28 989
Cultuurnota 2005–2008

nr. 94
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2009

Hierbij stuur ik u ter kennisgeving de ’Tijdelijke regeling aanvulling eigen inkomsten cultuurinstellingen’, kortweg de matchingsregeling1. Deze regeling geldt voor alle cultuurproducerende instellingen in de basisinfrastructuur en treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2009 in werking.

De matchingsregeling komt voort uit het advies van de Commissie Cultuurprofijt en is aangekondigd in de brief Cultuurprofijt die ik vorig jaar juni aan uw kamer stuurde (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 989, nr. 80). Het is een onderdeel van een pakket aan maatregelen om culturele instellingen te stimuleren hun aansluiting bij publiek en andere maatschappelijke domeinen te versterken, nieuwe financieringsbronnen te vinden en zo het maatschappelijk draagvlak te vergroten.

Met deze regeling wordt de groei van eigen inkomsten gestimuleerd. Deze groei wordt gemeten ten opzichte van de gemiddelde eigen inkomsten in de cultuurnotaperiode 2005–2008 (het referentiebedrag). De instellingen die hier succesvol in zijn ontvangen een aanvullende matchingssubsidie. In totaal is 10 miljoen euro per jaar beschikbaar.

De maatregelen die uit de brief Cultuurprofijt voortkomen zijn uitgebreid in uw kamer besproken, met name in de context van de kredietcrisis. Ik heb in die overleggen toegezegd bij de matchingsregeling zo goed mogelijk rekening te houden met de veranderde economische situatie. Dat heb ik onder andere gedaan door het referentiebedrag over 2005–2008 de komende jaren niet te indexeren. Hierdoor blijft het referentiebedrag op prijspeil 2005–2008, zodat het voor instellingen relatief eenvoudiger wordt groei in inkomsten te realiseren. Daarnaast heb ik besloten om de eigen inkomsten in te delen in drie categorieën, waarvan los van elkaar de groei wordt gematcht. Zo wordt vermeden dat instellingen een vermindering van bijvoorbeeld inkomsten uit het VSBfonds eerst moeten compenseren met andere eigen inkomsten, voordat zij voor matching in aanmerking komen. De risico’s worden hierdoor gespreid, zonder het belangrijkste doel van de regeling te schaden: een simpele, generieke en brede stimuleringsmaatregel waarin meer eigen inkomsten direct wordt beloond.

De komende tijd blijf ik de verdere ontwikkelingen bij de particuliere fondsen, sponsoring en publiek volgen. Daartoe wordt contact onderhouden met de grote particuliere fondsen, sponsordeskundigen uit de sector en met de branche- en belangenverenigingen.

De resultaten over 2009 zullen laten zien in hoeverre instellingen in staat blijken hun eigen inkomsten te vergroten. Ik heb u al toegezegd om bij de eerste bepaling van de matchingssubsidies, in 2010, de effecten van de regeling te beoordelen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven