Onderdeel K komt te luiden:

K

In artikel 10.28, tweede lid, wordt «gemeenten» vervangen door: gemeenteraad en burgemeester en wethouders.

8. Onderdeel M komt te luiden:

M

In artikel 10.33, eerste lid, wordt «Elke gemeente draagt zorg» vervangen door «De gemeenteraad en burgemeester en wethouders dragen zorg» en wordt »haar grondgebied» vervangen door «het grondgebied van de gemeente».

9. Onderdeel O komt te luiden:

O

Artikel 10.40, derde lid, komt te luiden:

3. Op verzoek van een provincie of burgemeester en wethouders van een gemeente die terzake bevoegd gezag is onderscheidenlijk zijn, worden de gegevens, als bedoelt in het eerste lid, aan die provincie of burgemeester en wethouders gezonden.

10. Onderdeel Q komt te luiden:

Q

In artikel 10.62, eerste lid, wordt «aan een gemeente» vervangen door: aan de gemeenteraad.

U

Artikel XXIX wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdeel B tot Ba wordt voor onderdeel Ba een nieuw onderdeel B ingevoegd dat luidt:

B

In artikel 62, derde lid, wordt «gemeentebesturen» vervangen door: colleges van burgemeester en wethouders.

2. Onderdeel E komt te luiden:

E

In artikel 81, vierde lid, wordt «voorschriften geven» vervangen door: voorschriften geeft onderscheidenlijk voorschriften geven.

V

Artikel XXXIII komt te luiden:

ARTIKEL XXXIII

De Ontgrondingenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt «het bestuur van een gemeente of van de provincie» vervangen door: de raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van een gemeente of het bestuur van de provincie.

B

In artikel 7d wordt «de raad» vervangen door «het college van burgemeesters en wethouders» en wordt «of het gemeentebestuur bereid is» vervangen door «of de raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders bereid is».

C

In de artikelen 7f en 11, eerste lid, wordt «Het gemeentebestuur» telkens vervangen door: De raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «De raad» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders» en wordt «of het gemeentebestuur bereid is» vervangen door «of de raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders bereid is».

2. In het achtste lid wordt «tenzij de raad van de betrokken gemeente heeft meegedeeld planologische medewerking te zullen verlenen» vervangen door: tenzij het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente heeft meegedeeld dat de raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders planologische medewerking zal verlenen.

E

In artikel 21a, eerste en tweede lid, wordt «gemeente» telkens vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

W

Na artikel XXXIV wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL XXXIVa

In artikel 42 van de Scheepvaartverkeerswet wordt «gemeenten» vervangen door: gemeenteraden.

X

Artikel XXXV komt te luiden:

ARTIKEL XXXV

De Tracéwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, tweede lid, derde volzin, komt te luiden: Bij de voorbereiding betrekt Onze Minister de raden van de gemeenten en de besturen van de provincies, regionale openbare lichamen en waterschappen op het gebied waarvan de trajectnota redelijkerwijs betrekking kan hebben dan wel betrekking heeft.

B

Artikel 12, derde lid, tweede volzin, komt te luiden: Bij de procedure betrekt Onze Minister de raden van de gemeenten en de besturen van de provincies, en waterschappen op het gebied waarvan het ontwerp-tracébesluit betrekking heeft.

C

In artikel 15, tiende lid, wordt «gemeentebestuur» vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

D

In artikel 16, eerste lid, wordt «gemeenten en waterschappen» vervangen door: waterschappen en de raden van de gemeenten.

Y

Artikel XL, onderdeel A, komt te luiden:

A

In artikel 11, tweede lid, wordt «Het gemeentebestuur geeft» vervangen door: Burgemeester en wethouders geven.

Z

Na artikel XL worden twee nieuwe artikelen ingevoegd die luiden:

ARTIKEL XLa

In artikel 6 van de Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen wordt «gemeentebesturen» vervangen door: colleges van burgemeesters en wethouders onderscheidenlijk gemeenteraden.

ARTIKEL XLb

In artikel 8.8, vierde lid, van de Wet Luchtvaart, wordt «gemeentebestuur» vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

AA

Na artikel XLI wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL XLIa

In artikel 19, eerste lid, Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt «gemeentebestuur» vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

BB

Artikel XLIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel D komt te luiden:

D

In artikel 43, zevende lid, onder d, wordt «de gemeenten» vervangen door: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

2. Onderdeel F komt te luiden:

F

In artikel 82, zevende lid, onder d, wordt «de gemeenten» vervangen door: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

CC

De artikelen XLVI, LIII, onderdeel C en D, LIV, onderdeel C en D, LV en LVI, onderdeel C, vervallen.

DD

Artikel LX wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel D wordt een nieuw onderdeel E ingevoegd dat luidt:

E

In artikel 10 wordt «gemeentebesturen» vervangen door: colleges van burgemeesters en wethouders.

EE

Artikel LXVII wordt als volgt gewijzigd:

Na verlettering van onderdeel A tot onderdeel Aa wordt voor onderdeel Aa een nieuw onderdeel A ingevoegd dat komt te luiden:

A

Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «Een gemeente» vervangen door: Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente.

2. In het vijfde lid wordt «Het gemeentebestuur» vervangen door: Het college van burgemeester en wethouders.

FF

Na artikel LXXIV worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, die luiden:

ARTIKEL LXXIVa

1. Indien het onderhavige wetsvoorstel tot wet wordt verheven en later in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 24 oktober 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding) (Kamerstukken II, 2002–03, 28 644), wordt het onderhavige wetsvoorstel als volgt gewijzigd:

A

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel B komt te luiden:

B

In artikel 4, eerste lid, onderdeel 3, wordt «de gemeentebesturen» vervangen door: de colleges van burgemeester en wethouders.

2. Onderdeel C vervalt.

B

Artikel VIII vervalt.

C

Artikel LXVIII wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen A en B vervallen.

2. De in onderdeel C opgenomen wijziging van artikel 15, vierde lid, van de Wet ambulancevervoer vervalt.

2. Indien het onderhavige wetsvoorstel tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 24 oktober 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding) (Kamerstukken II, 2002–03, 28 644), wordt het laatstgenoemde wetsvoorstel als volgt gewijzigd: In het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 4, eerste lid, onderdeel 3, van de Brandweerwet 1985 wordt «de gemeentebesturen» vervangen door: de colleges van burgemeester en wethouders.

ARTIKEL LXXIVb

1. Indien het onderhavige wetsvoorstel tot wet wordt verheven en later in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 17 juni 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie), (Kamerstukken II, 2002–03, 28 967) wordt het onderhavige wetsvoorstel als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XLIII

1. Onderdeel D komt te luiden:

D

In artikel 43, zevende lid, onder c, wordt «de gemeenten» vervangen door: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

2. Onderdeel F komt te luiden:

F

In artikel 82, zevende lid, onder c, wordt «de gemeenten» vervangen door: met het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

ARTIKEL LXXIVc

Indien deze wet in werking treedt op of na het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 1 september 2003 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen (Kamerstukken II, 2002/03, 29 019, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

a. In artikel XIII, onderdeel T, eerste lid, onder b, wordt «derde volzin» vervangen door: tweede volzin.

b. In artikel XIII, onderdeel T, eerste lid, onder c, wordt «vierde volzin» vervangen door: derde volzin.

c. In artikel XIII, onderdeel V, tweede lid, vervalt de zinsnede «of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien burgemeester en wethouders op grond van artikel 153, eerste lid, tweede volzin, hebben afgezien van de vaststelling van het plan,».

d. In artikel XIII vervallen de onderdelen W, X, Y, en Z.

e. In artikel XV, onderdeel DD, eerste lid, onder b, wordt «derde volzin» vervangen door: tweede volzin.

f. In artikel XV, onderdeel DD, eerste lid, onder c, wordt «vierde volzin» vervangen door: derde volzin.

g. In artikel XV, onderdeel FF, tweede lid, vervalt de zinsnede «of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien burgemeester en wethouders op grond van artikel 166, eerste lid, tweede volzin, hebben afgezien van de vaststelling van het plan,».

h. Artikel XV, onderdelen GG, HH, II, en JJ, vervallen.

ARTIKEL LXXIVd

Indien deze wet in werking treedt voor het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 1 september 2003 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen (Kamerstukken II, 2002/03, 29 019, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt laatstgenoemde wet als volgt gewijzigd:

a. In artikel I, onderdeel I, wordt «de gemeenteraad» vervangen door: burgemeester en wethouders, en wordt «heeft» vervangen door: hebben.

b. In artikel II, onderdeel J, wordt «de gemeenteraad» vervangen door: burgemeester en wethouders, en wordt «heeft» vervangen door: hebben.

Toelichting

Onderdeel A

Punt A betreft een wijziging van de artikelen 11, tweede lid, en 243, eerste lid, van Boek1 van het Burgerlijk Wetboek. In beide bepalingen wordt de term «gemeentebesturen» gehanteerd. Gekozen is om deze term nader te specificiëren en deze term te wijzigen in de colleges van burgemeester en wethouders. In artikel 11, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt bepaald dat een natuurlijk persoon de verplaatsing van zijn woonplaats aan de betrokken colleges van burgemeester en wethouders dient door te geven. In artikel 243, eerste lid, van Boek 1 Burgerlijk Wetboek, dienen de colleges van burgemeester en wethouders en de ambtenaren van de burgerlijke stand de raad voor de kinderbescherming kosteloos alle inlichtingen te verschaffen en verstrekken de raad kosteloos afschriften en uittreksels uit hun registers. Onderdeel B van artikel I bevat geen wijziging ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel.

Onderdeel B

Onderdeel B van de nota van wijziging betreft een wijziging van artikel 5, tweede lid, Wet algemene regels herindeling. De zienswijze ten aanzien van een herindelingsontwerp van burgers moet kenbaar worden gemaakt aan het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders sturen na de inbreng van de zienswijzen een defintief herindelingsontwerp naar de gemeenteraad.

De onderdelen Aa en Ca zijn toegevoegd aangezien hier de term gemeentebestuur werd gebezigd. Deze term is voor wat betreft de artikelen 21, eerste lid, en 71, derde lid, Wet algemene regels herindeling gewijzigd in een splitsing in de termen gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. In beide bepalingen worden zowel bevoegdheden van de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders bedoeld.

Onderdeel C

In artikel 7, eerste en derde lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen betreft het een bevoegdheid voor het weigeren dan wel intrekken van een vergunning. Aangezien ook de verstrekking door het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester geschiedt, wordt met de beoogde wijziging bewerkstelligt dat de weigerings- en intrekkingsbevoegdheid bij het college van burgemeester en wethouders dan wel bij de burgemeester wordt neergelegd.

Onderdeel D

De eerste wijziging van onderdeel D betreft het laten vervallen van een voorgenomen wijziging van artikel 36, eerste en tweede lid, Wet op de lijkbezorging. Voor het aanleggen of uitbreiden van een begraafplaats is veelal een wijziging noodzakelijk van een bestemmingsplan. Deze bevoegdheid blijft bij de raad. De toestemming van een aangrenzende gemeente voor de aanleg of uitbreiding op het grondgebied van een andere gemeente is hiermee zodanig verbonden dat ik deze instemmingsbevoegdheid eveneens bij de gemeenteraad laat.

De tweede wijziging betreft een wijziging van artikel 44 Wet op de lijkbezorging. Per abuis is deze bepaling niet in het wetsvoorstel opgenomen. Het betreft de bevoegdheid een begraafplaats te sluiten indien gedurende tien jaar geen begraving meer heeft plaatsgehad.

Onderdeel E

Onderdeel E wijzigt de term gemeentebestuur in artikel 12, tweede lid, Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. Deze term wordt gesplitst in de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. In artikel 12, tweede lid, Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen staat immers dat regeling en bestuur van het gemeentebestuur kunnen worden gevorderd ter verzekering van een goede uitvoering van deze wet. Zowel de raad als het college worden hier bedoeld.

Onderdeel F

In onderdeel F wordt voorgesteld om in de artikelen 5, tweede lid, en 8, vijfde lid, van de Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen de term gemeentebestuur te wijzigen in het college van burgemeester en wethouders. Het betreft hier bevoegdheden die nauw samenhangen met de uitvoerende bevoegdheden die het college van burgemeester en wethouders op grond van de Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen heeft.

Onderdeel G

Onderdeel G wijzigt de onderdelen A, C en E van artikel XII van het wetsvoorstel. De wijziging van de onderdelen A en C van artikel XII omvat een wijziging van de tweede volzin van het eerste lid van artikel 2.3.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs staat dat de betaling aan een of meer instellingen op een door het gemeentebestuur met het bevoegd gezag gesloten overeenkomst berust. Volgens de memorie van toelichting bij deze wet is de relatie tussen de (samenwerkende) gemeente(n) en de onderwijs aanbiedende instelling een contractuele relatie naar burgerlijk recht (Kamerstukken II 1993/94, 23 778, nr. 3, blz. 87). Dit betekent dat niet het college van burgemeester en wethouders deze overeenkomst sluit, maar de rechtspersoon de gemeente. De wijziging in onderdeel C, onder B, van de nota van wijziging heeft hierop betrekking. In artikel 1.1.2, onderdeel h, van deze wet wordt naar artikel 2.3.4 verwezen. Hiermee houdt de wijziging in onderdeel C, onder A, van de nota van wijziging verband.

