28 989
Cultuurnota 2005–2008

nr. 34
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2006

Hierbij doen wij u onze visie toekomen op het internationaal cultuurbeleid zoals aangekondigd in onze brief van 13 oktober 2005 (TK 2005–2006, 28 989 nr. 24).

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

KOERS KIEZEN

Meer samenhang in het internationaal cultuurbeleid

INLEIDING

Bijna tien jaar geleden werd het internationale cultuurbeleid nieuw leven ingeblazen en maakten de toenmalige bewindslieden voor buitenlandse zaken en cultuur de afspraak intensief samen te werken. Een markant gevolg is daarvan de vele succesvolle internationale culturele projecten die zowel binnen als buiten Nederland gerealiseerd zijn, en waar we trots op kunnen zijn. Maar er is de afgelopen jaren veel veranderd in de wereld. Ook Nederland is het toneel geweest van ingrijpende ontwikkelingen op verschillende terreinen. Mede daardoor zijn er, ondanks het geboekte succes, voldoende redenen om het internationale cultuurbeleid aan te scherpen.

Daarbij kan worden aangehaakt op het in oktober 2005 uitgebrachte advies van de Raad voor Cultuur over de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA), waarin de Raad – net als in zijn eerdere advies in 2003 – onderscheid maakt tussen strategisch en praktisch internationaal cultuurbeleid. Praktisch beleid staat hierin voor ondersteuning aan allerlei initiatieven in het culturele veld. Strategisch beleid staat voor samenhang en voor het inspelen door de overheid op lange termijn ontwikkelingen. Daarmee is een breder belang gediend dan dat van disciplines of instellingen afzonderlijk.

Ook de bundel All that Dutch, die in juni 2005 verscheen, sluit aan op onze wens het beleid verder aan te scherpen. Vanuit vier verschillende invalshoeken – cultureel profiel, cultuur & politiek, cultuur & economie en internationale reflectie – bevordert de bundel de opinievorming over de Nederlandse internationale cultuurpolitiek. Het beeld dat daarbij naar voren komt is dat de positie van Nederland binnen het internationale culturele krachtenveld is verzwakt.

Volgens ons is de tijd daarom rijp voor een herbezinning op het beleid. Doel is te komen tot een meerjarige, ambitieuze strategie voor het internationaal cultuurbeleid. Een strategie die optimaal aansluit bij het nationale cultuurbeleid en die tevens aansluit op ontwikkelingen in binnenland en buitenland.

In deze brief zetten wij uiteen welke koerswijziging ons voor ogen staat en welke instrumenten wij hiervoor inzetten. Deze brief is uw Kamer in het vooruitzicht gesteld per brief van 13 oktober 2005 (28 989, nr. 24), naar aanleiding van een eerder verzoek van uw Kamer om een reactie van ons op de bundel All that Dutch.1

1. STAND VAN ZAKEN

Aan het huidige internationaal cultuurbeleid liggen de volgende motieven ten grondslag:

• Presentatie van Nederlandse cultuur in het buitenland;

• Verrijking en inspiratie van de Nederlandse cultuur door middel van confrontatie en samenwerking met andere culturen en buitenlandse kunstenaars;

• Toetsing van het kwaliteitsniveau en de relevantie van de Nederlandse kunst- en cultuurpraktijk aan internationale criteria;

• Behoud van cultureel erfgoed dat Nederland deelt met andere landen;

• Imagoversterking van ons land en onze cultuur.

Middelen

Internationale activiteiten en projecten zoals presentaties in het buitenland, bezoekersprogramma’s en tournees vormen de hoofdmoot van de internationale uitvoeringspraktijk. Voor de financiering bestaan op dit moment verschillende mogelijkheden. Allereerst de middelen van het gezamenlijk beleidsterrein internationaal cultuurbeleid, waaronder de middelen die behoren tot de zogenoemde Homogene Groep voor Internationale Samenwerking (HGIS). Deze middelen worden aangeduid als de HGIS-Cultuurmiddelen en zijn tot op heden uitsluitend bestemd voor éénmalige, vernieuwende, internationale culturele activiteiten waarbij vier aandachtsgebieden worden onderscheiden:

• Nederland als culturele vrijhaven;

• het gemeenschappelijk cultureel erfgoed;

• grootschalige manifestaties;

• landen die op grond van cultuurpolitieke en/of buitenlandpolitieke overwegingen zijn aangemerkt als prioriteitslanden.

