28 991
Wijziging van de Kieswet in verband met het Besluit van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 en 23 september 2002 tot wijziging van de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, gehecht aan Besluit 76/787/EGKS, EEG, Euratom (Trb. 2003, 16)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 18 september 2003

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de GroenLinks-fractie stemmen in met het wetsvoorstel voorzover het dubbelmandaten van de leden van het Europees Parlement verbiedt en technische aanpassingen pleegt om aan te sluiten bij de wijziging van de Akte.

Zij willen weten hoe de regering oordeelt over het verbod op dubbelmandaten en hoe het verbod op dubbelmandaten voor het Europees Parlement is te rijmen met het ontbreken van zo'n verbod voor de leden van de Staten-Generaal. Is de regering met deze leden van mening dat zo'n verbod voor Nederlandse parlementariërs voor de hand ligt, mede gezien de veranderde opvattingen ten aanzien van nevenfuncties van politici en mogelijke belangenverstrengeling?

Deze leden vragen verder of de oplossingen die voorgesteld worden om het verbod op openbaarmaking van de einduitslag uit de Akte te respecteren niet wat kunstmatig zijn, gezien de feitelijke openbaarheid van de einduitslag op de verkiezingsavond. Als een van de doelen van de Europese Akte is te voorkomen dat stemgedrag van kiezers in verschillende landen elkaar mogelijk beïnvloeden, dan biedt het opschorten van de bekendmaking van de officiële einduitslag tot (na) zondagavond daarvoor geen soelaas, als de uitslag inofficieel allang vaststaat. Geeft de Akte deze ruimte expliciet, of wordt hier creatief met de regels omgegaan? Welke alternatieven zijn mogelijk en waarom is daarvoor niet gekozen?

De leden van de GroenLinksfractie kunnen zich voorstellen dat, om problemen met de vroegtijdige openbaarmaking te voorkomen en de verkiezing voor het Europees Parlement (EP) te harmoniseren, Nederland er net als vele andere landen in de EU toe overgaat het Europees Parlement op zaterdag of zondag te kiezen. Vormt Nederland geen uitzondering in Europa, als het gaat om het stemmen op een dag midden in de week?

Zou het stemmen op een gezamenlijke verkiezingsdag voor het EP ook niet bijdragen aan verdergaande Europese integratie? Zou het niet bovenal de problemen van vroegtijdige bekendmaking van de einduitslag oplossen?

Hoe beoordeelt de regering het voorstel om vertegenwoordigers van het EP op zondag te laten kiezen en zo een gemeenschappelijke Europese verkiezingsdag te bereiken? Is dit wetsvoorstel daarvoor geen aanleiding, nu Nederland met dit wetsvoorstel de geest van de Akte terzijde dreigt te schuiven? Is de afweging om op een andere dag te stemmen, opdat beter bij de Akte kan worden aangesloten, bij dit wetsvoorstel betrokken, en zo ja, waarom heeft de regering er dan uiteindelijk van afgezien? Voelt de regering er niets voor dit nog eens te overwegen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend voorstel tot wijziging van de Kieswet. Hoewel het grootste deel van de wijzigingsvoorstellen rechtstreeks voortkomen uit de wijziging van de Akte bestaan er bij de leden van de fractie van de ChristenUnie op enkele punten vragen.

Aan het begin van de memorie van toelichting (bladzijde 1) wordt er melding van gemaakt dat het dubbelmandaat voortaan wordt uitgesloten. Terecht wordt erop gewezen dat de relatie tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen in het kader van de Europese Conventie verder aan de orde zal komen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe deze toekomstige onmogelijkheid zich verhoudt tot de inhoud van de regeringsnotitie «Europa in de steigers». In deze notitie komen immers nog allerlei voordelen van de herintroductie van het dubbelmandaat nadrukkelijk aan de orde om zodoende «de verbinding tussen het Europese en het nationale parlement te herstellen». De suggestie uit deze notitie van een jaar geleden heeft gezien haar onmogelijkheid eigenlijk weinig betekenis.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het terecht dat de uitslag van de verkiezingen pas bekend mag worden gemaakt na sluiting van de stembussen in de lidstaat waar de kiezers het laatste hun stem uitbrengen. Toch bestaat op dit punt enige zorg. Want hoewel de uitslag officieel niet bekend zal worden gemaakt, gebeurt dit wel op inofficiële wijze. En daar gaat toch ontegenzeggelijk – hoe ongewenst ook – een bepaalde beïnvloeding van uit. Over ditzelfde systeem hebben de leden ook hun zorgen bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer via schriftelijke vragen aan de minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties kenbaar gemaakt (1563). Als in bepaalde lidstaten duidelijk is welke richting de uitslag uitgaat, zal dat naar de mening van deze leden zeker leiden tot beïnvloeding van de verkiezingen in lidstaten die bijvoorbeeld pas op zondag verkiezingen hebben. Zij vragen hierop een reactie van de regering.

Verder vragen zij wat de invloed zal zijn van voor de inhoud van dit voorstel (het moment van de bekendmaking van de uitslag van de verkiezingen) en een mogelijk referendum dat gelijktijdig met de Europese verkiezingen zou kunnen worden gehouden.

ARTIKELEN

Artikel I, onder A

Het is de leden van de fractie van de ChristenUnie niet geheel duidelijk in welke gevallen de zittingsduur van het Europees Parlement kan afwijken. Zij ontvangen graag een toelichting op de aangebrachte wijziging van artikel I, onderdeel A (artikel Y5, eerste lid). Verder vragen deze leden waarom de suggestie van de Kiesraad niet is overgenomen om aan artikel Y5 toe te voegen dat de eerste zitting van het Europees Parlement plaatsvindt op de eerste dinsdag na het verstrijken van een maand, te rekenen vanaf het einde van de verkiezingsperiode.

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Fessem (CDA), Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), Smilde (CDA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Straub (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Van Hijum (CDA) en vacature D66.

Plv. leden: Van Bochove (CDA), De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (CU), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Varela (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GL), Algra (CDA), Çörüz (CDA), Nawijn (LPF), Atsma (CDA), Bruls (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD), Eski (CDA) en Giskes (D66).

Naar boven