De wijziging van onderdeel E van artikel XII omvat het wijzigen van de term gemeentebestuur in het zevende lid van artikel 8.3.2 Wet educatie beroepsonderwijs. De term gemeentebestuur wordt daardoor gesplitst in de termen gemeenteraad of college van burgemeester en wethouders. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat de gemeenten zelf kunnen bepalen wie het bevoegde orgaan in de gemeente zal zijn voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van streefcijfers met betrekking tot het terugdringen van voortijdig schoolverlaten.

Onderdeel H

Onderdeel H van de nota van wijziging betreft het laten vervallen van de onderdelen B, D, T en W van artikel XIII van het wetsvoorstel. Het laten vervallen van onderdeel B bewerkstelligt dat artikel 67 Wet op de expertisecentra ongewijzigd blijft. De indeling van een gemeente in schoolwijken is gediend bij een zo sterk mogelijke democratische legitimatie. Daarom blijft een beslissing over een dergelijke indeling een taak van de gemeenteraad, zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag is toegelicht.

Het laten vervallen van onderdeel D heeft als gevolg dat artikel 85 Wet op de expertisecentra ongewijzigd blijft. Omdat ten aanzien van een openbare school niet op voorhand duidelijk is hoe de functie van het bevoegd gezag wordt vormgegeven, dient in de wetgeving op een keuze niet te worden vooruitgelopen.

De wijzigingen van de onderdelen T en W hebben allereerst betrekking op een wijziging van de artikelen 153 en 157 Wet op de expertisecentra in die zin dat deze bevoegdheden gedeeltelijk aan het college van burgemeester en wethouders worden gegeven. De gemeenteraad stelt ten aanzien van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en ten aanzien van een gemeentelijk plan inzake onderwijs in allochtone levende talen kaders waarna vervolgens het college van burgemeester en wethouders een besluit nemen. De bevoegdheid tot het bepalen van de hoogte tot het vaststellen van een subsidieplafond blijven bij de gemeenteraad.

Onderdeel I

In onderdeel I wordt een wijziging voorgesteld om de term gemeentebesturen in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de Onderwijsraad te wijzigen in gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders. Zowel de raad als het college kunnen betrokken zijn bij een advies van de Onderwijsraad.

Onderdeel J

Onderdeel J betreft allereerst het laten vervallen van onderdeel B van artikel XV. Dit bewerkstelligt dat artikel 65 Wet op het primair onderwijs ongewijzigd blijft. De indeling van een gemeente in schoolwijken is gediend bij een zo sterk mogelijke democratische legitimatie. Daarom blijft een beslissing over indeling een taak van de gemeenteraad, zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag is toegelicht.

Het laten vervallen van de wijzigingen in de onderdelen D tot en met K wordt tevens door deze nota van wijziging bewerkstelligd. Aangezien de bevoegdheid van een plan voor nieuwe scholen bij de gemeenteraad blijft, het betreft hier immers een kaderstellende bevoegdheid, moeten de daarmee samenhangende te wijzigen bepalingen, vervallen. Per abuis was deze wijziging nog niet in het wetsvoorstel doorgevoerd.

Voorts vervalt met de wijziging in onderdeel J onderdeel W van artikel XV. Het betreft hier het ongewijzigd laten van artikel 140a Wet op het primair onderwijs. Nu de beslissingsbevoegdheid tot verzelfstandigen van het openbaar onderwijs bij de gemeenteraad is gebleven dient bij nader inzien ook de beslissing om bij verzelfstandiging een vergoeding voor administratie, beheer en bestuur toe te kennen, een taak van de gemeenteraad te blijven, zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag is toegelicht.

Ten slotte worden in onderdeel J van de nota van wijziging de onderdelen DD en GG gewijzigd. Het betreft hier een wijziging van de artikelen 166 en 171 Wet op het primair. De gemeenteraad stelt ten aanzien van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en ten aanzien van een gemeentelijk plan inzake onderwijs in allochtone levende talen kaders waarna vervolgens het college van burgemeester en wethouders een besluit nemen. De bevoegdheid tot het bepalen van de hoogte tot het vaststellen van een subsidieplafond blijven bij de gemeenteraad.