Voorts zijn onder het programma Culturele Ambassadeprojecten (PCAP) gedelegeerde middelen beschikbaar voor ambassades met een versterkte culturele component.1

Daarnaast is er geld voor internationalisering beschikbaar via subsidies in het kader van de Cultuurnota. Ook fondsen leveren financiële bijdragen aan het internationaal cultuurbeleid. Bovendien zijn er private fondsen, biedt de Economische Voorlichtingsdienst (EVD) projectmatige, financiële ondersteuning en informatie en zijn er de EU-kaderprogramma’s, zoals Cultuur 2000, MEDIA en Euregionale fondsen, waaruit internationale culturele activiteiten worden bekostigd.

Op het terrein van internationale samenwerking zijn ook het Nationaal Archief, de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en het Instituut Collectie Nederland zeer actief. Het betreft hier zowel internationale projecten (adviezen, onderzoeken, kennisuitwisseling, bruikleen etc.) als deelname aan internationale gremia.

Resultaten en kritiek

Ontegenzeggelijk is het internationale cultuurbeleid de afgelopen jaren op verschillende fronten meer zichtbaar geworden. Niet alleen is er, mede dankzij de ondersteuning van projecten uit de HGIS-Cultuurmiddelen, een duidelijke impuls gegeven aan de internationale uitwisseling én samenwerking. Ook de betrokkenheid van fondsen en sectorinstituten bij internationale activiteiten is toegenomen. Op de Nederlandse ambassades is er meer ingezet op de culturele component van het buitenlandbeleid, waardoor onder meer de informatievoorziening en dienstverlening vanuit het buitenland is verbeterd. Om te voorzien in bovensectorale informatie, uitwisseling en coördinatie is de SICA opgericht.

Tegelijkertijd is er kritiek. Die heeft lang niet altijd direct betrekking op het beleid, maar raakt vaak aan algemene ontwikkelingen in de Nederlandse kunst en cultuur. In enkele bijdragen aan All that Dutch wordt gesteld dat op het gebied van de beeldende kunst Nederland zodanig achteruit is gegaan dat ons land zijn positie als voorloper heeft verloren. Ook is de Nederlandse kunstwereld teveel naar binnen gericht. Er is te weinig nieuwsgierigheid naar buiten. Voorts pleiten verschillende auteurs voor scherpere keuzes door de overheid in de internationale profilering van onze cultuur, met name op sterke sectoren zoals vormgeving.

De sombere opvattingen over de Nederlandse kunst en cultuur worden niet in de volle breedte gedeeld, ook niet in de bundel. Uit gesprekken ter voorbereiding op deze brief komt een wat rooskleuriger, maar vooral ook genuanceerder beeld naar voren. Dit blijkt uit voorbeelden die aangehaald worden van Nederlandse schrijvers die zijn gelauwerd met internationale literaire prijzen, Nederlandse architecten en ontwerpers die behoren tot de internationale top, Nederlandse orkesten en ensembles van uiteenlopende genres die geregeld te gast zijn op internationale podia en de operabeoefening in ons land die volop in de internationale belangstelling staat.

Er wordt – zo blijkt – verschillend gedacht over onze positie binnen de internationale culturele arena. Niettemin nemen we de kritiek – hoe verschillend ook van aard en in voorkeuren voor oplossingen – wél serieus. Met velen in het veld delen we de overtuiging dat het goed is, voor Nederland en de Nederlandse kunst en cultuur in het bijzonder om hard en meer gericht aan de weg te blijven timmeren. Hiervoor is een doelgericht internationaal cultuurbeleid nodig. Zowel omwille van de kunst- en cultuursector zelf, als ook voor de internationale positionering van Nederland als land van inventiviteit, creativiteit en kwaliteit. En niet in de laatste plaats voor de noodzakelijke verdieping en verrijking van het maatschappelijke en culturele debat in ons land, waarvan de thematiek alsmaar internationaler van aard is geworden.

Het advies van de Raad voor Cultuur en de kritische geluiden uit de bundel vatten wij daarom op als een aanmoediging een nieuwe koers uit te zetten. Ondertussen zijn de actuele thema’s van het nationale cultuurbeleid zoals «Culturele Diversiteit» en «Creatief Vermogen» op praktisch niveau doorgedrongen tot het internationaal cultuurbeleid. Ook dat sterkt ons in de overtuiging dat een nieuwe, meer ambitieuze aanpak van het internationale cultuurbeleid is geboden.

2. WAT GAAN WE DOEN?

Zowel in het Raadsadvies als in verschillende bijdragen aan All that Dutch wordt gepleit voor meer visie en sturing in het internationaal cultuurbeleid. De Raad voor Cultuur1 verwoordt het aldus:

«Het dominerende credo van een Internationaal Cultuurbeleid waarin de vraag vanuit het buitenland bepalend is, heeft er in het laatste decennium zowel op overheidsniveau als in de culturele sector toe geleid dat minder aandacht werd besteed aan het ontwikkelen van een visie op de positie van de Nederlandse kunst en cultuur en haar beoefenaars in de internationale context als zodanig en op de vraag welke voorwaarden vervuld dienen te worden om die positie te houden en respectievelijk te verbeteren.»

In het advies dringt de Raad onder meer aan op een nauwere band van het internationale cultuurbeleid met politieke en maatschappelijke doelen alsmede economische activiteiten. Zijns inziens is daarbij een strakkere regie onontbeerlijk, evenals meer coördinatie ten aanzien van het internationale cultuurbeleid van de kant van de overheid.

Bij het invulling geven aan meer visie en strategie sluiten wij aan bij het kabinetsbeleid, zoals gepresenteerd in de nota «Verschil maken», om zuiver artistieke subsidiebeslissingen over te dragen aan de fondsen, maar beslissingen waarbij ook een beleidsmatig belang aan de orde is aan de overheid te laten.

We onderscheiden daarbij in navolging van de Raad voor Cultuurpraktisch en strategisch internationaal cultuurbeleid.

Praktisch beleid

Voor de vitaliteit van de Nederlandse kunst en cultuur is het van groot belang dat deze zich steeds blijft meten met zijn internationale omgeving. Het praktisch internationaal cultuurbeleid is noodzakelijk voor een open en gevarieerde internationale samenwerking in kunst en cultuur. Dit beleid krijgt vorm door de ondersteuning van internationale, vernieuwende initiatieven door Nederlandse instellingen, afkomstig uit de volle disciplinaire breedte van kunst en cultuur. De praktische component behoudt binnen het nieuwe beleid een voorname plaats.

Concrete samenwerking op eigen initiatief tussen kunstenaars en instellingen, zowel in Nederland als in het buitenland, waarbij primair de kwaliteit maatgevend is, krijgt in de komende jaren volop steun. Coproducties met buitenlandse instellingen en kunstenaars en niet-commerciële programmering van bijzondere buitenlandse producties in Nederland verdienen hierbij evenzeer de aandacht als Nederlandse presentaties in het buitenland.

De verantwoordelijkheid voor het praktisch beleid dient in beginsel, zoals de Raad heeft geadviseerd, in het veld te liggen: fondsen, sectorinstituten en koepelorganisaties spelen in de uitvoering ervan elk een sleutelrol. Gelet op het gebruik van de artistieke kwaliteit als dominante maatstaf is de rol van de overheid in het praktisch internationaal cultuurbeleid vooral voorwaardenscheppend. Eveneens waarborgt de overheid dat er via de fondsen vrij toegankelijke projectbudgetten bestaan. In de toekomst zullen we de inzet van fondsen bij de besteding van de HGIS-Cultuurmiddelen continueren. De invulling van het praktisch internationaal cultuurbeleid sluit zo aan op belangrijke principes in het Nederlands cultuurbeleid: vertrouwen op het initiatief en de kwaliteit van kunstenaars en een overheid die zich op gepaste afstand houdt bij de inhoudelijke beoordeling van individuele aanvragen.

Strategisch beleid

Er is in het verlengde van het advies van de Raad voor Cultuur ook aanleiding voor meer coördinatie en strategie in het internationaal cultuurbeleid. We kunnen meer resultaten bereiken wanneer we niet alleen vele bloemen laten bloeien, maar ook op een aantal welgekozen gebieden samenhang en ambitie aan de dag leggen. Geopolitieke en economische ontwikkelingen zoals de Europese eenwording en de voortschrijdende globalisering hebben een grote uitwerking op onze samenleving, eveneens in culturele zin. Deze dienen in ogenschouw te worden genomen bij het ontwikkelen en uitvoeren van internationaal cultuurbeleid. Zo willen we inspelen op de opkomst van grootmachten als China, Brazilië, Rusland en India. Meer samenhang, beter inspelen op de lange termijn en meer ambitie vragen om meer richting in het overheidsbeleid. Door dit strategisch beleid te benoemen, wordt het overheidshandelen transparanter en kan de overheid inzetten op meerjarige trajecten.

In het verleden is al gebruik gemaakt van specifieke opdrachten ter uitvoering van strategisch beleid. Onder andere is in de tweede helft van 2004 in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de EU het programma Thinking Forward uitgevoerd. Deze gebundelde culturele omlijsting van het voorzitterschap was gericht op het strategische doel de culturele samenwerking met de tien nieuw toetredende lidstaten in de schijnwerper te zetten. De concrete invulling van dit culturele programma was uitbesteed aan een intendant. In de praktijk kan dit type opdracht zowel door een individueel persoon als door een organisatie worden uitgevoerd.