Onderdeel K

In onderdeel K van de nota van wijziging wordt bepaald dat de onderdelen P en S van artikel XVII vervallen. Daardoor blijven de bevoegdheden zoals bepaald in de artikelen 96g, eerste lid, en artikel 118b Wet op het voortgezet onderwijs ongewijzigd. Nu de beslissingsbevoegdheid tot verzelfstandigen van het openbaar onderwijs bij de gemeenteraad is gebleven dient bij nader inzien ook de beslissing om bij verzelfstandiging een vergoeding voor administratie, beheer en bestuur toe te kennen, een taak van de gemeenteraad te blijven, zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag is toegelicht.

Voor wat betreft het ongewijzigd laten van artikel 118b Wet op het voortgezet onderwijs wordt er bij nader inzien voor gekozen om het vaststellen van een gemeentelijk onderwijsachterstandenplan als taak van de gemeenteraad te handhaven omdat andere taken van principiële en kaderstellende aard eveneens bij de gemeenteraad zijn ondergebracht.

Onderdeel L

Onderdeel L van de nota van wijziging betreft het laten vervallen van onderdeel A van artikel XIX. Na een heroverweging ben ik van mening dat het oprichten of het opheffen van een gemeentelijke kredietbank een bevoegdheid is waarvoor een sterke democratische controle noodzakelijk is, waarmee voorts veel geld gemoeid kan zijn. Deze bevoegdheid wordt dan ook bij de gemeenteraad gelaten.

Onderdeel M

Ten opzichte van het wetsvoorstel zijn punt A en punt D van onderdeel M niet gewijzigd. Punt B en C zijn toegevoegd. Deze twee punten betreffen een wijziging van de term gemeentebestuur. Gekozen is om hier zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders te noemen. Beide organen kunnen betrokken zijn bij een aanwijzing dat door een provinciaal bestuursorgaan is gegeven met betrekking tot het huisvestingsbeleid.

Onderdeel N

Onderdeel N van de nota van wijziging betreft in de eerste plaats een wijziging van artikel 41 van de Kernenergiewet. Het betreft de wijziging van de term gemeentebestuur in de colleges van burgemeester en wethouders. Het betreft hier de bevoegdheid van het nemen van bepaalde voorbereidingsmaatregelen bij ongevallen met betrekking tot categorie A-objecten en B-objecten.

De tweede wijziging betreft een wijziging van artikel 49e Kernenergiewet. Voorgesteld wordt om een zesde lid toe te voegen waarbij het college van burgemeester en wethouders een bevoegdheid krijgen om in bepaalde wettelijk omschreven situaties een beslissing te nemen op een verzoek om schadevergoeding zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 49e Kernenergiewet.

Onderdeel O

De bevoegdheid tot onteigening berust bij de gemeenteraad. Dit laat onverlet dat de voorbereiding en uitvoering bij het college van burgemeester en wethouders kunnen berusten. Ook bij andere bevoegdheden worden de voorbereidings- en uitvoeringsbevoegdheden van de gemeenteraad naar het college overgeheveld. De bevoegdheid zoals bepaald in artikel 89, sub a, onder 2 – te weten een door het hoofd van het gemeentebestuur afgegeven bewijs dat de artikelen 80, 84 en eventueel 85 zijn nageleefd – wordt aan de burgemeester toegekend. Ook is in de Onteigeningswet de term gemeentebestuur waar van toepassing gewijzigd in het college van burgemeester en wethouders.

Onderdeel P

De wijziging van artikel 7, tweede lid, onder b van de Reconstructiewet Midden-Delfland is een bevoegdheid die verwijst naar artikel 23 van de Onteigeningswet. In beide artikelen is de term hoofd van het gemeentebestuur gewijzigd in de burgemeester. Het betreft een uitvoerende bevoegdheid. Het betreft hier de bevoegdheid voor het afgeven van een bewijs dat er een commissie van bezwaar in het leven is geroepen bij de voorbereiding tot onteigening.

Onderdeel Q

De wijziging van artikel 80, eerste lid, Wet bodembescherming is ten opzichte van het wetsvoorstel niet gewijzigd. De wijziging van artikel 69, eerste lid, onder b Wet bodembescherming betreft het wijzigen van de term gemeenten in colleges van burgemeester en wethouders. Het betreft hier de bevoegdheid tot het doen van bodemonderzoek en derhalve een uitvoerende bevoegdheid.

De term besturen van provincies wordt overigens gewijzigd in de nota van wijziging behorend bij het wetsvoorstel dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden. Ook in de onderelen R, onder punt 3, S en X wordt eenzelfde procedure gevolgd.