Een ander voorbeeld van een strategische benadering bieden de trajecten die worden uitgezet om de culturele samenwerking met bepaalde landen, zoals met Marokko in 2005, te intensiveren. Ook het initiatief voor een gezamenlijke culturele missie naar China in 2005, en de opvolging hiervan, vormen de opmaat naar een meer strategisch ingericht internationaal cultuurbeleid. Bij de concrete invulling van dit programma is het van belang om ons mede te laten inspireren door het beeld dat in het buitenland van ons land bestaat. Juist buitenlandse deskundigen kunnen ons een spiegel voorhouden waarin we onze sterktes en zwaktes kunnen zien.

Voor de komende jaren stellen we voor om binnen de drie onderstaande categorieën, meerjarige programma’s uit te voeren, in nauwe samenwerking met de partners in het culturele veld. Het gaat om:

CATEGORIEËN

A. Verbinding tussen nationaal en internationaal cultuurbeleid

B. Buitenlandpolitieke prioriteiten

C. Sectorspecifieke intensiveringen

De werkwijze hierbij is als volgt:

• de overheid stelt beleidskaders op met doelstellingen;

• de doelen worden gerealiseerd door direct initiatief van de overheid dan wel initiatieven uit het veld aan te moedigen;

• de uitvoering van programma’s wordt in de regel op afstand geplaatst, bijvoorbeeld via een intendantconstructie, of een consortium van partijen in het veld;

• een integraal onderdeel van de opzet van de programma’s is steeds een kritische toets van de voornemens aan het beeld dat in het buitenland van ons land bestaat.

Voor de concrete uitvoering van het strategisch beleid als onderdeel van het internationaal cultuurbeleid zal met maximaal 50% van de beschikbare HGIS-Cultuurmiddelen een vierjaarlijks werkplan worden opgesteld dat aan de Kamer zal worden toegezonden.

In de komende tijd staat ons de volgende invulling voor ogen:

A. Verbinding tussen nationaal en internationaal beleid

Hierbinnen willen wij de komende jaren Cultuur en Economie en Culturele Diversiteit centraal stellen.

Cultuur en economie: De creatieve kracht van Nederland beter gebruiken

Tal van Nederlandse culturele producten, variërend van de dance van DJ Tiësto tot en met de ontwerpen van Hella Jongerius, vinden een gretige afzet in het buitenland. Succes is in eerste instantie afhankelijk van individuele artistieke talenten. Vervolgens kan de overheid een sleutelrol spelen bij het bestendigen en uitbreiden van succes – zeker waar het om het collectief succes van een sector gaat, bijvoorbeeld Dutch Design.

Op 14 oktober 2005 stuurden de bewindslieden van Economische Zaken en de staatssecretaris van Cultuur en Media Ons Creatieve Vermogen, brief cultuur en economie naar de Tweede Kamer1, met als inzet de economische potentie van creativiteit beter te benutten. In het Programma voor de Creatieve Industrie dat in deze beleidsbrief aangekondigd wordt, staat een beter ondernemingsklimaat voor de creatieve bedrijfstakken geagendeerd, inclusief internationale ambities, zoals het bevorderen van de export, het versterken van het imago van Nederland en het ondersteunen van de collectieve promotie. Ook in de Filmbrief van 31 maart 20061 worden voorstellen gedaan om de profilering, kennisontwikkeling en -verspreiding van de Nederlandse film in het buitenland te versterken en de samenwerking van Nederlandse filmmakers en producenten met buitenlandse partners te stimuleren.

In het internationaal cultuurbeleid willen wij de inspanningen op het terrein van «Cultuur en Economie» verder uitbouwen. De uitvoering van onderstaande beleidsmaatregelen is hierbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van Economische Zaken, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en Buitenlandse Zaken.

In nauwe samenhang met het programma Cultuur en Economie gaan wij in het kader van de HGIS-Cultuurmiddelen de komende periode extra steun verlenen aan nieuwe en soms ook onorthodoxe cultuuruitingen die economisch innovatief en veelbelovend zijn. Zij verdienen een plaats in de internationale uitstalkast van ons cultuurbeleid. De presentatie van veelbelovende economische disciplines in het buitenland zal bijdragen aan een sterker internationaal cultuurbeleid en het maakt deze cultuuruitingen niet alleen economisch onafhankelijker, maar ook internationaal competitiever.