Onderdeel R

De eerste wijziging van onderdeel R betreft het wijzigen van de term gemeentebestuur in het college van burgemeester en wethouders. Het betreft hier het voeren van overleg met het college van gedeputeerde staten om maatregelen te nemen na een akoestisch onderzoek. Voorts wijzigt onderdeel R de term gemeentebesturen in artikel 106a Wet geluidhinder in gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders. Het betreft hier derhalve een bevoegdheid die zowel aan de raad als aan het college wordt opgedragen. Het betreft een bevoegdheid voor het deelnemen aan een overleg indien de betrokken minister besluit tot het wijzigen of aanleggen van een landelijke railweg. Ten slotte wordt in onderdeel R een wijziging voorgesteld van de artikelen 163, eerste, onder b en 167, eerste lid, van de Wet geluidhinder. Het betreft hier uitvoerende bevoegdheden met betrekking tot het doen van geluidmetingen. Beide bevoegdheden zijn dan ook aan het college van burgemeester en wethouders opgedragen.

Onderdeel S

In onderdeel S wordt een wijziging voorgesteld van artikel 59, eerste lid, onder b van de Wet inzake de luchtverontreiniging. Het betreft hier het doen van metingen betreffende de luchtverontreiniging. Deze bevoegdheid dient door het college van burgemeester en wethouders te worden uitgeoefend.

Onderdeel T

Onderdeel T van de nota van wijziging betreft een wijziging van artikel XXVII van het wetsvoorstel. Dat artikel heeft betrekking op de Wet milieubeheer.

Onderdeel 1 betreft een wijziging van onderdeel B van artikel XXVII van het wetsvoorstel. In de dualiseringsoperatie wordt getracht zo min mogelijk de term «gemeentebestuur» te hanteren, en in plaats daarvan de termen «de gemeenteraad of «burgemeester en wethouders» te gebruiken. Artikel 4.19, vierde lid, van de Wet milieubeheer heeft zowel betrekking op de gemeenteraad als ook op de burgemeester en wethouders. Door deze wijziging van het wetsvoorstel wordt bereikt dat beide gemeentelijke organen in het bewuste artikel van de Wet milieubeheer worden opgenomen.

Onderdeel 2 behelst een wijziging van onderdeel C van artikel XXVII van het wetsvoorstel. De in onderdeel C van het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van het eerste en het derde lid van artikel 4.20 van de Wet milieubeheer komen te vervallen. Bij nader inzien moet de gemeenteraad in voornoemde bepalingen het bevoegde orgaan blijven. De oorzaak hiervan ligt in het volgende. Voor gemeenten bestaat er geen verplichting tot het vaststellen van een milieubeleidsplan. Daarentegen is het gemeentelijk milieuprogramma wel verplicht. Het gemeentelijk millieuprogramma bevat onder meer een activiteitenprogramma voor het gemeentebestuur, waaronder ook de gemeenteraad valt. In de gemeentelijke situatie kan er gelet op het voorgaande dus niet vanuit worden gegaan dat de gemeenteraad reeds een kader heeft vastgesteld in een milieubeleidsplan. In deze situatie dient de bevoegdheid tot het vaststellen van het milieuprogramma bij de gemeenteraad te liggen; het kan immers niet zo zijn dat burgemeester en wethouders bepalen wat de gemeenteraad gaat doen en binnen welke kaders. Uit onderdeel 2 blijkt dat onderdeel C van artikel XXVII van het wetsvoorstel thans slechts nog een wijziging omvat van artikel 4.20, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer. Anders dan in het wetsvoorstel aanvankelijk werd voorgesteld moet ook hier de term «gemeentebestuur» worden vervangen door «de gemeenteraad of burgemeester en wethouders». Voornoemde bepaling richt zich op activiteiten van zowel regelgevende als uitvoerende aard, zodat beide organen moeten worden aangewezen.

De wijziging van onderdeel D van artikel XXVII van het wetsvoorstel, zoals neergelegd in onderdeel 3, komt te vervallen omdat de gemeenteraad, zoals reeds is overwogen, het bevoegde gemeentelijke orgaan moet blijven voor het vaststellen van een milieuprogramma.

De onderdelen 4 tot en met 8 betreffen wijzigingen van de onderdelen H tot en met M van artikel XXVII van het wetsvoorstel. In de titels 10.4 en 10.5 van de Wet milieubeheer worden aan «de gemeente» enkele zorgplichten opgedragen, in het kader waarvan zowel in de regelgevende als de uitvoerende sfeer maatregelen getroffen dienen te worden. De zorgplichten kunnen derhalve betrekking hebben op zowel de taken van burgemeester en wethouders als de taken van de gemeenteraad. De onderdelen H tot en met M van het wetsvoorstel dienen zo gewijzigd te worden dat in de in deze onderdelen opgenomen artikelen uit de titels 10.4 en 10.5 van de Wet milieubeheer, zowel de gemeenteraad als het college burgemeester en wethouders aangewezen worden als bevoegd orgaan.

Voorts wordt artikel 10.40, derde lid, Wet milieubeheer in onderdeel T gewijzigd. Per abuis waren de woorden «bevoegd gezag» in het wetsvoorstel weggelaten, door de wijziging wordt dit recht getrokken. In punt 10 wordt ten slotte voorgesteld om in artikel 10.62 van de Wet milieubeheer «een gemeente» te vervangen door «de gemeenteraad». Met deze wijziging wordt de redactie van voornoemde bepaling gelijk getrokken met onder meer artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Onderdeel U

De eerste wijziging van onderdeel U van de nota van wijziging betreft een redactionele wijziging van artikel 62, derde lid, Woningwet. Het betreft een uitvoerende bevoegdheid met betrekking tot het verlenen van medewerking bij een eventuele woningtelling. Deze uitvoerende bevoegdheid is dan ook aan het college van burgemeester en wethouders toebedeeld. De tweede wijziging van onderdeel U betreft een redactionele wijziging in artikel 81, vierde lid, Woningwet.

Onderdeel V

De wijziging van artikel 10, derde en achtste lid, Ontgrondingenwet is al in het wetsvoorstel opgenomen. Artikel 7d, van de Ontgrondingwet dat dezelfde strekking heeft (meedelen of een ontgronding in strijd is met het bestemmingsplan en of gemeentebestuur bereid is planologische medewerking te verlenen) wordt door voorgesteld wijziging op dezelfde wijze aangepast. De voorgestelde aanpassingen in de artikelen1, onderdeel b, 7f en 11, eerste lid, Ontgrondingenwet maken duidelijk dat planologische medewerking zowel handelingen van het college als van de raad kan betreffen.

De wijziging in artikel 21a betreft de aanpassing van de term gemeentebestuur in het college van burgemeester en wethouders. Het betreft hier immers uitvoering van een bestemmingsplan.

Onderdeel W

Onderdeel W wijzigt de term gemeenten in artikel 42 Scheepvaartsverkeerwet in gemeenteraden. Het betreft hier een algemene bepaling tot het stellen van regels die betrekking kunnen hebben op de scheepvaart. Aangezien het hier een bevoegdheid betreft tot het stellen van regels, is deze bevoegdheid dan ook aan de gemeenteraden toebedeeld.

Onderdeel X

De onderdelen 1 en 3 van onderdeel X zijn niet gewijzigd ten opzichte van het wetsvoorstel. De tweede wijziging van onderdeel X betreft een wijziging van artikel 12, derde lid, tweede volzin van de Tracéwet. Het betreft een verplichting van de minister van Verkeer en Waterstaat om bij een ontwerp-tracébesluit onder andere de betrokken gemeenteraden te consulteren over het voorgenomen besluit.

Op grond van artikel 16, eerste lid, moet de minister van Verkeer en Waterstaat het tracébesluit sturen aan de bij de voorbereiding betrokken bestuursorganen. Aangezien dit de gemeenteraden zijn, is artikel 16, eerste lid overeenkomstig aangepast.

Onderdeel Y

Onderdeel Y wijzigt artikel 11, tweede lid, Wegenwet. Het betreft hier een bevoegdheid tot voorbereiding van een beslissing op een verzoek van een belanghebbende om een weg, door de gemeente onderhouden weg, te ontrekken van het openbare verkeer. Aangezien het hier een bevoegdheid tot voorbereiding van een besluit betreft, wordt deze bevoegdheid aan het college van burgemeester en wethouders geattribueerd.

Onderdeel Z

Artikel 6 Wet aanleg Locaalspoor- en tramwegen wordt de term «eenige bemoeing» gebruikt. De uitdrukking heeft niet als doel taken en bevoegdheden van de gemeenteraad of het college van burgemeesters en wethouders uit te sluiten. Door term «gemeentebestuur» op te splitsen in «colleges van burgemeester en wethouders» en «gemeenteraden» blijft deze situatie in stand.

De wijziging van artikel 8.8, vierde lid, Wet Luchtvaart betreft het wijzigen van de term gemeentebestuur in het college van burgemeester en wethouders. Het betreft een bevoegdheid voor het ter inzage leggen van een bestemmingsplan.