Wij stellen verder een onderzoek in naar economisch sterke creatieve bedrijfstakken, in internationaal opzicht, en naar kansen op het vlak van collectieve promotie. Ook wordt de samenwerking tussen culturele en handelsattachés op de posten actief gestimuleerd. Ten slotte zullen we, waar nodig, de economische benutting van creativiteit in Europese gremia blijven agenderen, vanuit de opvatting dat creativiteit en cultuur een sleutelrol dienen te spelen bij de vormgeving van een competitieve en toekomstbestendige Europese economie. Het komende Werkplan Cultuur van de Onderwijs, Jeugd en Cultuurraad van de EU is daarvoor de eerste aangewezen plek, nadat Nederland tijdens haar EU-voorzitterschap in 2004 dit onderwerp als eerste agendeerde.

Culturele diversiteit en dialoog

Ons land heeft zich door de eeuwen heen gekenmerkt door het vermogen nieuwe mensen en ideeën op te nemen zonder de onderlinge verschillen te ontkennen. Nu dat vermogen onder druk lijkt te staan, kan cultuur een bijdrage leveren aan behoud en herstel, van onze open maatschappij.

Door migratie is de culturele variëteit in Nederland enorm toegenomen. De culturele verrijking die migratie voor ons land betekent, willen we zichtbaar maken in het internationaal cultuurbeleid. Naast investeren in nieuwe cultuuruitingen in Nederland willen we ruimte geven aan culturele uitwisseling, in het bijzonder met landen waarmee Nederland op grond van het koloniale verleden maar ook door recente migratie een speciale band heeft. Zo zal bijvoorbeeld de dialoog met de Mediterrane en Arabische wereld, met name met Turkije en Marokko worden versterkt door wederzijds culturele activiteiten te programmeren. Daarbij zal onder meer worden voortgebouwd op het fundament dat is gelegd door de activiteiten rond de viering van 400 jaar relaties tussen Nederland en Marokko. Wij zien in dit verband ook een rol voor het in oprichting zijnde Huis voor de Culturele Dialoog.

Ook internationaal speelt dialoog een belangrijke rol. De noodzaak van verdieping in de maatschappelijke dimensie van cultuur is onderstreept door de onrust rond de Deense cartoonkwestie. Ook op Europees niveau is deze urgentie voelbaar. De EU heeft 2008 tot het jaar voor de Interculturele Dialoog uitgeroepen. Wij gaan het internationaal cultuurbeleid mede inzetten om deze dialoog te helpen vormgeven, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de Nederlandse ambassades.

Niet alleen de concrete uitwisseling, maar ook de internationale reflectie op onze cultuur verdient meer aandacht dan ze krijgt. Daardoor kunnen de inzichten in en de kennis van onze cultuur die het internationaal cultuurbeleid opleveren breder zichtbaar en toegankelijk worden gemaakt. Internationale culturele activiteiten en uitwisseling moeten geen niche blijven voor geselecteerde professionals. Ze moeten ook een spiegel bieden waarin brede groepen van de samenleving kunnen kijken om niet alleen anderen, maar ook zichzelf beter te leren kennen. De dialoog over culturele verschillen zal daarmee aanzienlijk aan kwaliteit en betekenis kunnen winnen. Bovendien kan Nederland aldus in omgekeerde richting een eigen bijdrage leveren aan het internationale debat over deze vraagstukken. We verwelkomen daarom initiatieven om aan dit debat invulling te geven.

B. Buitenlandpolitieke prioriteiten

Cultuur geeft Nederland mogelijkheden om zich te profileren en te positioneren als een vooruitstrevend, vernieuwend en open land. Onze positie in het buitenland wordt hierdoor versterkt. Internationale culturele samenwerking benadrukt de kwaliteit en diversiteit van de Nederlandse cultuur en de rol van Nederland als gastland voor internationale culturele uitwisseling. Deze culturele profilering beïnvloedt de dialoog en de bredere politieke, sociale en economische betrekkingen met andere landen. De regering streeft derhalve naar een versterkt internationaal cultureel profiel en naar een grotere kennis van en waardering voor Nederland in het buitenland. Daarvoor is nu al een basis door de hoge kwaliteit van onze cultuur en cultuurbeoefening. Het gaat er nu om daarvan beter gebruik te maken.