Onderdeel AA

In onderdeel AA wordt een wijziging voorgesteld van artikel 19, eerste lid, Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het betreft hier het wijzigen van de term gemeentebestuur in het college van burgemeester en wethouders. Het betreft een bevoegdheid tot overleg met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer die indien de gemeenteraad dat na laat zorgt dat indien een weg is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, dit weggedeelte aansluit op het in artikel 18, derde lid, Wet vervoer gevaarlijke stoffen genoemd wegennet of wegen. Deze bevoegdheid kan de minister overigens alleen naar zich toe trekken indien hij de gemeenteraad nogmaals in de gelegenheid stelt om een afdoende besluit te nemen.

Onderdeel BB

In onderdeel BB wordt een wijziging voorgesteld van artikel 43, zevende lid, onder d en artikel 82, zevende lid, onder d van de Landinrichtingswet.

Onderdeel CC

De wijzigingen in onderdeel CC betreffen technische wijzigingen die samenhangen met de inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2004 van de Wet werk en bijstand (WWB) en de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Invoeringswet WWB).

Zo blijkt uit de Invoeringswet WWB, juncto het Besluit van 10 oktober 2003 houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand en van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Stb. 386) en de in de Staatscourant van 21 oktober 2003 (Stcrt. 203) vervatte Invoeringsregeling WWB, dat de Algemene bijstandswet en de Wet inschakeling werkzoekenden worden ingetrokken. In het verlengde daarvan zijn de wijzigingen vervat in de artikelen XLVI en LV overbodig geworden.

Daarnevens worden in de Invoeringswet WWB artikelen van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) gewijzigd, waardoor onderdelen van artikelen van het onderhavige wetsvoorstel kunnen vervallen. Het betreft hier artikel LIII, onderdelen C en D en artikel LIV, onderdelen C en D, ten aanzien waarvan in de Invoeringswet WWB in onderscheidenlijk artikel 23, onderdelen Q en R, en artikel 24, onderdelen Q en R, wijzigingen met betrekking tot de IOAZ en IOAW zijn opgenomen. In artikel LVI vervalt de voorgestelde wijziging van artikel 14, van de Wet REA; in artikel 33, onderdeel F, van de Invoeringswet WWB is voorzien in geheel nieuw artikel 14 van de Wet REA.

Onderdeel DD

Onderdeel DD betreft een wijziging van artikel 10 van de Wet voorzieningen gehandicapten. Het betreft een wijziging van de term gemeentebesturen in de colleges van burgemeester en wethouders. De bevoegdheid houdt in het kosteloos verkrijgen van gegevens van de minister van Defensie aan de colleges van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van de wet.

Onderdeel EE

In onderdeel EE van de nota van wijziging wordt voorgesteld om artikel 10a, vierde en vijfde lid van de Welzijnswet 1994 te wijzigen. De specifieke uitkering zoals bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan aan het college van burgemeester en wethouders van een gemeente. Het betreft hier een uitvoeringstaak. Om die reden wordt voorgesteld om artikel LXVII te wijzigen.

Onderdeel FF

In onderdeel FF van de nota van wijziging is een aantal wijzigingen opgenomen die per abuis niet in het aanvankelijke wetsvoorstel zijn opgenomen. Het betreft een voorziening voor het bij het parlement aanhangige wetsvoorstel kwaliteitsbevordering rampenbestrijding. Dit wetsvoorstel stelt een wijziging voor van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en een wijziging van de Wet ambulancevervoer. Voorts wordt in onderdeel FF van de nota van wijziging een nieuw artikel LXXXIVb voorgesteld aangezien momenteel een wetsvoorstel inzake de wijziging van de Landinrichtingswet bij het parlement is ingediend waarin onder andere bovenstaande artikelen worden gewijzigd.

Daarnaast zijn in de nota van wijziging in onderdeel FF twee bepalingen opgenomen in verband met het momenteel bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen (Kamerstukken II, 29 019). In enkele artikelen van dat wetsvoorstel staan wijzigingen die ook gevolgen hebben voor het onderhavige wetsvoorstel. Gelet hierop zijn de artikelen LXXIVc en LXXIVd opgenomen. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat afstemming plaatsvindt ten aanzien van de juiste tekst van wijzigingsvoorstellen die onderdeel zijn van verschillende wetsvoorstellen die aanhangig zijn bij het parlement, in verband met hun inwerkingtreding.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

Naar boven