Ten opzichte van de huidige praktijk zal de gewijzigde aanpak gerichter inspelen op de mogelijkheden voor de verschillende cultuurdisciplines en de vele «buitenlanden». In het huidige systeem is sprake van prioriteitslanden. Het aantal is inmiddels fors gegroeid waardoor moeilijk nog van gerichte prioriteiten kan worden gesproken. We schaffen het criterium prioriteitslanden dan ook af. Niet de status van prioriteitsland, maar de combinatie van vraag uit het buitenland, artistieke kwaliteit van initiatieven en buitenlandpolitieke context moeten van doorslaggevend belang zijn bij de toekenning van projecten. Liever kiezen we dus voor een flexibele aanpak die steeds de mogelijkheid biedt om in te spelen op de beste kansen voor disciplines al dan niet in combinatie met specifieke regio’s of landen en buitenlandpolitieke overwegingen. Maatwerk moet centraal staan. Een goed voorbeeld hiervan is de aandacht die dit jaar besteed wordt aan de viering van 400 jaar betrekkingen met Australië. Prioriteiten binnen deze categorie zullen met behulp van het werkplan langer van te voren worden vastgesteld, mede om een goede follow-up te garanderen.

Flexibiliteit bij het maken van combinaties tussen disciplines en landen is van belang om Nederland beter en actiever te presenteren. Bijvoorbeeld op belangrijke knooppunten in het internationale culturele leven, zoals internationale festivals, die vaak naar discipline zijn opgezet en internationale presentaties tijdens wereldtentoonstellingen of themajaren. Aanwezigheid is vooral vanuit een cultureel oogpunt, maar vaak ook vanuit een economisch, toeristisch of «public diplomacy»-oogmerk van belang.

De versterkte posten voor cultuur op een aantal Nederlandse ambassades in het buitenland spelen een belangrijke rol in de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid. Zij dragen bij aan de opbouw en het onderhoud van duurzame relaties en het identificeren van nieuwe potentiële terreinen van samenwerking. De invulling van de versterkte posten kan – mede gebaseerd op de ontwikkelingen in het internationaal cultuurbeleid – worden aangepast. De recente inzet om de culturele betrekkingen met China te ontwikkelen kan hierbij als model dienen, zo hebben we besloten de Nederlandse ambassade in China aan te wijzen als een versterkte post.

Het «nee» tegen de Europese grondwet heeft onder meer te maken met een nog onvoldoende gevoerde discussie over nationale identiteitsbeleving. Cultuur is daarbij een instrument van betekenis. Tegelijkertijd draagt binnen de Europese samenwerking cultuur bij aan het versterken van onderling begrip. Dit geldt vooral voor de culturele samenwerking met de nieuwe en aankomende lidstaten. Maar ook aandacht voor de culturele samenwerking met onze directe buurlanden blijft wenselijk. Daarom willen wij investeren in een vervolg op het eerder genoemde programma Thinking Forward met als doel het onderstrepen van onze Europese waarden, het respecteren van onze culturele verschillen en de verrijking die dit oplevert.

C. Sectorspecifieke intensiveringen

Een van de woordvoerders in All that Dutch zegt het zo: «Bij het uitgaan van een Nederlands cultureel profiel zou de uitvoer van eigenzinnige hoogtepunten centraal moeten staan». Sommige critici wijzen er in dit verband op dat Nederland lange tijd de naam heeft gehad nieuwe praktijken en concepten te bedenken. Nog altijd wordt in het buitenland vaak het vernieuwende karakter van de kunstbeoefening in Nederland geroemd.

Het hoeft nauwelijks betoog dat het verstandig is ons te concentreren op waar we goed of nog liever beter in zijn dan anderen. In alle disciplines is een bepaald minimumniveau aan promotieactiviteiten nuttig en wenselijk. Maar er is veel voor te zeggen daarnaast te kiezen voor een éxtra inzet op terreinen waar, gelet op onze kwaliteit en reputatie, veel te winnen valt. Dat betekent populair gezegd niet kiezen voor de spreekwoordelijke Hollandse «middelmaat». Maar het betekent hier ook niet kiezen voor alleen maar gearriveerde namen. Naar onze mening moet het gaan om het expliciet gedurende een langere periode voorrang geven aan een beperkt aantal talenten van de toekomst.

Het gaat er om toekomstgericht te investeren in de internationale positionering, promotie en programmering van Nederlandse kunstenaars. Een dergelijke investering draagt eraan bij dat Nederlandse kunst ook op termijn goed zichtbaar is over de grens met alle positieve neveneffecten van dien zoals bijvoorbeeld het bieden van een springplank voor andere kunstdisciplines. Omdat de mogelijkheden per discipline en per land kunnen verschillen willen we overleggen met fondsen en sectorinstituten, zodat zo recht gedaan kan worden aan de verschillende initiatieven per sectoren.

Naast tijdelijke, meerjarige investeringen in verschillende disciplines, onderscheiden we ook een sector die naar onze mening een permanente investering waard is, en dat is het gemeenschappelijk cultureel erfgoed.

In de loop van de tijd heeft Nederland met een aantal landen hele intensieve relaties onderhouden op het gebied van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Dit deel van onze geschiedenis heeft veel immateriële en materiële herinneringen voortgebracht waaraan we refereren als gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Onze huidige samenleving is het product van een lange en soms moeizame geschiedenis die je moet kennen om het Nederland van nu te begrijpen. Dat geldt ook voor de landen waarmee we het verleden delen.

Om het gemeenschappelijk cultureel erfgoed in samenwerking met de betreffende landen te kunnen behouden zal het erfgoedbeleid binnen het internationaal cultuurbeleid een vaste plaats innemen. De uitvoering van het beleid wordt gekenmerkt door flexibiliteit en maatwerk. Maatwerk dat tot stand komt doordat activiteiten plaatsvinden binnen een voor elk land specifiek ontworpen kader dat in overleg met het partnerland is uitgezet. De komende jaren willen wij inzetten op vergroting van de samenhang met andere culturele en maatschappelijke sectoren, waardoor het rendement zal kunnen groeien. Binnen de landenspecifieke beleidskaders gaan we structurele activiteitenplannen ontwikkelen waarin aandacht wordt besteed aan actuele thema’s binnen het gemeenschappelijk cultureel erfgoed zoals slavernijgeschiedenis, water, forten.

Naast een meer structurele aanpak is het van belang dat de talloze en veelsoortige verworvenheden van het gemeenschappelijk cultureel erfgoedbeleid, ook uit wetenschappelijke hoek en erfgoedveld behouden blijven en op een centrale plek toegankelijk zijn. Met het oog hierop verwelkomen wij het particulier initiatief uit het veld dat genomen is om een voorziening in te richten voor het verzamelen en verspreiden van kennis en expertise op dit terrein, waardoor ook de relatie met andere erfgoedterreinen zoals werelderfgoed kan worden gelegd.

3. WELKE INSTRUMENTEN ZETTEN WE IN?

Middelen voor het internationaal cultuurbeleid

Uit verschillende bronnen zijn middelen beschikbaar voor het internationaal cultuurbeleid: er zijn in de eerste plaats de HGIS-Cultuurmiddelen ter hoogte van € 8,8 miljoen, waarvan momenteel circa 40% overgedragen is aan fondsen. Daarnaast zijn er de gedelegeerde ambassadebudgetten (PCAP) ter hoogte van € 1,1 miljoen, de niet-gedelegeerde ambassademiddelen (PICB) van € 400 000. Eveneens wordt een deel van de cultuurnotamiddelen aangewend voor internationalisering. Dit laatste komt voor zover het culturele instellingen betreft vooral ten goede aan praktisch internationaal cultuurbeleid. Ten behoeve van het praktisch beleid wordt de omvang van de aan fondsen overgedragen HGIS-Cultuurmiddelen van 40% naar 50% verhoogd.

De voor strategisch beleid gereserveerde 50% van de HGIS-Cultuurmiddelen zal ten behoeve van de drie categorieën binnen het strategisch beleid: verbinding tussen nationaal en internationaal beleid, buitenlandpolitieke prioriteiten en sectorspecifieke intensiveringen, met ingang van 1 januari 2007 en met inachtneming van de lopende verplichtingen, sturender worden ingezet. Deze komen tot besteding in meerjarige programma’s, onder meer in de vorm van opdrachten. Vanzelfsprekend zijn de fondsen, sectorinstituten en de SICA belangrijke partners bij het vormgeven en uitvoeren van deze meerjarige programma’s. Deze nieuwe werkwijze heeft ook tot gevolg dat de huidige procedure, waarbij sprake is van een ambtelijke adviescommissie, zal worden opgeheven. Er zal een ambtelijke stuurgroep worden ingesteld, die zich richt op het adviseren van de beide bewindspersonen met name op het gebied van het opstellen van beleidskaders en het geven van opdrachten in het kader van het strategisch beleid. Op korte termijn zal een evaluatie van het HGIS-Cultuurprogramma worden uitgevoerd. Er zal een nadere uitwerking komen van de praktische invulling van het nieuwe model, waaronder de precieze opzet van de inschakeling van de fondsen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal op korte termijn met de fondsen en sectorinstellingen overleggen op welke wijze zij de door hen ontvangen subsidies voor internationalisering uit de cultuurnota mede kunnen inzetten ter ondersteuning van het nieuwe internationaal cultuurbeleid, zoals in deze brief uiteengezet.

Vereenvoudiging

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het initiatief genomen om te zoeken naar mogelijkheden om regels en uitvoeringsbesluiten op het gebied van het internationale verkeer van kunstwerken te vereenvoudigen.

Recent is door de staatssecretaris van Sociale Zaken op verzoek van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een regeling gepubliceerd die het voor werkgevers in de culturele sector eenvoudiger maakt om buitenlandse topkunstenaars (bijvoorbeeld dirigenten of dansers) te contracteren. De regeling heeft betrekking op contracten met kunstenaars die afkomstig zijn uit landen waarvoor geen vrij verkeer van werknemers geldt en die voor langer dan vier weken overkomen. De regeling houdt in dat voor een aantal specifieke artistieke functiegroepen de arbeidsmarkttoets bij het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning komt te vervallen. Het voorstel hiertoe is voorbereid door een werkgroep van werkgevers en werknemers in de culturele sector.

SICA

De SICA houdt zich bezig met alle aspecten van internationale culturele activiteiten. Het afgelopen jaar heeft de SICA, conform afspraak, een werkplan uitgebracht waarin al wordt vooruitgelopen op de ontwikkeling van een nieuw internationaal cultuurbeleid. Met een versterking van de bovensectorale samenwerking, die van onderaf wordt vormgegeven, geeft de SICA een passende bijdrage aan de roep om meer strategie binnen het internationaal cultuurbeleid. De Raad heeft zijn waardering uitgesproken voor de opstelling van de SICA. Hij constateert ook een betere afstemming tussen de SICA, de fondsen en de sectorinstituten. De nieuwe samenwerking tussen SICA en Felix Meritis past goed in de nieuwe rol van de SICA als kenniscentrum en aanjager van de discussie over de internationale dimensie van de Nederlandse kunst en cultuur.

Monitoring

Om de uitkomsten van ons vernieuwde beleid goed te kunnen volgen, zal een monitor worden opgezet die de resultaten periodiek kwantitatief registreert. Een dergelijke monitor, waarom ook door uw Kamer is gevraagd in de motie-Leerdam/Nijs1 ontbreekt tot nu toe. Wij denken hierbij aan een verbeterde en meer uitgebreide variant van een instrument zoals Buitengaats van de SICA. We zullen daarom in overleg treden met de SICA om met ingang van 1 januari 2007 tot nadere afspraken te komen. Om de resultaten van het internationale cultuurbeleid ook kwalitatief te kunnen beoordelen wordt in overleg met de Raad voor Cultuur gezocht naar een systematiek om ook het oordeel van buitenlandse deskundigen in de advisering over het internationaal cultuurbeleid te betrekken.

SLOT1

Samengevat komt onze herbezinning van het internationaal cultuurbeleid erop neer dat wij naast het voeren van een praktischinternationaal cultuurbeleid, meer willen inzetten op strategisch beleid. Door ons te concentreren op drie categorieën van programma’s beogen wij de kwaliteit van Nederlandse kunst en cultuur naar een hoger niveau te tillen en het internationaal cultuurbeleid effectiever te maken.

De veranderingen samengevat, komen neer op:

• Duidelijk onderscheid tussen praktisch en strategisch internationaal cultuurbeleid, met daarbij een verruiming van de middelen van strategisch beleid tot 50% van de HGIS-Cultuurmiddelen;

• Binnen het strategisch beleid sturender te werk gaan met een drietal categorieën: Verbinding tussen nationaal en internationaal beleid, buitenlandpolitieke prioriteiten, sectorspecifieke intensiveringen; waardoor het criterium prioriteitslanden komt te vervallen;

• Bij invulling van het strategisch beleid gebruikmaken van in de regel intendanten, danwel samenwerkingsverbanden;

• Permanente ondersteuning voor gemeenschappelijk cultureel erfgoed;

• Om de vier jaar een werkplan voor strategisch beleid naar de Tweede Kamer.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

De overige ambassades putten uit de middelen die onder het programma internationaal cultuurbeleid (PICB) beschikbaar zijn.

XNoot
1

Brief aan de Staatssecretaris van OCW dd 15 november 2005, p. 4.

XNoot
1

TK 2005–2006, 27 406 nr. 57.

XNoot
1

TK 2005–2006, 25 434 nr. 26.

XNoot
1

TK 2005–2006, 30 300 nr. 94.

XNoot
1

*) De brief van de Raad voor Cultuur d.d. 15 nov. 2005 is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven